Handboek ouderenpsychologie
Marja Vink, Yolande Kuin, Gerben Westerhof, Sanne Lamers, Anne Margiet Pot, 2 e herziende druk
Hoofdstuk 1, 2, 3, 4, 5, 6, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 13, 14, 15,17, 19, 20, 23, 25, 30
Deel 1: Ouder worden en ouderen
Hoofdstuk 1: Ouder worden en ouderenpsychologie
1.2 Wat is oud?
Ouder worden kan niet worden gevangen in algemene beelden en gemiddelde cijfers veel
diversiteit.
In de levensloopontwikkeling spelen cohort, geslacht, sociaaleconomische status,
migratiegeschiedenis, persoonlijkheid, omgaan met ouder worden en de individuele
levensgeschiedenis een belangrijke rol.
Mensen dragen bij aan hun levensloopontwikkeling door keuzes en beslissingen die ze maken, door
de manier waarop ze met gebeurtenissen omgaan en hoe ze eerdere keuzes en beslissingen
heroverwegen. Op deze manier stapelen ervaringen zich op waardoor elke levensloop unieke
aspecten krijgt en de verschillen tussen mensen naarmate ze ouder worden groter worden.
1.3 Ontwikkelingen in visie op gezondheid en zorgbeleid
Healthy ageing model: gezond ouder worden is voor iedereen van belang om het functioneren zoveel
mogelijk te bevorderen en te behouden. Mensen daarbij zo lang mogelijk in staat stellen om dingen
te blijven doen die voor hen van belang zijn en bijdragen aan hun welbevinden, waarbij aandacht
voor veerkracht belangrijk is.
Van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving waarbij burgers zelf verantwoordelijkheid nemen
voor hun eigen gezondheid en welzijn. Burger meer autonomie, waarbij er wordt verwacht dat ze zelf
meer regie voeren over hun leven.
1.4 Ouderenpsychologie
Valkuil in ouderenhulpverlening: problemen worden vaak toegeschreven aan ouderdom
(onoplosbaar) geen ruimte voor hoop op verbetering.
In hoeverre is er aanpassing nodig van wat er gebruikt wordt in de volwassenpsychologie Knigt en
Pachana (2015) raamwerk ontwikkeld: Contextual Lifespan Theory for Adapting Psychotherapy
(CALTAP). Model helpt om aanpassingen te bepalen vanuit verschillende perspectieven, zowel naar
positieve als negatieve biopsychosociale aspecten en naar specific challenges zoals ziekte of
verweduwing.
Hoofdstuk 2: Levenslooptheorieën
2.1 Inleiding
Brede persoonsgerichte visie is van belang. Niet alleen klachten en stoornissen, maar ook het sociale
netwerk, bredere zorg die ouderen ontvangen, manier waarop ze leven, levenservaringen en
onomkeerbaar verlies zijn van belang.
Vier perspectieven uit de levenslooppsychologie:
- Perspectief van de levensloop
Chantal de Vos 1
,- Welbevinden
- Betekenis van het ouder worden
- Levensverhalen
2.2 Levenslooppsychologie
Ouderdom niet zien als aparte levensfase en niet als aparte groep. Proces van ouder worden wordt
benaderd als aspect van de ontwikkeling die gedurende de gehele levensloop plaatsvindt.
Processen in de levensloopontwikkeling hebben vier soorten uitkomsten:
Pathologisch (processen die foutlopen en resulteren in ziekte)
Normaal (processen zoals die zich binnen een bepaalde groep gemiddeld genomen
voordoen)
Succesvol (positieve uitzondering op het normale proces)
Optimaal (ideaalbeeld van ouder worden onder perfecte omstandigheden)
Succesvol ouder worden is:
Disengagementtheorie gaat er vanuit dat goed ouder worden inhoudt dat iemand zich
langzaam terugtrekt uit de samenleving en het leven, wat een natuurlijke reactie is op
verminderde vitaliteit en een naderend levenseinde (Cumming & Henry, 1961).
Activitytheorie goed ouder worden is een proces waarbij mensen willen blijven deelnemen
aan het leven en de samenleving (Havighurt, 1961).
Model van Rowe en Kahn (1997) stelt dat succesvol ouder worden gepaard gaat met een
kleine kans op ziekte, goed fysiek en cognitief functioneren en actieve betrokkenheid bij het
leven.
Benadering waarbij succesvol ouder worden niet alleen aan criteria voor goed functioneren
gekoppeld moet worden, maar ook aan de manier waarop de persoon zelf omgaat met
ouder worden. Succesvol ouder worden zien als proces.
Twee kanten van het omgaan met ouder worden:
Plasticiteit en aanpassingsvermogen, waarbij mensen in staat zijn om zich aan te passen aan
veranderingen die gepaard gaan met het ouder worden.
Autonomie en sturing, ouder worden is niet alleen een proces wat mensen overkomt maar door
doelen te stellen en keuzes te maken kan er richting gegeven worden.
