Psychologie
1. Kaptein, A.A., Prins, J.B., Collette, E.H. en Huisman, R.L. (red.) (2010). Medische
psychologie. Bohn Stafleu van Loghum, Houten. Hoofdstuk: 12, 14, 17.4.3 (op Blackboard)
Coping: manier om stress te hanteren. Onder te verdelen in cognitieve coping en gedragsmatige
coping.
Copingsstrategiën:
- Probleemgerichte coping: actief info zoeken, oplossingen bedenken en handelen.
- Emotiegerichte coping: beheersbaar maken van eigen emoties, door bijv. afleiding, bidden
en steun zoeken. Richt zich dus primair op het reguleren van stress.
Proactieve coping: voordat de stressor zich voordoet al anticiperen op een moeilijke situatie om zo
de negatieve gevolgen te beperken en te voorkomen. Bijv. door het voorkomen overgewicht bij DM
in familie, maar ook door te bedenken wat je gaat doen wanneer je graag iets ongezonds wil eten.
Determinanten van coping: hoe kan het dat mensen verschillend omgaan met identieke problemen:
- Appraisal: wijze waarop iemand naar de stressvolle situatie kijkt. Eerst wordt er ingeschat
hoe heftig/bedreigend de situatie is en daarna wordt er bedacht in welke mate de persoon
denkt hiermee te kunnen copen.
- Self-efficacy: inschatting van eigen kunnen, zelfvertrouwen. Door voorlichting en oefening
kan de self-efficacy versterkt worden.
- Persoonlijkheid, ervaring en omgevingsfactoren.
Het stellen van copingvragen (over hoe de patiënt normaal gewend is om met stress om te gaan)
geeft inzicht en kan helpen in het proces.
Adaptatieproces: hierin moet het individu eerst een emotioneel evenwicht hervinden voordat er
concreet met de gevolgen van de lichamelijke handicap aan de slag kan worden gegaan.
Adaptieve opgaven: leren leven met een (chronische ziekte) en een eigen aandeel in de zorg nemen.
De belangrijkste adaptieve opgaven zijn:
- Hanteren van lichamelijk ongemak, pijn en beperkingen
- Omgaan met negatieve emoties en veranderingen in gevoel van eigenwaarde
- Zelfmanagement
- Een hernieuwd evenwicht vinden in sociale relaties (bijv. door verlies van werk)
- Het onderhouden van goede contacten met hulpverleners
- Voorbereiden op onzeker ziekteverloop
Welke adaptieve opgaven op de voorgrond staan licht aan de ziekte. Zo is er bij MS een grillig
verloop en is er weinig mogelijkheid tot beïnvloeden hiervan. Bij DM heeft de patiënt veel invloed.
op het ziekteverloop door zelfmanagement.
Chronische ziekte elementen: irreversibel, lange duur, vormt de belangrijkste en grootste categorie
mensen aan wie arten zorg geven.
Top 3 chronische lichamelijk ziekten: hart- en vaatziekten, kanker en COPD.
Epidemiologische transitie: met het vrijwel verdwijnen van infectieziekten steeg de levensduur van
bevolkingen, waardoor echter de incidentie (hoeveel gevallen erbij komen) en prevalentie (hoe vaak
het voorkomt op dit moment) van chronische ziekten sterk toenamen. Ook binnen de top 3 van
chronische ziekten is deze transitie zichtbaar: nu door gedragsverandering en betere medische zorg
mensen met hart- en vaatziekten een betere overlevingskans hebben wordt kanker de meest
prevalente ziekte.
Zelfmanagement: de mogelijkheid van het individu voor het managen van de symptomen,
, behandeling, lichamelijke en geestelijk consequenties, en leefstijl veranderingen die komen kijken bij
het leven met een chronische ziekte. Het monitoren van de eigen conditie, maar ook de cognitieve,
gedragsmatige en emotionele reacties is nodig voor het goed leren leven.
Comorbiditeit: het bestaan van meer dan één chronische ziekte bij één patiënt; extra belastend.
Cognities veranderen: Bijv. bij mensen met hart- en vaatziekten is het belangrijk dat er sommige
cognities worden bijgewerkt; dat het niet een acuut probleem is maar een chronische ziekte waar ze
om moeten blijven denken en blijven managen. Ook moeten ze het niet alleen zien als een extern
probleem (genetisch) maar ook als een intern probleem (voeding en leefstijl).
Collaborative care: gezamenlijke zorg waar patiënten centraal staan in nieuwe medische
professionaliteit. De volgende tabel staat op 5 dimensies wat deze verschuiving inhoud:
traditionele zorg gezamenlijke zorg
arts-patiënt relatie arts is expert die patiënt zegt gedeelde expertise met actieve
wat te doen, patiënt is passief patiënt; arts is medisch
deskundig, patiënt is
ervaringsdeskundige
eindverantwoordelijke arts arts en patiënt
doel zorg ‘compliance’, non-compliance patiënt bepaalt einddoel
is fout van de patiënt
oplossen medische problemen door de dokter dokter leert de patiënt
probleemoplossend gedrag
inhoud informatie over ziekten en technische over leren van vaardigheden
vaardigheden om problemen op te lossen
Benefit-finding: positieve kanten aan de ziekte zien; uit vele onderzoeken blijkt dat relaties
verbeteren en er een rustiger en zinvoller bestaan wordt geleefd.
Uit onderzoeken is gebleken dat alleen info en advies geven over leefstijl en psychosociale factoren
meestal niet tot (voldoende) verandering zorgt -> zelfmanagement interventies wel; toegelicht in
5A’s model.
Waar is het 5A’s model van Goldstein et all op gebasseerd?:
1. afstemmen van de interventie op de behoeften van de patiënt
2. het trainen van vaardigheden
3. gedragsgerichte interventies die self-monitoring, gezamenlijke doelen stellen, het
identificeren van potentiële belemmerende factoren (barriers) en actief pobleemoplossende
elementen bevatten
4. multidisciplinaire behandelteams
5. meerdere follow-up contacten
5A’s-model:
1. Asses. Het vragen naar/meten van leefstijlfactoren en psychosociale factoren die van invloed
zijn op de gezondheid. Inventariseer wat de ideeën (beliefs), motivaties en voorkeuren van
patiënten zijn met betrekking tot ziekte, behandeling en leefstijlfactoren.
2. Advise. Geef duidelijk, specifieke en op de betreffende patiënt toegesneden adviezen die
aansluiten bij de persoonlijke beleving van de patiënt. Geef informatie over hoe het gedrag
van de betreffende patiënt zijn/haar gezondheid beïnvloed. Benadruk dat
gedragsveranderingen een belangrijk onderdeel van de behandeling vormen. betrek in het
advies de symptomen, belieft, zorgen en voorkeuren die de patiënt heeft aangegeven.