Hoofdstuk 1
1. Hoeveel uur per jaar brengen kinderen ongeveer op school door?
- 1000 uur
2. Waardoor worden kinderen medemensen?
- Door taal
3. Onder ‘wilde kinderen’ worden kinderen verstaan die:
- Met minimale verzorging in eenzaamheid zijn opgegroeid en kinderen die door
dieren zijn grootgebracht.
4. Wat wordt bedoeld met een ‘culturele’ geboorte?
- Het moment waarop een kind in staat is zich in overeenstemming met de
kenmerken van volwassen personen te gaan gedragen.
5. Stelling 1: het lichaamsschema van een kind is deels bewust
Stelling 2: het lichaamsbeeld van een kind is bewust
- Stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist
6. Wanneer gaat de vader een aparte positie in het leven van het kind innemen?
- Vanaf het einde van de peutertijd, aan het begin van de kleutertijd
7. Stelling: een kaart van de eerste orde is, volgens Damasio, een representatie die een
prikkel weergeeft die vanuit het lichaam of de omgeving komt. De verandering in het
lichaam tengevolge daarvan, wordt een kaart van de tweede orde genoemd.
- Onjuist
8. Stelling: ouders controleren het leven van hun kind in afnemende mate
- Onjuist
9. Wat is jeugdland?
- Een speciaal voor kinderen en jongeren ingerichte wereld
10. Wat is een gevolg van de afname van het aantal op straat spelende kinderen?
- Dat de invloed van de buitenwereld op het gezin enorm is toegenomen
11. Stelling 1: het grootste verschil tussen ‘school’ en ‘buiten school’ voor kinderen, is dat
ze op school allerlei dingen ‘moeten’ en buiten school meer de ruimte krijgen
Stelling 2: buiten school blijkt dat jongens en meisjes in dezelfde dingen geïnteresseerd
te zijn
- Stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist
12. Stelling: de vormbaarheid van de hersenen wordt ook wel plasticiteit van de hersenen
genoemd
- Juist
13. Stelling: zogenaamde ‘wilde kinderen’ kunnen in sommige gevallen hun gehele
ontwikkelingsachterstand inhalen
- Onjuist
14. Wat bedoeld Lacan met de ‘imaginaire orde’?
- De wereld van de beelden
15. Stelling: het belangrijkste van de vader als derde, is dat hij het kind leert zijn
aandacht te verdelen over meerdere mensen
- Onjuist
16. Stelling: spelen op straat heeft de afgelopen tijd weer terrein gewonnen
- Onjuist
17. Stelling: het uiteindelijk doel van opvoeding is bereikt als het kind
verantwoordelijkheid kan dragen
- Juist
18. Stelling: wat zich in jeugdland afspeelt hangt alleen al van de interne krachten van
het kinderleven af
- Onjuist
19. Een brede culturele vorming wordt vandaag de dag hoog aangeslagen in de
- Middenklasse- en hogere milieus
20. Wat wordt bedoeld met een ‘parallelle school’?
- Een buitenschoolse activiteit waar het kind, net als op school, zaken leert waar het
in de toekomst iets aan heeft
21. Wat valt onder leerprocessen?
- Lopen, waarnemen, spreken, het manipuleren van objecten
22. Stelling 1: nestvlieders zijn dieren die meteen bij de geboorte al een beschermende
laag in de vorm van veren of een vacht hebben, en direct na de geboorte al op hun
eigen benen kunnen staan
, Stelling 2: nestblijvers zijn dieren die na de geboorte hulpeloos zijn en afhankelijk zijn
van de verzorging van hun ouders
- Beide stellingen zijn juist
23. Stelling: de enige manier waarop kinderen kunnen zeggen wie ze zijn, is via een taal
die van buiten komt en ze met andere delen
- Juist
24. Stelling 1: het woord lichaamsschema (Dolto) verwijst naar het lichaam als middel om
in contact te staan met de wereld
Stelling 2: het woord lichaamsbeeld (Dolto) verwijst naar de steeds veranderende
manier waarom wij ons lichaam bewonen
- Stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist
25. Stelling: kinderen kunnen zich pas losmaken in de symbolische orde, via woorden die
posities aangeven
- Onjuist
26. Wanneer werd de leerplicht ingevoerd?
- 1901
27. Stelling 1: in het domein van jeugdland leren kinderen verantwoordelijkheden te
nemen, doordat ze zoveel ruimte hebben
Stelling 2: kinderen in jeugdland worden volgens Dasberg klein gehouden
- Stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist
28. Moeder = wereld, vader = buitenwereld, leerkracht = samenleving
Hoofdstuk 2
1. Stelling: tot ver in de 18e eeuw werd het slaan van kinderen als normaal
opvoedingsmiddel gezien
- Juist
2. Stelling: Jean-Jacques Rousseau vond dat je zo vroeg mogelijk moest beginnen met
het gebruik van de ‘rede’ om kinderen op te voeden
- Onjuist
3. Stelling 1: Betje Wolff vond dat voor een goede opvoeding, de natuurlijke
nieuwsgierigheid en van kinderen in grote mate in bedwang gehouden moesten
worden
Stelling 2: Betje Wolff vond dat de rede uiteindelijk sterker moest zijn dan de
driften
- Stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist
4. Stelling: Salzmann en Locke spreken beide over empirisme in het kader van de
opvoeding van kinderen. Hiermee wordt bedoeld dat kinderen leren door zintuigelijke
ervaringen.
