INHOUD
AFPF...................................................................................................................................................... 1
Urinewegen......................................................................................................................................... 1
Infecties............................................................................................................................................... 2
Bacteriën............................................................................................................................................. 3
antibiotica............................................................................................................................................ 4
CGO....................................................................................................................................................... 5
Thuiszorg............................................................................................................................................ 5
Ouderdomsproblemen........................................................................................................................ 5
Verpleegproces................................................................................................................................... 5
OO - Geriatrische problemen.................................................................................................................. 6
LESDOELEN WEEK 6A – MW.
BOUWMANS
AFPF
URINEWEGEN
De structuur van de blaas beschrijven;
De blaas is peervormig, maar wordt meer ovaal als het gevuld is met urine. De blaas komt
op haar laagste punt uit in de urethra. Het peritoneum (buikvlies) bedekt slechts het
bovenoppervlak voordat het omhoog draait als pariëntaal peritoneum, dat de anterieure
buikwand bekleedt.
De blaaswand bestaat uit drie lagen:
De buitenlaag van losbindweefsel, de middenlaag bestaande uit vervlochten gladde spiervezels en
elastisch weefsel, losjes in drie lagen gelegen, het slijmvlies, bestaande uit overgangsepitheel.
De drie openingen in de blaaswand vormen een driehoek, de twee achterste in de
achterwand zijn de openingen van de ureters. De onderste opening naar de urethra.
m. detrusor → de blaaswand, die knijpt samen als je blaas vol is.
Interne sphincter → spier die opengaat als de blaas vol is.
Externe sphincter → deze spier kan je onder invloed ‘open’ doen zodat je kan plassen.
De structuur en functie van de urethra bij mannen en vrouwen beschrijven;
Urethra man → De mannelijke urethra vervoerd urine en zaad. De urethra is bekleed met slijmvlies en
is in stevig omliggend weefsel ingebed.
Urethra vrouw → 4 cm lang, komt uit in de uitwendige urethrale opening, net voor de vagina. De
opening wordt gereguleerd door de externe urethrasfincter, die onder vrijwillige controle staat. De
wand van de urethra bestaat uit een buitenste spierlaag, een binnenste bekleding van slijmvlies. De
spierlaag bestaat uit binnenste gladde spieren en de buitenste laag dwarsgestreepte spieren
(urethrasfincter). Het slijmvlies bestaat uit bindweefsel met bloedvaten en zenuwen. Proximaal bestaat
dit uit transitioneel epitheel, distaal uit plaveiselepitheel.
1
, Het proces van mictie bij baby’s en volwassenen met elkaar vergelijken;
Bij kinderen worden de rekreceptoren geactiveerd wanneer urine in de blaas verzameld. Sensorische
prikkels ontstaan en worden naar de ruggengraat gestuurd, waardoor een reflex in gang wordt gezet.
Dit stimuleert de contractie van de blaasspier en de ontspanning van de urethraspincter → mictie.
Bij volwassenen wordt de mictiereflex ook nog geprikkeld, maar gaan er eveneens sensorische
impulsen naar de hersenen die er voor zorgen dat iemand bewust wordt van de aandrang om te
plassen. Door aangeleerde en bewuste inspanning kan de urine worden uit gescheiden.
De verschillende vormen van urine-incontinentie benoemen en de oorzaken van deze vormen
verklaren;
Stressincontinentie → ongewild urineverlies bij verhoging van druk in de buikt. Bij stressincontinentie
werken de kringspier (urethraspincter) en/of bekkenbodemspieren niet goed.
Urge-incontinentie → een vorm waarbij je aandrang voelt om te urineren, maar de urine komt ook
meteen. Dit kan lichamelijke of psychische oorzaken hebben, bijvoorbeeld een blaasontsteking of het
kan zijn dat je gefixeerd bent op het plassen en bij de geringste aandrang al naar de wc gaat.
Overflowincontinentie → wordt gekenmerkt door het ongewild druppelgewijs verliezen van urine.
Reflexincontinentie treedt op bij neurologische stoornissen. Er is sprake van een stoornis aan het
zenuwstelsel, waardoor de controle over de blaasspieren totaal kan zijn verdwenen. Soms kan urine
er niet goed uit door een prostaatvergroting of vernauwing van de blaashals/plasbuis.
Functionele incontinentie → een vorm van incontinentie waarbij het urinewegsysteem nog intact is. De
incontinentie treedt op door immobiliteit of cognitieve stoornissen van de patiënt.
INFECTIES
Een definitie geven van een cystitis (urineweginfectie) en daarbij het verschil aangeven tussen
een ongecompliceerde en gecompliceerde cystitis;
Opstijgende infectie vanuit het perineum, bijvoorbeeld door trauma (urinekatheter).
Ongecompliceerd → cystitis met normaal risico, bij gezonde mensen.
Gecompliceerd → ernstige UWI en bij risicogroepen (zwanger, afwijking, aandoening)
De symptomen verklaren bij een cystitis;
Pijnlijke mictie (dysurie), bloed in de urine (hematurie), stinkende urine, troebele urine, continue
aandrang, snachts plassen (nycturie) → rubor (roodheid), calor (warmte), tumor (zwelling), dolor (pijn),
verstoorde funcite (functio laesa).
Een definitie geven van een antimicrobieel geneesmiddel en weten welke antimicrobiële
middelen gebruikt worden bij de verschillende groepen micro-organismen;
Geneesmiddelen die een micro-organisme als aangrijpingspunt hebben.
2