Samenvatting Wetenschapsfilosofie in veelvoud
Victor van den Bersselaar
Inhoudsopgave
Inleiding 1
Het domein van de feiten 3
Het domein van de beleving 10
Het domein van de betekenissen 12
Het domein van de begrippen 16
Het domein van de belangen 18
1. Inleiding
Probeer in eigen woorden de strekking uit te leggen van de vraag: ‘Is meten weten?’ Door te meten
krijg je inzicht in de cijfers, maar het wil niet gelijk betekenen dat je ook de feiten op papier hebt. Er
kan iets misgaan intern in het onderzoek zoals de bereikbaarheid van de doelgroep en de
bereidwilligheid van de doelgroep om alles te vertellen. Mensen kunnen op papier zeer weinig geld
verdienen en arm zijn. Maar in werkelijkheid kunnen ze zwart bijverdienen of het zelf niet zo
beleven. Plaats, tijd en persoonsgebonden gebeurtenissen kunnen door empirisch onderzoek onder
een noemer gebracht worden, maar hierbij loop je het risico de verbinding met de belevingswereld
van de mensen op wie het onderzoek betrekking heeft te verliezen.
Welk probleem met het beschreven armoedeonderzoek stelt de auteur hier aan de orde? De
armoede werd bepaald door middel van gegevens belastingdienst, mensen voelden zich niet arm.
1
,Ook zijn de instrumenten die in het onderzoek zijn gebruikt niet betrouwbaar. Er wordt dus geen
aansluiting gevonden bij de belevingswereld van mensen.
Omschrijf in eigen woorden wat sciëntisme is. Sciëntisme gaat ervan uit dat wetenschap
vanzelfsprekend het enige middel is om tot zuiver objectieve kennis te komen. Daarnaast
verondersteld het sciëntisme dat wetenschappelijke vooruitgang maatschappelijke vooruitgang tot
gevolg heeft.
Hoe deelt het angelsaksische model de wetenschap op? In science (exacte wetenschap) en arts
(humanities en geestes- en cultuurwetenschappen).
Wat zijn alfa-, beta- en gammawetenschappen? Karakteriseer ze in eigen woorden.
Alfa: geestes- en cultuurwetenschappen, filosofie, rechten, taal- en literatuurwetenschap etc.
Bèta: natuurwetenschappen.
Gamma: gedrags- en maatschappijwetenschappen, psychologie, economie etc.
Hoezo gaat het bij wetenschappelijk onderzoek ‘meer dan om de feiten alleen’? Je hebt altijd te
maken met met problemen op meerdere onderzoeksdomeinen tegelijk. Het gaat ook om de
beleving, regels, betekenissen, begrippen en de belangen van mensen. Bijvoorbeeld armoede is wel
objectief te meten, maar dit meet alleen de cijfers en niet de beleving van armoede.
Waarom geeft de auteur de voorkeur aan zijn ‘onderzoeksdomeinen’ boven een alfa/bèta/gamma
indeling van wetenschapsgebieden? Zijn onderzoeksdomeinen sluiten, in tegendeel tot de
traditionele indelingen, uit dat het alleen om feiten draait. Daarnaast wekken de traditionele
indelingen de indruk dat wetenschap heel simpel in elkaar zit. Ook zijn de onderzoeksdomeinen te
combineren en sluiten ze elkaar niet uit.
Welke onderzoeksdomeinen onderscheidt de auteur?
Domein van feiten.
Domein van beleving: beleving van de feiten.
Domein van betekenis: wat feiten voor jou betekenen.
Domein van regels: bepaalde verwachtingen/regels bij feiten (feit: er is armoede, regel: je
helpt elkaar).
Domein van begrippen: definitie van een fenomeen (bv. armoede).
Domein van belang: wat is voor welke partij het belang van het onderzoek.
Probeer in eigen woorden het onderscheid te formuleren tussen: sociaal-filosofisch; ontologisch;
epistemologisch; methodologisch.
