Samenvatting volgens toets matrijs!
Hoofdstuk 11 Basisboek psychologie: hoe wij met elkaar omgaan.
Soorten groepen en belang ervan:
Wat is een groep:
Groepen kunnen vrij permanent zijn, maar ook tijdelijk. Een bepaalde verbondenheid in doel
of interesse is noodzakelijk voor groepsvorming.
Een groep kan variëren van omvang. Je spreekt van een groep als de omvang minimaal 2
personen bedraagt.
Kenmerkend voor een groep is dat ze interactie aan gaan en afhankelijk zijn van elkaar om
behoefte en doelstellingen te verwezenlijken.
De kleinste groep bestaat uit 2 personen, dit wordt meestal een duo, paar of een stel
genoemd. Er wordt ook wel gesproken over een dyade.
Dyade: groep van 2 personen. Zij is de kleinst mogelijke eenheid waarbij sprake kan zijn van
interactie tussen organismen.
Wat is de functie van een groep:
Groepsvorming zorgde voor het vergroten van veiligheid en overlevingskansen door de
verbinding en onderlinge steun. De mensen in onze evolutionaire verleden konden in
groepen beter jagen, voedsel verzamelen enz.
Een van de belangrijkste motieven is verbondenheid, het verlangen om erbij te horen. Door
de onderlinge verbondenheid van de groep ontstaat er sociale identiteit van de individu.
Sociale identiteit: is het besef bij iemand dat hij tot een bepaalde groep behoort. Omdat dit
zichtbaar of weetbaar is voor anderen, wordt hij ook als zodanig behandeld. De groep
waarmee iemand zich identificeert, verschaft hem een gewenst zelfbeeld en wordt door
anderen als uniek onderscheiden.
Welke groepen bestaan er:
Primaire groep zijn bijvoorbeeld je eigen gezin of je vriendinnengroep.
Primaire groep: is een groep waarbinnen de leden persoonlijke en duurzame relaties met
elkaar onderhouden. Sleutelbegrippen zijn: intimiteit, grote emotionele betrokkenheid,
interactie met de gehele persoon, weinig strikt geregelde interacties.
Secundaire groep is bijvoorbeeld een team van collega’s. Maar ook deze groep kan een
ontwikkeling doormaken naar een primaire groep.
, Secundaire groep: is een groep waarvan de leden formele, instrumentele (doelgerichte)
relaties met elkaar onderhouden. Sleutelbegrippen zijn: efficiëntie, minder persoonlijk of
onpersoonlijke relaties, geen of weinig intimiteit, nastreven van praktische doelen.
Een open groep is bijvoorbeeld een groepje jongens die buiten aan het voetballen is.
Open groep: laat nieuwe leden toe in de groep, in tegenstelling met de gesloten groep.
Een gesloten groep zijn bijvoorbeeld 2 jongens die samen aan het gamen zijn, een getrouwd
stel. Gesloten groep: laat geen nieuwe leden toe in de groep.
Een referentiegroep is bijvoorbeeld een sportteam die afspraken met elkaar maakt en de
leden zich hieraan houden. Referentiegroep: heeft een grote invloed op de houdingen,
gedragingen en gevoelens van een lid van deze groep en op personen die zich met die groep
vergelijken of erbij willen horen.
Wanneer je lid bent van een fanclub of sportvereniging is er sprake van een
lidmaatschapsgroep. Bij een lidmaatschapsgroep staat je naam ergens genoteerd op een
lijstje. Eventueel betaal je een bijdrage. De groep heeft weinig invloed op je dagelijks leven.
Groepsprocessen in groepen: groepsontwikkeling, normen, sociale rollen, cohesie, sociale facilitatie
en social loafing, groepsdenken, identiteit.
Groepsontwikkeling:
Wanneer er een groep ontstaat bijv. een klas, dan gaat dat meestal via een aantal stappen of
fasen. Het begint bij de fase waarbij de groepsleden zich richten op het organiseren van de
groep. Men gaat kennismaken, leert elkaar kennen, vormen een indruk van de leden. Soms
ontstaan er al zonder dat ze zijn afgesproken regels of normen waaraan de groepsleden zich
houden. Dit is dus de beginfase (forming). De volgende fase wordt ook wel (storming)
genoemd. Deze fase kan overgaan, maar dat hoeft niet. Hierin ontstaan conflicten. In deze
fase kan de groep uit elkaar vallen of kunnen er leden buitengesloten worden. De volgende
fase (norming). Zijn de conflicten goed opgelost. Er wordt een geheel gevormd en er worden
taken verdeeld, rollen ontstaan en eventuele leiders worden zichtbaar. Hierna volgt de
productieve fase (performing). Taken worden naar behoren afgerond, opdrachten worden
gemaakt, doelen worden behaald, kortom: er wordt gepresteerd. Hierna kan de groep
afgesloten worden of uit elkaar gaan. Dit is de laatste (adjourning) fase.
Dit gaat over het Model of Group Development van Tuckman en Jensen.
Groepsnormen:
Groepsnormen zijn sociale regels. Dit gaat over hoe men met elkaar om hoort te gaan
binnen de groep.
Er zijn expliciete groepsnormen en impliciete groepsnormen.
Expliciete groepsnormen: zijn vaak letterlijk geschreven regels. Ze zijn afgesproken en op
schrift gesteld. Wetten zijn voorbeelden van expliciete normen.
Impliciete groepsnormen: Dit zijn de ongeschreven, niet afgesproken regels van de groep.
Ze zijn er wel maar dat merk je pas als je ervan afwijkt.