Samenvatting week 2 – verzekeringsrecht – Premiebetaling, opzegging/wijziging van
verzekeringsovereenkomst, en verjaring
Hoofdstuk 8 – Premiebetaling
8.8 Eisen aan de aanmaning
Op grond van art. 7:934 BW moet de aanmaning, om effect te sorteren, na de premievervaldag worden
verzonden. De Rechtbank Rotterdam heeft in haar vonnis van 14 juni 2006 duidelijk gemaakt dat de
premievervaldag niet is de vervaldag van de premiefactuur, maar de overeengekomen vervaldag.
De aanmaning moet minimaal nog een termijn van veertien dagen gunnen. Het ligt bovendien voor de
hand om aansluiting te zoeken bij de regeling van art. 6:96 lid 6 BW, waarin kort gezegd is
opgenomen dat de consument-schuldenaar pas incassokosten verschuldigd is na daartoe te zijn
aangemaand. Ook hier geldt een termijn van veertien dagen, aanvangende de dag na de aanmaning. De
HR heeft in een voor de incassopraktijk belangrijk arrest van 25 november 2016 bepaald dat de in art.
6:96 lid 6 BW bedoelde veertiendagentermijn aanvangt daags na die waarop de aanmaning dor de
schuldenaar is ontvangen. Dat strookt met de bedoeling van de wetgever dat de schuldenaar in ieder
geval (de volle) veertien dagen de gelegenheid heeft het verschuldigde bedrag te betalen zonder dat
incassokosten verschuldigd worden. Tevens overweegt de HR dat de inhoud van de veertiendagenbrief
bij de schuldenaar niet de onjuiste indruk mag wekken dat hij de incassokosten al verschuldigd wordt
op een datum waarop n werkelijkheid de wettelijke termijn van veertien dagen nog niet is verstreken.
De formulering dat incassokosten verschuldigd worden indien niet betaald is ‘’binnen veertien dagen
vanaf de dag nadat deze brief bij u is bezorgd’’ of ‘’binnen vijftien dagen nadat deze brief bij u is
verzorgd’’ voldoet aan de wettelijke eisen. Tevens voorziet het arrest in praktische uitgangspunten
voor de stelplicht en bewijslast. Dit arrest lijkt ook van belang voor e toetsing door de rechter of de
aanmaning aan de eisen van art. 7:934 BW voldoet. De aanmaning dient de gevolgen van het
uitblijven van betaling te vermelden.
Mijns inziens doen verzekeraars er verstandig aan om in elk geval in de aanmaning duidelijk te maken
om welk premiebedrag het gaat en voor welke verzekering deze premie verschuldigd is, wat de
uiterlijke termijn is waarbinnen de premie (eventueel vermeerderd met rente en kosten) ontvangen
moet zijn, hoe er betaald moet worden en wat de gevolgen zijn van te late betaling (schorsing,
dekking, premie blijft verschuldigd, beëindiging polis, afmelding RDW, e.d.). Om ontbinding in te
kunnen roepen moet de aanmaning er ook voor worden gewaarschuwd dat bij te late betaling de
verzekeringsovereenkomst zal worden ontbonden. Van belang is dat de aanmaning wordt verzonden
aan de verzekeringsnemer. Veelal is een adresclausule opgenomen in de polisvoorwaarden, op grond
waarvan de verzekeraar zich kan wenden tot het laatst bekende adres van de verzekeringnemer. Sinds
1 januari 2006 volgt dit ook expliciet uit de wet, namelijk uit art. 7:933 lid 1 BW. Waar de verzekeraar
zich kan wenden tot het hem laatst bekende adres, ligt het op de weg van de verzekeringnemer om
aannemelijk te maken dat hij een adreswijziging tijdig aan de verzekeraar heeft doorgegeven. Het is de
verantwoordelijkheid van de verzekeringsnemer om zijn juiste adresgegevens aan de verzekeraar door
te geven. Belangrijke mededelingen zoals de aanmaning van art. 7:934 BW dienen uiteraard (ook) aan
de verzekeringnemer zelf te worden verzonden. Van de verzekeraar wordt verwacht dat hij de
verzonden aanmaning aan de rechter kan tonen, aangezien hij zich beroept op de rechtsgevolgen aan
de aanmaning.
8.9 De uitzondering van art. 6:83 aanhef en onder c BW
Art. 7:934 BW bepaalt dat de aanmaning achterwege kan blijven in het geval van art. 6:83 aanheft en
onder c BW. In de laatstgenoemde bepaling staat dat het verzuim zonder ingebrekestelling intreedt
wanneer de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming
van de verbintenis zal tekortschieten.