Samen is dit de ontwikkelingsregulatie
Model voor de ontwikkelingsregulatie (Baltes, 1990) soc-model (selectie, optimalisatie en
compensatie).
Selectie = proces dat gedurende het gehele leven plaatsvindt.
Optimalisatie = gedrag met als doel om hogere niveaus van functioneren te bereiken.
Compensatie = proces waarbij mensen verlies of achteruitgang in een bepaald domein opvangen om
een bestaand niveau van functioneren zo veel mogelijk te handhaven.
Socio-emotionele-selectiviteitstheorie (SEST) (Carstensen 2003) gaat ervan uit dat de
levensloopontwikkeling twee motieven kent:
Eerste motief om dingen te leren.
Tweede motief om emoties te reguleren.
Welk motief op de voorgrond staat heeft te maken met de hoeveelheid levenstijd die mensen voor
zich zien. Wanneer deze beperkt is (bijv. bij verhuizing of ziekte) dan richten mensen zich vaak op het
2e motief.
Chantal de Vos 2
,2.3 Welbevinden
WHO beschrijft een goede geestelijke gezondheid als een hoog niveau van welbevinden in
samenhang met een goed individueel en maatschappelijk functioneren.
Flourishing = hoog niveau van emotioneel, psychologisch en sociaal welbevinden.
Verklaringen van verschillen en overeenkomsten in het welbevinden tussen leeftijdsgroepen op drie
manieren:
Ontwikkelingseffect (ontwikkeling die mensen doormaken naarmate ze ouder worden).
Cohorteffect (ervaringen die mensen eerder in hun leven opdoen en meenemen gedurende
hun levensloop).
Periode-effect (effecten van maatschappelijke ontwikkelingen).
2.4 Betekenis van ouder worden
Mensen ervaren vooral fysieke achteruitgang en sociaal verlies als negatieve aspecten.
Psychologische groei en ontwikkeling positieve aspecten.
Chantal de Vos 3
, De eigen beleving van het ouder worden heeft effect op gezondheid en levensduur (selffulfilling
prophecy).
2.5 Levensverhalen
Narratieve gerontologie bestudeert hoe ouder wordende mensen betekenis geven aan hun eigen
leven door er verhalen over te vertellen.
Vanuit de levenslooppsychologie is het opmaken van de levensbalans de belangrijkste
ontwikkelingstaak in de laatste levensfase. Terugblikken op het leven op oudere leeftijd is vooral om
ervaringen over te dragen en zich voor te bereiden op het levenseinde.
In verhalen twee inhoudelijke thema’s van verschillen:
Individualiteit
De rol in het sturen van het eigen leven die de verteller zichzelf toebedeelt. De nadruk wordt
gelegd op individuele eigenschappen, zelfreflectie, doelen etc.
Verbondenheid
Betekenisverlening van de persoon in relatie tot anderen.
Voor ouderen lijkt de verbondenheid centraler te staan dan individualiteit.
Narratieve foreclosure = voortijdig afronden van het levensverhaal. Mensen blijven dan steken in het
verhaal dat ze al verteld hebben en zien geen mogelijkheden om dingen die gebeurd zijn een nieuwe
betekenis te geven en verwachten voor de toekomst niet dat er veranderingen en nieuwe
mogelijkheden zijn. Vaak wordt een verhaal dan gedomineerd door een negatief thema of is het
verhaal heel gefragmenteerd.
Implicaties narratieve benadering voor de ouderenpsycholoog:
- Houvast voor het serieus nemen van de visies van oudere mensen.
- Ouderen zijn de experts over hun eigen leven.
- Aandacht voor het verhaal.
Narratieve zorg = het omgaan met het levensverhaal op een professionele wijze.
Hoofdstuk 3: Sociaal netwerk en persoonlijke relaties
3.2 Vormkenmerken netwerken
Grootte en samenstelling van een persoonlijk netwerk zijn uiterlijke kenmerken van een
relatienetwerk.
Aantal persoonlijke relaties en het aantal groepen in de samenleving waar een persoon deel van
uitmaakt geven een indicatie van de mate van sociale integratie van het individu.
Vormkenmerken: omvang, samenstelling en nabijheid.
3.3 Inhoudelijke kenmerken netwerken
Aanwezigheid van verschillende soorten relaties zegt weinig over de aard van interactie binnen deze
relaties. Bij ouderen vooral instrumentele- en emotionele steun belangrijk.
Instrumentele steun is praktische hulp en emotionele steun is bespreken van persoonlijke problemen
of belevenissen.
Reciprociteit = steun ontvangen en steun geven zijn in balans.
Bij ouderen is de balans er vaak niet omdat ze meer instrumentele steun krijgen dan dat ze kunnen
geven. Er zijn aanwijzingen dat steun geven aan anderen in het verleden de kans vergroot dat men
later zelf steun terugkrijgt binnen deze relaties.
Chantal de Vos 4