Week 1
Hoorcollege: Als opvoeden niet vanzelf gaat (p. 17 - 36)
Als opvoeden niet vanzelf gaat, of als de ontwikkeling van een kind stagneert, kan een
'opvoedingsimpasse' ontstaan. Dit proces verloopt als volgt:
1. De opvoeder constateert voor tijdstip I dat de ontwikkeling van het kind niet in de door
hem gewenste richting verloopt.
2. De opvoeder heeft op dat moment naar beste kunnen geprobeerd om de ontwikkeling
van het kind in de gewenste richting te beïnvloeden.
3. Op tijdstip I is de opvoeder van mening dat hij daar niet in geslaagd is.
4. De opvoeder ziet dan ook geen bevredigende middelen meer om de ontwikkeling van het
kind in die richting te beïnvloeden.
5. De opvoeder mist op dat moment tevens de verwachting dat hij zelfstandig, of in overleg
met medeopvoeders, binnen een acceptabele termijn bevredigende middelen zal vinden.
6. Dit besef gaat gepaard met pijnlijke emoties bij de opvoeder.
- Kok beschrijft opvoeden als een wezenlijk aspect van het menselijk bestaan, waarmee
men 'het humane voortbestaan' mogelijk maken. Dit hangt namelijk nauw samen met
factoren als de tijdgeest, de cultuur of wetenschappelijke opvattingen.
- Volgens Van Dale is opvoeden: 'lichamelijk en geestelijk vormen; grootbrengen'.
Deze definitie geeft het beeld van een proces dat hoofdzakelijk bestaat uit gerichte
handelingen die van de opvoeder uitgaan naar het kind. Dit beeld is te eenzijdig: ten eerste
neemt niet alleen de opvoeder maar ook het kind actief deel aan het opvoedingsproces. Er is
altijd sprake van een wederzijdse beïnvloeding.
Ten tweede krijgt opvoeding niet alleen vorm in een reeks doelgerichte en bewuste
pedagogische handelingen die leiden tot een bepaalde ontwikkeling bij het kind. Een
belangrijk accent ligt juist bij de invloed van de dagelijkse omgang met elkaar, de sfeer of de
wijze waarop de opvoeder 'voorleeft' wat hij belangrijk vindt.
- De Winter benadrukt dat opvoeden meer omvat dan het beeld dat in supernannyachtige tv-
programma's geschetst wordt; gedragstherapie in de vorm van belonen en ontmoedigen van
gedrag, ofwel behavioristische conditionering.
Volgens Winter gaat het om complexere zaken, zoals de "vorming van persoonlijkheid, om
het ontdekken van identiteit en de zin van je bestaan, om je plaats in cultuur en
samenleving". Daarbij zijn wijsheid en gezag, geduld, moed en ervaring belangrijker dan
simpele conditioneringsprincipes.
Definitie opvoeden:
Kok: 'het in relatie staan van opvoeder(s) en opvoedeling(en), waarin de opvoeder zich als
persoon, als zijn wijze van mens-zijn presenteert, een klimaat creëert dat
persoonlijkheidsgroei bevordert en leefsituaties zo hanteert dat deze optimale kansen bieden
voor zelfontplooiing'.
Sinds WO 2 heeft er een verschuiving plaatsgevonden in het opvoedingsdenken:
Van 'het opvoedingsdoel' naar 'de kwaliteit van de opvoedingsrelatie'.
We zien dit in de definitie van Kok terug.
Achtergronden van deze verschuiving:
- opvoeden kent geen eindpunt
- er is geen algemene norm voor volwassenheid
- richting waarin wordt opgevoed is voor een groot deel cultureel bepaald en daarmee ook
tijd- en plaatsgebonden
, Week 1
Twee centrale opvoedingswaarden: autonomie en conformiteit.
In de westerse samenleving staat autonomie, ofwel zelfbepaling en conformiteit meer op de
voorgrond, in niet-westerse samenlevingen staat conformiteit meer voorop, ofwel aanpassing
aan de eisen van de omgeving.
Kok ziet opvoeden als een 'samen op weg zijn, zonder het waarheen te kennen'. Hij maakt
onderscheidt tussen het opvoedersperspectief en het kindperspectief.
De relatie is volgens Kok de basis van het opvoedingsproces; zonder relatie is opvoeden niet
mogelijk.
Functioneel en intentioneel proces:
- Met ‘het functionele karakter’ van de opvoeding verwijst Kok vooral naar de continue
onderlinge betrokkenheid van de deelnemers aan het opvoedingsproces. Van Sprang
beschrijft geborgenheid, veiligheid en een uitnodige (leer)omgeving als basis voor de
zelfontplooiing van het kind.
- De opvoeder wil het kind iets leren, duidelijk maken of laten ervaren. Kok noemt dit het
intentionele, ofwel doelgerichte karakter van de opvoeding. Kleine doelen zoals je
kamer opruimen, op tijd zijn, luisteren naar elkaar.
John Dewey zag de school als een samenleving in het klein, waarin kinderen konden leren
hoe ze zich moeten gedragen en kunnen bijdragen aan de samenleving.
Ook De Winter kent de opvoeding en het onderwijs een belangrijke rol toe. Waar
opvoedingscursussen zich vooral richten op individuele opvoeding en problemen op dit
gebied, noemt De Winter juist de invloed van de sociale kwaliteit van een wijk en sterke
sociale netwerken, waarin ook anderen dan de ouders zich verantwoordelijk voelen voor het
opgroeien van jeugdigen. Dit wordt ook wel de pedagogische civil society genoemd.
Van Strien beschrijft 3 niveaus van omgaan met problemen in de opvoeding:
1. Het niveau waarop ouders, leerkrachten en andere opvoeders nadenken over opvoeding
en gedrag. Ze proberen recepten uit voor alledaagse kwesties waarmee ze worstelen.
2. Het niveau van de praktijkgerichte theorie, een belangrijk midden tussen 1 en 3. Meer
algemene, wetenschappelijk getoetste kennis. Deze beroepskrachten zijn in staat om
verder te gaan dan ervaringskennis en standaardvoorbeelden, zij zijn hiervoor opgeleid.
3. Het wetenschappelijke niveau, het niveau waarop onderzoek wordt verricht dat bijdraagt
aan algemene theorievorming. Er wordt een systematisch proces doorlopen, waarbij
gebruik wordt gemaakt van wetenschappelijk ontwikkelde instrumenten en procedures.
- Pedagogiek: de leer van de opvoeding ofwel opvoedkunde.
Van IJzendoorn & De Frankrijker: “de bestudering van ‘de opvoeding, het onderwijs en de
hulpverlening aan kinderen en jeugdigen, met het oog op verbetering van de praktijk’.
Orthopedagogiek is de wetenschap die zich bezighoudt met bijzondere of specifieke
opvoeding en het in zijn ontwikkeling belemmerde kind. Ortho = recht(op).
Rispens: “De wetenschap die zich in onderzoek en theorievorming richt op de beschrijving
van de aard en de achtergronden van het ontstaan van opvoedings-, ontwikkelings- en
schoolproblemen bij kinderen en jeugdigen, met het oog op onderkenning, behandeling en
preventie.”
- De orthopedagogiek onderscheidt zich van de pedagogiek in het gegeven dat de eerste
zich richt op de opvoeding die speciaal moet worden aangepast aan de behoeften van het
kind, terwijl pedagogiek zich juist richt op de gewone opvoeding. De orthopedagogiek doet
dit o.a. door problemen met kinderen op de eerste plaats te zien. In feite streeft deze dus
naar herstel van de gewone opvoeding.