Sociaal-filosofische en ethische vraag: waar komen onderzoeksproblemen vandaan en wat is
het belang van de oplossing hiervan?
Ontologische vraag: wat is de aard van het object van onderzoek? (is het zintuiglijk
waarneembaar, is het een algemeen verschijnsel of unieke gebeurtenis?)
Epistemologische vraag: onder welke voorwaarden kunnen onderzoekers (subject) gegeven
de aard van het object er kennis over krijgen? (zich opstellen als waarnemer of deelnemer,
object met rust laten of ingrijpen?)
2
, Methodologische vraag: wat betekent dit voor hun manier van werken?
Wat is methodenpluralisme? Waarom vindt de auteur zulk pluralisme vooral in de sociale
wetenschappen wenselijk? Het gebruik van verschillende benaderingswijzen binnen één domein
(bijvoorbeeld kwantitatief en kwalitatief onderzoek). Dit is voornamelijk wenselijk in de sociale
wetenschappen omdat er daar vrijwel altijd een overlap is tussen feiten, begrippen en betekenissen.
Kun je aan elk onderzoeksdomein een wetenschappelijke discipline koppelen? Aan elk domein is
wel een wetenschappelijke discipline te koppelen en aan sommigen is zelfs wel meer dan één
wetenschappelijke discipline te koppelen. Omgekeerd zijn aan een wetenschappelijke discipline vaak
ook meerdere domeinen te koppelen.
Waarom zijn de onderzoeksdomeinen niet scherp van elkaar af te bakenen? Omdat ze zeer nauw
met elkaar samenhangen.
Waarom vindt de auteur dat wetenschapsfilosofie belangrijk is voor WO-studenten? Om zich voor
te bereiden op een wetenschappelijke carrière hebben studenten reflectie op onderzoek hard nodig.
Welke (enge en ruime) inhoud van het begrip 'feit' komt hier aan de orde? Feit in enge zin: ‘door
zintuiglijke waarneming constateerbare standen van zaken of gebeurtenissen.’ Feit in ruime zin:
‘minimaal de betekenis van menselijke uitingen kan ook als feit geregistreerd worden.
2. Het domein van de feiten
Waarom gebruiken gedragswetenschappers de redenen die mensen geven voor hun gedrag niet
als data? Gelooft men de ondervraagde personen niet? De redenen worden niet gebruikt als data
omdat gedragswetenschap een empirische wetenschap is. Dat betekent dat het onderzoek
gebaseerd is op waarneembare feiten. Redenen zijn niet waarneembaar. Men gelooft de personen
dus wel, maar kan simpelweg op grond van redenen geen empirisch onderzoek uitvoeren.
Waarom kunnen waarnemingen volgens de auteur ‘niet door de feiten weerlegd worden’? Kunnen
beweringen dat volgens de auteur wel? Een feit is objectief en een ervaring is subjectief. Vb.
Wanneer ik zie dat bloed rood is, is dit in eerste instantie een subjectieve waarneming (een ervaring).
Dat bloed rood is pas objectief te noemen (een feit dus) wanneer anderen ook instemmen dat bloed
rood is én wanneer ik keer op keer waarneem dat bloed rood is (dus niet de ene keer rood en de
andere keer groen).Waarnemingen kunnen niet door de feiten weerlegd worden omdat jij ziet wat je
ziet, of hoort wat je hoort. Daar verandert niemand iets aan. Wanneer jij ziet dat bloed groen is in
plaats van rood. Dan zie jij dat zo punt uit, ondanks dat het bloed feitelijk rood is.Als jij dus beweert
dat bloed groen is kan dat niet afgekeurd worden. Men kan niet zeggen dat dat onjuist is. Men kan
wel zeggen dat dat subjectief is. In jouw ervaring is bloed groen. Beweringen kunnen dus niet direct
door de feiten weerlegd worden, maar ze kunnen wel bestempeld worden als subjectief.
