SAMENVATTING
CASUS 5
, DE STRUCTUUR VAN DE HUID BESCHRIJVEN
De huid is het grootste orgaan van het lichaam en bevat op bepaalde plaatsen
bijkomende structuren: klieren, haar en nagels. De huid is opgedeeld in verschillende
lagen:
Epidermis (opperhuid): buitenste laag van de huid. Bestaat uit
meerlagig verhoornend plaveiselepitheel.
Dermis (lederhuid): is taai en elastisch en geeft de huid zijn
stevigheid. De structuren in de dermis zijn:
o Bloed- en lymfevaten: arteriolen vormen een fijn
netwerk met capillaire vertakkingen die zweetklieren,
talgklieren, haarzakjes en de dermis verzorgen.
Lymfevaten vormen een netwerk door de hele dermis.
o Sensorische zenuweinden: sensorische receptoren,
gevoelig voor aanraking, temperatuur, druk en pijn
liggen overal in de dermis. Zenuwprikkels worden
verstuurd naar het ruggenmerg door sensorische zenuwen. Van hieruit
worden impulsen geleid naar de sensorische cortex van de grote hersenen
waar de sensaties worden waargenomen.
o Zweetklieren: produceren een doorzichtige, waterige vloeistof (zweet) die
belangrijk is voor de regulering van de lichaamstemperatuur.
o Haren: groeien uit haarfollikels en worden gevormd door epidermiscellen die
in de dermis of het onderhuids weefsel groeien.
Subcutis (onderhuids bindweefsel): onderhuidse laag dat tussen de huid en de
onderliggende structuren ligt. Deze laag bestaat voornamelijk uit vet. Het heeft een
belangrijke functie als warmte-isolerende laag, energie- en opslagplaats en
stootkussen.
DE HOOFDFUNCTIES VAN DE HUID UITLEGGEN
Bescherming: de huis is relatief waterbestendig en beschermt de diepere, kwetsbare
structuren. Als belangrijkste niet-specifiek afweermechanisme fungeert de huid als
barrière tegen: binnendringende micro-organismen, chemicaliën, fysieke invloeden
(klein letsel, UV-straling) en uitdroging.
Regulering van de lichaamstemperatuur: de lichaamstemperatuur blijft tamelijk
constant op ongeveer 36,8°C.
Vorming van vitamine D: speelt een rol bij het onderhoud van bot.
Gevoel in de huid: sensorische receptoren zijn zenuweinden in de dermis die
gevoelig zijn voor aanraking, druk, temperatuur en pijn.
Absorptie: de huid heeft een beperkt vermogen om stoffen te absorberen:
medicijnen (hormoonpleisters, nicotinepleisters) en bepaalde giftige stoffen (kwik).
Uitscheiding: de huid is een secundair uitscheidingsorgaan voor bepaalde stoffen,
waaronder: natriumchloride in zweet, ureum en aromatische stoffen (knoflook,
kruiden, specerijen).
, Wondgenezing.
DE PROCESSEN VAN PRIMAIRE EN SECUNDAIRE WONDHELING MET ELKAAR
VERGELIJKEN
Primaire wondgenezing: deze vorm van heling volgt op kleine
weefselbeschadigingen, als de beschadigde randen van een wond dicht bij elkaar
liggen (chirurgische incisie, snijwond). Het herstelproces kent verschillende
overlappende fasen:
o Ontsteking: bloedstolsel en celresten vullen de kloof en fagocyten dringen het
bloedstolsel binnen. Fagocyten beginnen het stolsel en celresten te verwijderen
en stimuleren zo de werking van fibroblasten. Fibroblasten scheiden
collageenvezels af, die de beschadigde randen bijeen beginnen te trekken.
o Proliferatie (vermenigvuldiging): epitheelcellen verspreiden zich snel over de
wond, door het stolsel heen. De epidermisranden groeien naar elkaar toe en dan
naar boven tot de volle dikte hersteld. Granulatieweefsel – bestaande uit nieuwe
haarvaten, fagocyten en fibroblasten – ontwikkelt zich, dringt het stolsel binnen
en herstelt de bloedtoevoer naar de wond. Fibroblasten blijven collageenvezels
afscheiden terwijl het stolsel en eventuele bacteriën worden verwijderd door
fagocyten.
o Maturatie: het granulatieweefsel wordt vervangen door fibreus littekenweefsel.
De collageenvezels worden opnieuw gerangschikt en het wondgebied wordt
steviger. Na enige tijd wordt het litteken minder gevasculariseerd (doorbloed) en
na een paar maanden ziet het eruit als een dunne lijn.
Secundaire wondgenezing: deze vorm van heling volgt als er een grote hoeveelheid
weefsel vernietigd is, of als de randen van een wond niet bijeengebracht kunnen
worden (open been, decubituswond). De fasen van secundaire wondgenezing zijn
hetzelfde als bij primaire wondgenezing, maar de genezingstijd die nodig is hangt af
van effectieve verwijdering van de oorzaak en de grootte van de wond.
DE STRUCTURELE RELATIE TUSSEN CHROMOSOMEN, GENEN EN DNA BESCHRIJVEN
Chromosomen: bijna elke lichaamscel bevat in
zijn kern een kopie van het gehele erfelijke
materiaal van het individu (chromosoom). Elk
chromosoom is deel van een paar: het ene is
geërfd van de moeder, het andere van de vader.
De menselijke cel – m.u.v. geslachtscellen – bevat
46 chromosomen in 23 paren.
Genen: zijn verpakt in onze chromosomen, die
zich in de kern van onze cellen bevinden. Een gen is een stuk DNA dat de informatie
bevat waarmee een cel een bepaald eiwit kan maken (celproduct). Elk gen heeft een
vaste plek op een specifiek chromosoom. Deze plaats wordt het locus van dat gen
genoemd.