8.10 Bewijs van ontvangst van de aanmaning
Het bewijs van ontvangst van de aanmaning vormt in de praktijk een probleem. In het algemeen stelt
de HR strenge eisen aan het bewijs dat een verklaring de geadresseerde (tijdig) heeft bereikt in de zin
van art. 3:37 lid 3 BW. In een arrest van 14 juni 2013 heeft de HR overwogen dat indien de ontvangst
van de verklaring wort betwist, een redelijke, op de behoefte van de praktijk afgestemde uitleg
1
, meebrengt dat de afzender in beginsel feiten of omstandigheden dient te stellen en zo nodig te
bewijzen waaruit volgt dat de verklaring door hem is verzonden naar een adres waarvan hij
redelijkerwijs mocht aannemen dat de geadresseerde aldaar door hem kon worden bereikt, en dat de
verklaring aldaar is aangekomen.
Op basis van een arrest van de HR van 3 januari 2003 bepleiten verzekeraars vaak dat met het
versturen van betalingsverzoeken en aanmaningsbrieven per post en via een geautomatiseerd proces
voldoende is aangetoond dat aan de aanmaningsverplichtingen uit art. 7:934 BW is voldaan. De
verzekeraar dient naar mijn mening dan ok nog steeds te bewijzen dat de aanmaning de
verzekeringsnemer (tijdig) heeft bereikt. Het aannemen van een rechterlijk vermoeden is niet
uitgesloten, maar de verzekeraar moet dan wel met een goed verhaal komen. De rechter zal een
afweging moeten maken tussen enerzijds de gemotiveerde betwisting van de geadresseerde en
anderzijds de geringe kans op fouten bij een geautomatiseerde wijze van verzending door de afzender.
Verzekeraars zullen in elk geval voldoende moeten stellen over de inrichting en werking van het
proces van aanmanen en verzenden. Ook relevant is hoe vaak er een aanmaning is verzonden, omdat
het nu eenmaal minder geloofwaardig is dat de post de geadresseerde structureel niet bereikt, tenzij de
geadresseerde daarvoor een plausibele verklaring kan geven.
De kosten van een aangetekend verzonden aanmaning kunnen overigens op grond van art. 6:74 en
6:96 lid 2 sub c BW op de verzekeringnemer worden verhaald. Ook bij aangetekende verzending is het
bewijs van ontvangst soms nog lastig te leveren, omdat de verzender ook dient te bewijzen dat de
postbode, die de brief niet kan afleveren op het aangegeven adres, aldaar op dat adres een schriftelijk
bericht heeft achtergelaten dat de brief op het postkantoor kan worden opgehaald.
8.11 Elektronische verzending van de aanmaning
Elektronische verzending van een aanmaning door de verzekeraar is sinds 22 februari 2008 slechts
onder omstandigheden mogelijk. Voor elektronische communicatie door de verzekeraar is de
uitdrukkelijke instemming van de geadresseerde vereist. Van een uitdrukkelijke instemming is
bijvoorbeeld sprake indien de verzekeringnemer een hokje aanvinkt van een optie op een
aanvraagformulier waarin staat vermeld dat de verzekeringnemer instemt met het gebruik door de
verzekeraar van mededelingen aan de verzekeringnemer of de tot uitkering gerechtigde langs
elektronische weg. De verzekeringsnemer kan de instemming te allen tijde herroepen.
Het op een website publiceren van mededelingen waartoe de verzekeringsnemer door in te loggen
toegang kan krijgen, is onvoldoende om aan te nemen dat dergelijke verklaringen door de
geadresseerde zijn ontvangen. Gelet op de in art. 3:37 lid 3 BW neergelegde ontvangsttheorie, die
volgens de heersende leer bij elektronische communicatie als een ‘mailboxontvangsttheorie’ moet
worden uitgelegd, zou het bewijs van ontvangst van de mededeling minder problemen moet geven dan
bij verzending per post. Ik voeg daar direct aan toe dat de rechter hierover uiteindelijk zal moeten
beslissen.
Indien een elektronisch bericht de mailbox van de geadresseerde niet bereikt door een eigen handeling
van de geadresseerde (bijvoorbeeld zelf aanbrengen spamfilter) of door handeling van een persoon
waarvoor geadresseerde aansprakelijk is (bijvoorbeeld ingeschakelde provider), komt dit voor risico
van de geadresseerde.
De Rechtbank Utrecht heeft geoordeeld dat de verzender van een e-mail, waarvan de ontvangst door
de geadresseerde wordt betwist, aannemelijk dient te maken dat de e-mail daadwerkelijk in de mailbox
van de geadresseerde is binnengekomen, bijvoorbeeld door een ontvangst- of leesbevestiging. Een
verzekeraar die geconfronteerd wordt met een verzekeringnemer die de ontvangst van een per e-mail
verzonden aanmaning betwist, kan op grond van de exhibitieplicht van art. 843a Rv, van de
verzekeringnemer of dienst provider eisen dat deze informatie verstrekt aangaande het feit of de
aanmaning het e-mailadres waarnaar deze is verstuurd heeft bereikt op een bepaald door verzekeraar
gesteld moment als vaststaat dat dit e-mailadres een e-mailadres is van de verzekeringnemer.
2