Week 5: de week van de waarneming H3: Hoe wij waarnemen
H5: Hoe wij denken en leren
H3: Hoe wij waarnemen
- Bij de blinde politie assistent in het voorbeeld is het gehoor extreem ontwikkeld. Hun
gehoorcomplex is vele malen groter geraakt in het luisteren. Dit wordt crossmodale plasticiteit
genoemd. Delen van de hersenschors die geen informatie (meer) krijgen van het zintuig waarbij ze
horen, worden door een ander zintuig gekaapt.
Men spreekt van de waarneming van de buitenwereld en de binnenwereld.
- Buitenwereld: de werkelijkheid ‘om’ ons heen. Deze nemen we waar met de zintuigen
Bijv. deur horen klappen, een vreemd luchtje ruiken, iets glibberigs voelen
- Binnenwereld: dat wat ‘in’ ons is, onze spieren, ingewanden, klieren en organen
Bijv. pijn voelen, evenwicht houden, merken dat je honger hebt
- Bij het gebruik van onze zintuigen en de daarbij behorende hersensystemen zijn twee processen
actief: gewaarwording en waarneming. Gewaarwording is dat wat onze zintuigen beroert, de
prikkels uit de binnen- en buitenwereld. In onze hersenen worden deze prikkels georganiseerd en
van betekenis voorzien. Dat proces wordt waarnemen genoemd.
- Waarnemen is het organiseren, identificeren en interpreteren in en door onze hersenen van de
zintuigelijke prikkels met als doel het begrijpen van de omgeving (en ook het eigen lichaam).
- Bij een betekenisvolle waarneming kun je meestal een woord verbinden aan wat je ziet. In het
voorbeeld heb je de vlekken geïnterpreteerd als een hond.
Culturele achtergrond speelt een grote rol bij waarnemen. Iemand die nog nooit van
honden heeft gehoord, zal niets betekenisvols kunnen maken van dat plaatje. (Cultuur is
dat wat de mens geschapen heeft i.t.t. de natuur, zoals kleuren of een tafel)
- Bij waarnemen maakt men onderscheid tussen:
Primaire eigenschappen: ‘echte’ of ‘objectieve’ eigenschappen, in cijfers uit te drukken
Bijv. lengte, concentratie van geurstof, frequentie van geluid
Secundaire eigenschappen: eigenschappen die de waarnemer ervaart, ‘subjectief’
We vinden iets sterk(er) of lekker(der) of klein(er)
Spiegeltheorie: in deze opvatting wordt de waarnemer als passief gezien. Het enige wat hij doet
is registreren. De wereld om ons heen bepaalt wat we waarnemen. Wat we horen, zien of ruiken
is in de spiegeltheorie een weergave van iets wat werkelijk als zodanig bestaat. Wat we
waarnemen zou een juiste afspiegeling van de werkelijkheid zijn.
Blijkt onjuist te zijn. Hoe verklaar je vanuit deze theorie waarneming bij dronkenschap?
Sleuteltheorie: niet alleen de ‘werkelijkheid’ bepaalt wat wij waarnemen, maar ook de
kenmerken van diegene die waarneemt. De waarnemer neemt juist datgene waar dat voor hem
belangrijk is. Iemand neemt alleen waar wat hij nodig heeft, fijn of juist angstaanjagend vindt.
Bijv. iemand die honger heeft neemt een etalage van een bakker anders waar dan iemand die pas
gegeten heeft. Of een (ervaren) sociaal werken herkent eerder de symptomen van autisme bij
een kind dan pakweg een automonteur. Tenzij deze een kind met autisme heeft.
De sleuteltheorie vindt haar oorsprong in de evolutietheorie. Elke diersoort heeft een eigen
manier van waarnemen, een manier die past als een sleutel op een slot. Als dieren tegelijk op het
strand zijn, nemen ze de ‘werkelijkheid’ anders waar. De mannetjesvlinder neemt de
vrouwtjesvlinder in de buurt waar, terwijl de hond de dode vis onder het zand waarneemt.
