Kennistoets 1: Inleiding
Fysiotherapie en pathologie
Samenvatting
Ysabeau Annaly Flietstra
Hogeschool Saxion Enschede
Academie gezondheidszorg, fysiotherapie
FYS1-P-KT
Kennistoets 1,
Inleiding in de Fysiotherapie
en Pathologie 48220
,Meer Dimensionaal Belasting Belastbaarheid
De student kent de 3 dimensies van het MDBB model en kan voorbeelden noemen van alle 3 dimensies
→Biomedisch
-ziekte/ stoornis centraal; ziekte hebben
- monocausaal, bijvoorbeeld infectieziekten
- mechanisch
- (beeldvormende) apparatuur
"Voor mij bestaat het vak fysiotherapie uit het manueel opheffen van stoornissen in de bewegingen
tussen gewrichtskop en -kom in hun onderlinge samenhang"
→Psycho& sociaal
- persoon centraal; zich ziek voelen
- multicausaal, bijvoorbeeld hart& vaat, rugpijn
- onbegrepen klachten
"Voor mij bestaat het vak fysiotherapie zowel uit het verklaren van het functioneren van weefsels en
organen van de cliënt, als uit het helpen de cliënt te laten begrijpen wat hem beweegt"
De student kent de begrippen belasting en belastbaarheid en kan de metafoor van de balans uitleggen
→ Belasting
"Een last of gewicht dat gedragen moet worden of dat op een individu rust"
kan een last zijn in gewicht(kg), maar ook een last op geestelijk niveau
(niet uit te drukken in waarde)
→Belastbaarheid (draagkracht)
De last die een individu of een gedeelte van het individu kan dragen. Belastbaarheid hangt samen met
de algehele conditie van het lichaam of delen van het lichaam bijvoorbeeld de achillespees of de knie.
De student kent de begrippen homeostase, ergotrope en trophotrope tuning, adaptief vermogen en
stress
→ Homeostase is het vermogen van meercellige organismen om het interne milieu in evenwicht te
houden, ondanks veranderingen in de omgeving waarin het organisme zich bevindt, door middel van
regelkringen in het organisme.
→ Ergotrope tuning is het lichaamsproces die nodig is om je lichaam in een staat van actie brengen
- lever geeft suiker af, zweetklieren actief, hartslag en bloeddruk stijgen
(katabool effect zoals verbanding)
→ Trofotrope tuning is het lichaamsproces die nodig is om het lichaam te laten herstellen
- ademhaling normaal, spierspanning daalt, hartslag en bloeddruk dalen
(anabool effect zoals melkzuur afvoeren en spierscheurtjes herstellen)
→ Adaptief vermogen is het aanpassend vermogen (ergotrope/ trophotrope tuning, stress/
ontspanning)
→ Stress: een vorm van spanning die in het lichaam optreedt als reactie op externe prikkels en die
gevolgd worden door een bepaald patroon van fysiologische reacties.
,De student kent de toepassing van het model in de voorbeelden stress en training
Het lichaam heeft de neiging om zich aan te passen aan de overbelasting; als de
overbelasting voorbij is, ligt de kracht net iets hoger dan wat het normaal was.
Het lichaam speelt in op de ‘overbelasting’ = adaptief vermogen
Wanneer het lichaam bijvoorbeeld niet voldoende is herstelt en het ondergaat
weer een training ervaart het slecht gedoseerde trainingsprikkels; het lichaam
raakt oververmoeid= overtraining
Hersteltijd is afhankelijk van voeding en rust.
De student kan uitleggen wat het gebruik van het MDBB model betekent voor de
rol van de fysiotherapeut
Het gebruik van het MDBB model zorgt dat de fysiotherapeut niet alleen naar de klacht kijkt
(biomedisch) van de patiënt maar ook naar de persoonlijke gesteldheid/ omgeving (psychosociaal) van
de patiënt en op basis hiervan een passende behandeling toepast.
, ICF
De student begrijpt het belang van het model binnen de gezondheidszorg
Het ICF model kan helpen bij het maken van ‘clinical decisions’ (klinisch redeneren*) en maakt
intercollegiale communicatie makkelijker waardoor er binnen verschillende disciplines beter
gecommuniceerd kan worden.
*klinisch redeneren is het nemen van beslissingen uit gegevens die je weet over de aard en
het beloop van het ziektebeeld, die de patiënt aanreikt en uit gegevens die je uit het
onderzoek haalt
De student heeft basiskennis over de terminologie van het ICF model/ RPS formulier
→ Body structures/ functios: anatomische eigenschappen; pijn, zwelling, mobiliteitsverlies,
krachtverlies, etc.
→ Activities: tijdens welke activiteit beperking(en); tillen van een (vol/leeg) kratje bier, fietsen,
voetballen, etc.
→ Participation: welke beperking(en) heeft dit als gevolg in het participeren; geen wedstrijden meer
voetballen, (niet meer kunnen) werken, etc.
→ Personal factors: gerelateerde factoren van de patiënt die invloed kunnen hebben op
‘bodystructures/functions’, ‘activities’ en ‘participation’; leeftijd, relatiestatus (bijvoorbeeld
getrouwd), persoonlijke gesteldheid (stress, depressie) etc.
→ External factors: gerelateerde omgevingsfactoren van de patiënt die invloed kunnen hebben op
‘bodystructures/functions’, ‘activities’ en ‘participation’; vrienden, stress door werk/baas,
relatieproblemen etc.
De student heeft basiskennis over het plaatsen van data in het RPS formulier en het gebruik van cirkels
en pijlen om het klinisch redeneren inzichtelijk te maken.
Bijvoorbeeld: Door de pijn is er een verminderde ROM /door een verminderde ROM ervaart de patiënt
pijn waardoor hij niet meer kan rennen en springen met als gevolg dat hij niet meer kan basketballen