Week 1: Systeemgericht werken
- Een netwerk bestaat altijd uit een groep ‘actoren’: Vrienden, familie, collega’s, leden
van een vereniging etc.
- De onderlinge relaties en communicatie bepalen de verhoudingen op uiteenlopende
manieren
- Ieder sociaal netwerk kent zijn eigen dynamieken. Mede daardoor veranderen
netwerken door de tijd heen in samenstelling. Sommige relaties blijven behouden,
nieuwe relaties ontstaan, andere verdwijnen
Waarop kiezen actoren een groep?
1. Assortatief: “soort zoekt soort” – Denk aan geslacht, leeftijd, sociaaleconomische
status en etniciteit. Dit homophily-effect zorgt voor meer acceptatie, vertrouwen en
bevestiging. Dit voorkomt in het algemeen mogelijke conflicten en misvattingen.
2. Relationeel: een netwerk wordt bepaald door de eerdere structuur en positie van de
actoren. Iedereen is namelijk al verbonden in een netwerk en de nieuwe relaties
tussen actoren is automatisch afhankelijk van dit bestaande netwerk.
3. Proximity: Sommige actoren hebben door fysieke nabijheid meer kansen om met
elkaar in contact te komen.
Relaties zijn dynamisch: situaties en relaties veranderen dus.
Wat is een kleine groep?
- Gemeenschappelijk doel
- Sprake van interdependentie (onderlinge afhankelijkheid)
- Er is sprake van interactie (direct contact)
- Er is sprake van gestructureerde relaties (door normen en rollen)
- De personen zien zichzelf als lid van een groep
- Er is sprake van wederzijdse beinvloeding
- Motivatie om bepaalde persoonlijke behoefte te bevredigigen
Systeemdenken
Dingen niet los zien van elkaar, maar hoe speelt het geheel in elkaar?
Kijken naar het totaal, een holistische kijk.
Dingen zijn niet optelbaar, maar steken in elkaar.
Er is geen eenzijdigheid, je kunt niet beredeneren uit een onderdeel
Elk systeem zoekt naar evenwicht (homeostase). Als het evenwicht wordt
verstoord streeft het systeem naar een nieuw evenwicht.
Systeem is altijd gericht op feedback (terugkoppelingsprocessen). Belangrijk is
het begrip “recursiviteit” en “circulair process” Actie en reactie.
Uitgangspunten bij systeemgericht denken:
Sociologie: wat gebeurt er in de maatschappij
Psychologie: Individu, beleving, gedrag
Biologie: zenuwstelsel, organen, weefsel
Communicatie en interactie
Communicatie:
- Kent twee niveau’s: Inhoud en betrekkingsniveau (wat en hoe/ met welke bedoeling)
- Onderscheid maken tussen bedoeling en effect
, - Dit geldt zowel voor verbale als non-verbale uitingen
- Communicatiepatronen die dwingend worden noemt men vicieuze cirkels
Interactie
- Gedragingen, emoties, en betekenisgeving ontwikkelen zich in relaties
- Mensen ordenen de werkelijkheid vaak lineair en brengen hun eigen interpunctie aan.
- Systeemdenken is circulair en recursief. Men gebruikt meerstemmingheid (polyfonie)
om de diverse interpuncties zichtbaar te maken. Iedereen kijkt op zijn/haar eigen
manier naar de werkelijkheid
- Om andere goed te begrijpen is het nodig om meervoudig partijdig te zijn. In leven
zonder een oordeel of iemand goed of fout is.
Verschillende stemmen
Innerlijke dialoog
Veelzijdige verhalen van anderen, commentaren van leerkrachten, familieleden,
collega’s of vrienden
Dominante sociale discoursen, grote verhalen van onze samenleving (een goede
moeder geeft borstvoeding)
Sociaal constructivisme
De werkelijkheid is een co-creatie van velen. Komt door cultuur, tijd, samenleving en
gemeenschap.
Daarom werk je als sociaal werker dialogisch.
Week 2: Effectieve samenwerking en communicatie in groepen
Pseudogroep: Leden moeten samenwerken maar zien geen belang
Traditionele groep : Groepsleden krijgen opdracht om samen te werken, maar zien het als
organisatorisch geheel. (kenmerk: taken verdelen/product is potentieel beter bij individuele
inspanning.)
Effectieve groep: Leden zetten zich in om zowel eigen succes als succes van andere te
maximaliseren.
Zeer succesvolle groep: Voldoet aan alle criteria van effectieve groep en kent grote
emotionele betrokkenheid.
interdepedentie: de afhankelijkheid van elkaar
Positieve interdepedentie: individu bereikt zijn doel alleen als anderen ook hun doel behalen
Groepscohesie: is de mate waarin groepsleden zich tot elkaar aangetrokken
voelen/onderling verbonden voelen.
Een groep is mbt de doelen succesvol wanneer:
- De doelen operationeel en bijv. Smart geformuleerd zijn
- Zij een positief/realistisch aspiratieniveau hebben
- De groepsdoelen boven de verborgen agenda staan
Verborgen agenda: de individuelen doelen die niet worden uitgesproken.
Bouwstenen effectieve samenwerking:
Positieve interdependentie
Eenheid binnen de groep
Groepsreflectie
Individuele verantwoordelijkheden en groepsverantwoordelijkheden