LEERDOELEN WEEK 5A ARJAN
INHOUD
AFPF...........................................................................................................................................................................1
Huid.......................................................................................................................................................................1
Wondgenezing......................................................................................................................................................2
DNA.......................................................................................................................................................................2
RNA.......................................................................................................................................................................3
Erfelijkheid............................................................................................................................................................4
Tumoren...............................................................................................................................................................5
CGO............................................................................................................................................................................7
Verstandelijke beperking......................................................................................................................................7
Normen en waarden.............................................................................................................................................8
Verpleegproces.....................................................................................................................................................8
COVA..........................................................................................................................................................................9
Psychologie................................................................................................................................................................9
Oorzaken stress....................................................................................................................................................9
Effecten stress....................................................................................................................................................10
VTV..........................................................................................................................................................................11
AFPF
HUID
De structuur van de huid beschrijven;
De huid → bestaande uit; de epidermis, de dermis, areolair weefsel, en adipeus (vet)weefsel.
Epidermis (opperhuid) → de bovenste laag van de huid, bestaande uit meerlagig verhoornend
plaveiselepitheel. De cellen aan de oppervlakte zijn plat, dun, kernloos en dood → schilfers waarin het
cytoplasma is vervangen door keratine (vezelig eiwit). Deze cellen schilferen voortdurend af en
worden vervangen door cellen die vanuit de kiemlaag naar boven komen. Een volledige vervanging
van de epidermis duurt ongeveer een maand.
Het heeft verschillende lagen cellen;
Strata → de diepst liggende laag, het kiemepitheel.
Stratum corneum → de buitenste laag, een dikke hoornachtige laag.
Dermis → taai en elastisch, gevormd uit bindweefsel met een matrix van collageenvezels
doorvlochten met elastische vezels. Deze vezels scheuren als de huid te veel wordt opgerekt, dan
ontstaan er striemen of striae. Collageenvezels kunnen water vasthouden, dat zorgt voor spankracht.
Dit vermogen neemt af naarmate men ouder wordt, zo ontwikkelen zich rimpels. Je vindt in de dermis;
fibroblasten, macrofagen, mestcellen, losmazig bindweefsel en vetweefsel.
1
, Bloed- en lymfevaten → arteriolen vormen een fijn netwerk en zorgt voor bloedtoevoer aan de;
zweetklieren, talgklieren en haarzakjes.
Sensorische zenuwuiteinden → sensorische receptoren in de huid zijn gevoelig voor; aanraking,
temperatuur, druk en pijn.
De hoofdfuncties van de huid uitleggen;
Beschermt onderliggende structuren tegen letsel en binnendringen van bacteriën en chemicaliën.
Beschermt ook tegen uitdroging en is betrokken bij handhaven van lichaamstemperatuur. Daarnaast
bevat de huid ook sensorische zenuwuiteinden voor pijn, temperatuur, druk en aanraking.
WONDGENEZING
De processen van primaire en secundaire wondgenezing met elkaar vergelijken;
Primaire wondgenezing → reactie op kleine weefselbeschadigingen, waarbij de beschadigde randen
van de wond dicht bij elkaar liggen. Deze wondgenezing kent verschillende fasen;
Ontsteking → de snijvlakken raken ontstoken (door cytokinen), bloedstolsel en cel resten vullen
de kloof in de eerste paar uur. Fagocyten (neutrofielen, macrofagen) en fibroblasten dringen het
bloedstolsel binnen. Fagocyten verwijderen het stolsel en cel resten en stimuleren zo de werking
v/d fibroblasten. Fibroblasten scheiden collageenvezels af, die de oppervlakken bijeen beginnen
te trekken.
Proliferatie (vermenigvuldiging) → epitheelcellen verspreiden zich snel over de wond, door het
stolsel heen. De randen groeien naar elkaar toe en dan naar boven tot de volledige dikte is
hersteld. Het stolsel boven het nieuwe weefsel wordt de korst en laat na 3-10 dagen los.
Grannulatieweefsel (nieuwe haarvaten, fagocyten en fibroblasten) ontwikkelt zich, dringt het
stolsel binnen en herstelt de bloedtoevoer naar de wond. Fibroblasten blijven collageenvezels
afscheiden terwijl het stolsel en evt. bacteriën worden verwijderd door fagocyten.
Maturatie → het Grannulatieweefsel wordt vervangen door fibreus littekenweefsel. De
collageenvezels worden opnieuw gerangschikt en het wondgebied wordt steviger. Na enige tijd
wordt het litteken een dunne lijn doordat er minder bloed naartoe gaat.
Secundaire wondgenezing → proces wat op gang komt wanneer er een grote hoeveelheid weefsel
vernietigd is, of als de randen van een wond niet samengebracht kunnen worden. De fasen van
wondgenezing zijn hetzelfde, de benodigde tijd hangt af van de effectieve verwijdering van de oorzaak
en de grootte van de wond.
DNA
De structurele relatie tussen chromosomen, genen en DNA beschrijven;
Genen bestaan uit lange strengen DNA, opgerold in chromosomen. In het DNA is alle genetische
informatie opgeslagen, die nodig is om te functioneren en voort te kunnen planten.
Chromosomen → een cel in rust bevat chromatine, pas wanneer een cel gaat delen spiraliseerd het
zich tot een chromosoom. Elk chromosoom is deel van een paar; een van je moeder, een van je
vader. Het menselijk lichaam heeft 46 chromosomen, dus 23 paren (diploïd). Gameten hebben slechts
de helft, 23 chromosomen (haploïde). Chromosomen die behoren tot hetzelfde paar worden homoloog
genoemd.
Genen → de genen liggen op de chromosomen en bevat elk informatie in code waarmee een cel een
bepaald eiwit kan maken (genproduct). Elk gen codeert voor een bepaald eiwit. Van elk gen zijn er
2