Waarom vindt de auteur het te beperkt als de wetenschap zich alleen met het ‘zintuiglijk
waarneembare’ bezighoudt? Kun je volgens de auteur waarnemen of het een feit is dat iemand
een gelukkig huwelijk heeft? Of een bewering (bijv. ‘roken verhoogt de kans op longkanker’) waar is
of niet afhangt van de instemming van de betrokkenen. Dit klopt volgens de schrijver want een
3
,uitspraak kan alleen voor een feit doorgaan als alle betrokkenen het daarover eens zijn. Daarom kan
ook altijd weer betwijfeld worden of iets een feit is. De auteur vindt het te beperkt als de
wetenschap zich alleen met het ‘zintuiglijk waarneembare’ bezighoudt omdat dan een groot deel van
de menselijke werkelijkheid niet bestudeerd kan worden. Alleen uiterlijke omstandigheden en
gedragingen van mensen zouden dan voor wetenschappelijke bestudering in aanmerking komen. De
betekenis van gedragingen zou dan irrelevant zijn voor empirisch onderzoek. Het is mogelijk om waar
te nemen of iemand een gelukkig huwelijk heeft maar het is wel complex. Ten eerste moeten de
begrippen helder zijn, wat bedoelt men met gelukkig. En moet het duidelijk zijn wat de ondervraagde
onder het begrip gelukkig verstaat. Tot slot moet de ondervraagde ook nog eens de waarheid
spreken.
Wat is de ‘inductieve methode’? De inductieve methode is van de logisch positivisten. Algemene
uitspraken worden afgeleid uit bijzondere uitspraken over afzonderlijke waarnemingen. Vb. Appel 1
is allergeen. Appel 2 is allergeen. Appel 3 is allergeen. Appel n is allergeen. Conclusie: alle appels zijn
allergeen (denk aan het voorbeeld van de raven: ik heb 100 zwarte raven gezien, dus alle raven zijn
zwart).
Wat maakt de auteur allereerst duidelijk aan de hand van de botanicus? Wat heeft Poppers
metafoor van een ‘zoeklicht’ hiermee te maken? Botanicus: Ieder wetenschappelijk onderzoek
begint aan de hand van een probleem (ook al lijkt dit niet zo te zijn). De botanicus onderzoekt
namelijk planten en het lijkt alsof hij een willekeurige plant onderzoekt maar dat is niet zo. De
botanicus kiest nou juist die plant uit die hij bijzonder vindt of waarvan hij denkt dat er iets speciaals
mee aan de hand is. Hij zoekt systematisch, hij weet wat hij zoekt.
Zoeklicht: De botanicus/onderzoeker is naar iets speciaals op zoek en daar laat hij zijn zoeklicht
opvallen. Datgene wat hij zoekt licht op, de rest is allemaal niet belangrijk voor hem en blijft donker.
Wat wil het zeggen dat waarneming ‘theoriegeladen’ is? Waarom is volgens de auteur de
waarneming niet het beginpunt van ons zoeken naar kennis? Een onbevooroordeelde waarneming
is niet mogelijk. Een waarneming is alleen mogelijk op basis van een gezichtspunt, een theorie, een
verwachting of een geloof. Oftewel alle waarnemingen zijn theoriegeladen. Zonder theorie zouden
we ons in een continuüm van ondefinieerbare indrukken bevinden. Het vergaren van empirische
kennis begint niet met waarnemingen of observaties of met het verzamelen van gegevens. Omdat er
altijd een bijzondere aanleiding is om naar kennis te streven, namelijk een moeilijkheid die opgelost
moet worden of een knelpunt dat verholpen moet worden. Oftewel, kennis begint met een
probleem. Het doen van waarnemingen of het verzamelen van gegevens volgt pas later.
Wat is een ‘kennisbelang’? Klopt het dat de auteur een theorie of hypothese beschouwt als de
oplossing van een kennisprobleem? Kennisbelang is het belang dat bepaalt of iets als probleem
geldt. Dit verwijst ook naar belangen die het wetenschappelijk onderzoek beïnvloeden. Een
probleem is pas een kennisprobleem als we nieuwe kennis nodig hebben om het op te lossen.
