Samenvatting Voeding blok 3.1
Decubitus:
- Definitie: degeneratie van weefsel ten gevolge van slechte doorbloeding door
druk- en schuifkrachten die gedurende enige tijd druk uitoefenen op deze
weefsels.
- Verandering in de huid: door langdurige, eenzijdige druk op de huid is er een
verminderde doorbloeding, ophoping van afvalstoffen, verstoring van
homeostase, lokale capillaire circulatie verminderd.
- Oorzaken: langdurige, onveranderde druk op de huid wordt mede veroorzaakt
door een afgenomen sensibiliteit van de huid en verminderde bewegelijkheid van
de patiënt door bijvoorbeeld verlamming, bewusteloosheid, bedlegerigheid,
gewichtsverlies, ouderdom.
- Kleine bloedvaten en het daaronder gelegen weefsel wordt samengedrukt, dit
zorgt voor een verminderde aan- en afvoer van voedingsstoffen en zuurstof,
hierdoor sterven cellen af (necrose).
Risicoprofiel:
Extrinsieke factoren:
- Druk (vaak gerelateerd aan verminderde mobiliteit)
- Schuif- en wrijfkrachten in, onder en rondom de huid
Intrinsieke factoren:
- Hebben een relatie met de vatbaarheid van de individuele patiënt voor
decubitus:
- Leeftijd
- Geslacht
- Acute of chronische ziekte
- Multimorbiditeit (o.a. CVA)
- Zorgafhankelijkheid
- Mobiliteitsbeperkingen (o.a. dwarslaesie, MS)
- Incontinentie
- Voedingstoestand
Klachten:
- Pijn
- Algehele malaise
- Sterke geur
- Verminderde mobiliteit
- Beperking in zelfstandigheid
Afhankelijk van stadium en complicaties
,Complicaties:
- Abces
- Artritis
- Cellulitis
- Erysipelas (wondroos)
- Osteomyelitis
- Sepsis
Risico-inventarisatielijsten:
- Nortonschaal (5 items): algemeen lichamelijke toestand, geestelijke toestand,
activiteit, mobiliteit, incontinentie.
- Bradenschaal (6 items): zintuigelijke waarneming, vochtigheid van de huid,
mate van activiteit, mate van mobiliteit, mate van schuif- en wrijvingskrachten,
voedingstoestand.
De diëtist:
- Bewustwording rol diëtist in multidisciplinair team.
- Focus op dieetbehandeling bij de preventie of behandeling van decubitus.
- Informatie over de relatie tussen voeding en decubitus.
Doelen dieetbehandelplan:
Preventie:
Verminderen van de gevoeligheid voor decubitus door het handhaven dan wel
verbeteren van de voedingstoestand.
Behandeling:
Verbeteren van de wondgenezing door te voorzien in de (verhoogde) behoefte
aan eiwit, energie, vocht met voeding, eiwitverrijkte dieetpreparaten en/of
(aanvullende) sondevoeding passend bij het stadium van de decubituswond.
Aandachtspunten:
- Verhoogde energie- en eiwitbehoefte
- Energie- en eiwitinname
- Screening op ondervoeding
- Antropometrie (lengte, gewicht, BMI, handknijpkracht)
- Laboratoriumgegevens (albumine)
- Externe en persoonlijke factoren
Dieetkenmerken:
Preventie en behandeling stadium I en II:
- Energie: HB +30% toeslag of 30-40 kcal/kg actueel gewicht
- Eiwit: 1,2-1,5 gram/kg huidig lichaamsgewicht/dag
- Vocht: 1.5-2 L/dag
- Vitamines en mineralen volgens ADH
- Frequente kleine maaltijden (6-8 eetmomenten)
,Preventie en behandeling stadium III en IV:
- Energie: HB +30% toeslag of 35-40 kcal/kg actueel gewicht
- Eiwit: 1,2-1,7 gram/kg huidig lichaamsgewicht/dag
- Vocht: 2-2,5 L/dag
- Vitamines en mineralen volgens ADH
- Frequente kleine maaltijden (6-8 eetmomenten)
Advies op maat:
- Alert zijn op specifieke voedinsgerelateerde klachten (misselijkheid, obstipatie,
diarree, slikstoornissen).
- Overig advies over voeding met hoge energiedichtheid, eiwitrijke voeding, kant-
en-klare producten en praktische tips.
- Dieetpreparaten indien normale voeding niet toereikend is.