- Juist
5. Door opvoedingsmiddelen rond 1800 in een gezin als dat van de Vos waren:
- Bewegen, kennis vergaren door middel van spel, zelf dingen ondernemen
6. Wat is vermoedelijk de reden dat eind 18e eeuw de productie van prentenboeken en
speelgoed aanzienlijk toenam?
- Het idee dat spelen en leren hand in hand gaat
7. Stelling: in de tijd van familie de Vos, begin 19e eeuw, was zowel straffen van
kinderen, als het praten met kinderen een belangrijk opvoedingsmiddel
- Onjuist
8. Wat wordt precies bedoeld met een identiteit ontwikkelen?
- Het kiezen van een eigen positie in relatie met anderen
9. Welke principes vormen een samenhang van pedagogische principes?
- Activiteitsprincipe, opvoedingsprincipe en vormbaarheidsprincipe
10. Stelling: de Franse pedagoog en filosoof Jean-Jacques Rousseau was wel voor slaan.
Dit echt niet door ouders, maar bijvoorbeeld door een huisknecht
- Onjuist
11. Een ‘verlichte’ opvoeder is iemand die vindt dat:
- In de opvoeding de ratio, de redelijkheid, de boventoon moet voeren
12. Stelling: bij het speelgoed dat eind 18e eeuw gemaakt werd, werd vaak de wereld van
de volwassenen geïmiteerd
- Juist
, 13. Stelling: spelenderwijs leren was het kenmerk van de burgerlijke opvoeding begin 19 e
eeuw
- Juist
14. Salzmann vond van bepaalde vaardigheden dat ze van belang waren voor het
toekomstig maatschappelijke functioneren van kinderen. Welke vaardigheden zijn dit?
- Waarnemen en classificeren
15. Stelling: rond 1800 werd het spel ook door de burgers uit de hogere standen als
belangrijk gezien
- Onjuist
16. De dichter van Alphen en de tekenaar de Vos zijn net over een aantal zaken eens.
Welke zijn dat?
- Het belang van aanschouwelijkheid en het belang van het spel
17. Stelling 1: de school werd door jonge kinderen uit betere standen als vanzelfsprekend
opvoedingsmilieu beschouwd
Stelling 2: begin 19e eeuw kregen jonge kinderen uit betere standen vaak thuis les
- Stelling 1 is onjuist en stelling 2 is juist
18. Stelling: volgens Salzmann moet de opvoeder zelf ook opgevoed worden
- Juist
19. Wat wordt bedoeld met het activieitsprincipe?
- Elk kind wil zelf actief zijn en daardoor ontwikkelt het zich
20. Stelling 1: in de tweede helft van de 18e eeuw ontstond een grotere gevoeligheid voor
geweld
Stelling 2: in de tweede helft van de 18e eeuw werd het slaan en mishandelen van
kinderen verboden
- Stelling 1 is juist en stelling 2 is onjuist
21. Volgens Jean-Jacques Rousseau wordt de omgang tussen opvoeder en kind geregeld
door:
- Wederzijdse afstemming van belangen
22. Stelling: het zelf ervaren door goed te kijken en waar te nemen, werd begin 19 e eeuw
als belangrijke leermethode gezien
- Juist
23. Stelling 1: volgens Locke was het leren denken aan kinderen de hoofdtaak van het
onderwijs
Stelling 2: Locke was van mening dat het pedagogische belangrijk is kinderen zo veel
mogelijk zelf praktische ervaringen op te laten doen
- Beide stellingen zijn juist
24. Stelling: Betje Wolff vond dat spelende kinderen sneller vooruitgingen dan kinderen
die te vroeg moesten werken
- Juist
25. De Duitse pedagoog Christian Gotthilf Salzmann vond dat een aantal zaken in
gelegenheid moesten worden gesteld zich te oefenen. Welke zaken waren dat?
- Zintuigelijke vermogen, verbeeldingskracht, geheugen en verstand
26. Stelling: een belangrijk pedagogisch verlichtingsideaal is dat elk kind uniek is en met
die individuele geaardheid moet de opvoeder rekening houden
- Juist
27. Stelling: Salzmann vond dat als er iets in de opvoeding niet lukte, dit vrijwel altijd de
schuld van de opvoeder was
- Onjuist
28. Wat zijn regulatieve principes?
- Intuïties die het handelen van de opvoeder leiden
Hoofdstuk 3
1. Stelling: kenmerkend voor Thijssens visie is dat je als volwassene, als meester of
juf, maar in beperkte mate invloed hebt op een kind