Bersselaar beschouwt het als een hulpmiddel om de oplossing te vinden. Theorieën bieden een
mogelijke verklaring voor de herkomst van het probleem.
Wat is een theorie en een hypothese? En wat heeft een hypothese met een theorie te maken? Een
theorie is een verzameling begrippen en uitspraken, die in hun onderling verband een model voor de
4
, beschrijving en de verklaring van een deel van de werkelijkheid geven. Een hypothese is een
enkelvoudige uitspraak over een toedracht in de werkelijkheid, hypothesen kunnen ad hoc bedacht
worden of verkregen worden door afleiding uit een theorie. Het testbaar maken van een theorie
door er toetsbare hypothesen uit af te leiden heet het operationaliseren van die theorie.
Wat is een testimplicatie? Een gevolgtrekking uit een hypothese met het oog op een concrete test.
Testimplicaties hebben de vorm van voorwaardelijke uitspraken: als.., dan..
Waarom is een theorie des te sterker als er meerdere testimplicaties uit kunnen worden afgeleid?
Wanneer er meerdere testimplicaties worden afgeleid, kan men meer vertellen over het onderwerp.
Bijvoorbeeld over groepen mensen, of over verschijnselen. Vb. Wanneer men meerdere
testimplicaties afneemt mbt. allergeen, kan men ook iets zeggen over de soort allergische reacties
(hoofdpijn, braken, uitslag), of de uitwerking bij verschillende leeftijdsgroepen (kinderen,
volwassenen, ouderen).
Wat houdt ‘verificatie’ en ‘verifieerbaarheid’ in? Dit is het vaststellen van de juistheid of de
waarheid van een uitspraak.
Waarom is ‘deze appel is groen’ volgens de auteur niet verifieerbaar? Je moet kunnen vaststellen of
deze uitspraak ondubbelzinnig slaat op het voorwerp dat voor mij ligt en de kleur daarvan. Dat blijkt
onmogelijk. Het voorwerp kan immers bij nader inzien een andere vrucht of een ander object met
toevallig de vorm van een appel blijken te zijn.
Leg zelf het verband tussen theoriegeladenheid van de waarneming en verifieerbaarheid zoals de
auteur dat ziet. Hoe meer verborgen theorie er achter een uitspraak zit, hoe lastiger deze
verifieerbaar is. Je weet namelijk niet wat er allemaal achter de waarnemingsuitspraak verscholen zit
aan theorie en kunt dus niet vaststellen of de uitspraak juist is.
Wat is deductie? Dit is een vorm van redeneren waarbij je uitgaat van een algemeen geldende regel.
die pas je toe op een bepaald geval.
Waarom zijn door inductie verkregen algemene beweringen niet verifieerbaar? Inductie is een
redeneervorm waarbij algemene uitspraken worden afgeleid uit bijzondere uitspraken over
afzonderlijke waarnemingen. Je kunt alleen verifiëren als je alle waarnemingen nagaat. Maar dat is
onmogelijk
Waarom zijn de drie redeneringen op deze pagina ongeldig? Uitspraak 1: Appel 1 is allergeen, 2 ook,
3 ook etc. Alle appels zijn allergeen. Deze uitspraak is ongeldig omdat je niet zeker kan weten dat de
allergie optreedt door het eten van een appel, er kan ook iets anders in het spel zijn. Misschien
betreft het wel het gif of de appel, of heeft de appel er niets mee te maken, dat kan je alleen weten
als je de appels niet eet, of onbesproeide appels gaat eten enz.
Uitspraak 2 is ongeldig omdat de redenering omgekeerd niet altijd klopt. Bijvoorbeeld: van roken
word je kortademig. Je bent kortademig, dus je rookt (de kortademigheid kan ook door iets anders
veroorzaakt worden). Hetzelfde geldt voor uitspraak 3 (als het regent, dan worden de staten nat. de
5