Duur en intensiteit van de behandeling, is afhankelijk van:
- Mate van ondervoeding
- Stadium van decubitus
- Verloop van achterliggend ziektebeeld
- Veranderingen in voedingsgewoonten
- Verbetering van de voedselinneming
- Verloop van het lichaamsgewicht
- Verloop van de wondgenezing
- Mobiliteit van de patiënt
Informatorium:
Er wordt een onderverdeling gemaakt in vier gradaties, oplopend van licht tot
ernstig. De schade aan de huid en het onderliggende weefsel wordt bij decubitus
veroorzaakt door druk-, schuif- en/of wrijfkrachten. Daarnaast spelen ook
intrinsieke factoren, die een relatie hebben met de vatbaarheid van de
individuele patiënt voor decubitus, een rol. De voedingsstatus is een van deze
intrinsieke factoren, die bovendien goed therapeutisch beïnvloedbaar is. Bij
patiënten met (een verhoogd risico op) decubitus moet vooral worden gelet op
de energie-, eiwit- en vochtinname. Daarnaast moet de inname van vitaminen,
mineralen en spoorelementen voldoende zijn. Voor veel zieke en
hulpbehoevende patiënten is het realiseren van een adequate eiwit- en energie-
inname met normaal voedsel echter een groot probleem. Het additioneel
toedienen van voedingssupplementen (drink- of sondevoeding) is dan een
logische handelwijze.
Voedingsinterventie:
Macronutriënten, micronutriënten en vocht:
Bij patiënten met (een verhoogd risico op) decubitus moet vooral worden gelet
op de energie-, eiwit- en vochtinname. Vooralsnog zijn er geen aanwijzingen voor
een veranderde behoefte aan koolhydraten en vetten.
Energie:
Bij zowel preventie als behandeling van decubitus moet men streven naar een
energie-inname van ten minste 30 tot 35 kcal per kg lichaamsgewicht per dag.
Het verdient de voorkeur als deze inname volgens de normale weg kan
, geschieden. Vaak zal in de praktijk echter aanvulling met drink- of sondevoeding
nodig zijn.
Eiwit:
Bij de preventie en behandeling van decubitus streeft men naar een eiwitinname
van 1,25 tot 1,5 gram per kg lichaamsgewicht per dag.
Micronutriënten:
Er moet bij de preventie en behandeling van decubitus gezorgd worden voor een
voldoende inname van vitaminen, mineralen en spoorelementen.
Vocht:
De vochtinname dient in alle gevallen minimaal 1 ml per kcal per dag te
bedragen.
Voeding bij de preventie van decubitus:
1. Screen en beoordeel in elke gezondheidszorgsector de voedingstoestand
van elke patiënt die risico loopt op decubitus.
a. Zorg binnen alle gezondheidssectoren voor beleid met betrekking tot
de screening van de voedingstoestand.
b. Gebruik bij de screening van de voedingstoestand een valide en
praktisch screeningsinstrument dat snel en eenvoudig is te gebruiken
en dat acceptabel is voor zowel de patiënt als de zorgverlener.
2. Verwijs elke patiënt met een voedingsrisico en decubitusrisico naar een
diëtist en indien nodig naar een of meerdere van de volgende disciplines
(die eventueel deel uitmaken van een voedingsteam): arts,
voedingsverpleegkundige, logopedist, ergotherapeut en eventueel
tandarts.
a. Zorg voor adequate voedingszorg bij elke patiënt met een
decubitusrisico en voedingsrisico en volg daarbij de gangbare
voedingscyclus, d.w.z. doorloop de volgende stappen:
- nadere beoordeling van de voedingstoestand na gedetecteerd risico
bij screening;
- inschatting van de voedingsbehoefte;
- vergelijking van de voedingsinname met de geschatte behoefte;
- toepassing van een passende voedingsinterventie met gebruik van
de geschikte toedieningsvorm;
- monitoring en evaluatie van de uitkomsten van de
voedingsinterventie
via een regelmatige revaluatie van de voedingstoestand, gedurende
de periode dat de persoon risico loopt.
b. Hanteer relevante en evidence-based richtlijnen met betrekking tot
voeding en vocht bij patiënten die risico lopen op decubitus en daarbij
voedingsproblemen hebben.
c. Bied elke patiënt die risico loopt op decubitus en ondervoeding
minimaal 30-35 kcal (energie) per kilogram lichaamsgewicht per dag
aan en tevens 1,25-1,5 g/kg/dag eiwit en 1 ml vocht per kcal per dag. In
de regel zal bij een voeding die aan deze eisen voldoet ook de inname
van vitaminen, mineralen en spoorelementen voldoende zijn.