Vogels nemen het magnetisch veld van de aarde weer, wat mensen weer niet kunnen.
Elke diersoort heeft tijdens zijn evolutie de sleutel (zintuigen) ontwikkeld die dat deel van de
werkelijkheid kan ontsluiten dat nodig is voor zijn overleving.
, Processen die een rol spelen bij onze waarneming:
Selectiviteit: niet alles kunnen we bewust verwerken. Aan sommige dingen besteden we juist
aandacht of negeren we juist. We selecteren uit al de prikkels die onze zintuigen bereiken.
Bijv. iemand die bang is ziet vooral aspecten die hem veiligheid kunnen bieden
Adaptie of aanpassing: iets wat hetzelfde blijft, nemen we nauwelijks waar, maar wij zijn
extreem gevoelig voor veranderingen in de prikkels en dat valt juist op.
Bijv. de ring om de vinger niet voelen na lange tijd tot we deze schuiven
Relativiteit: vooral verhoudingen tussen prikkels waarnemen. We zien iets groter of kleiner,
horen iets harder of zachter. Bijv. de buitentemperatuur is warmer, kouder of hetzelfde als
gisteren. We nemen geen graden Celsius waar.
Hoe wij informatie van onze zintuigen verwerken, gaat op twee manieren:
Bottom-up: de invloed van de prikkels die wij ontvangen op wat we uiteindelijk waarnemen,
ook wel ‘datagestuurde waarneming’.
Top-down: de invloed van je kennis (en verwachtingen) op wat je waarneemt, ook wel
‘theoriegestuurde waarneming’.
Bijv. als je honger hebt, zie je ‘overal’ eten, het valt op.
Een goed voorbeeld bij beiden:
Door onze erogene zones (lippen, mond, geslachtsdelen) te laten strelen en kussen wordt iemand
seksueel opgewonden. Dit is de bottom-up. Fantasieën spelen ook een grote rol. Door fantasieën en
gedachten opgewonden raken is een voorbeeld van de top-down.
Wat heeft invloed op onze waarneming?
Zonder aandacht wordt een gebeurtenis, persoon of voorwerp niet opgemerkt. Vaak top-down;
het gericht waarnemen van de omgeving.
- Actief: geconcentreerd opletten
- Passief: in onze aanleg verankerde aandacht, bijv. huilende baby’s of pijn in je voet
motivatie en emotie: wat een persoon tot een bepaald gedrag drijft.
Bijv. iemand met een hondenfobie hoort een verre hond zelfs blaffen of
bij een verliefd persoon vallen vooral zaken op die hem doen denken aan zijn geliefde.
kennis: wat iemand weet kan hem ook op het verkeerde been zetten
Bijv. oranje kiwifrisdrank; je bent zeker dat oranje frisdrank naar sinaasappel smaakt. De verwachting
van je ogen heeft je smaak op het verkeerde been gezet. (top-down)
- Mensen hebben verschillende zintuigsystemen, zoals evenwichtszintuig, luisterzintuig, jeukzintuig
en nog veel meer. De 5 belangrijkste zijn: kijken, horen, ruiken, proeven en voelen.
Onze zintuigsystemen zijn zo ontwikkeld dat zij de overlevingskans en het voortplantingssucces van
de menselijke soort bevorderen. Dit wordt benadrukt in de evolutietheorie.
- Onze zintuigen werken samen: wat wij ruiken beïnvloedt wat wij proeven; wat wij zien of horen
beïnvloedt wat wij vervolgens ruiken, voelen of proeven. Een extreem voorbeeld van deze
samenwerking is synesthesie: vermenging van de zintuigen. Een gewaarwording bij het ene
zintuigsysteem roept een gewaarwording bij een ander systeem op. Kleuren kunnen geproefd
worden of smaken gevoeld worden.
Ten slotte blijken ook fysieke en sociale waarneming een overlap te kennen bij pijngewaarwording.
Sociale pijn zoals bij uitschelden en pesten activeert eenzelfde hersensysteem als fysieke pijn bij
slaan of snijden.