Samenvatting Ontwikkelingspsychopathologie
Deze samenvatting is gebaseerd op de colleges en de daarbij behorende stukken tekst uit
het boek (Abnormal Child and Adolescent Psychology - Rita Wicks-Nelson & Allen C. Israel).
Per college zijn de slides, aantekeningen uit het hoorcollege en verder aanvullende
informatie uit het boek bij elkaar gevoegd. Op deze manier is alle stof die je nodig hebt voor
het tentamen overzichtelijk te zien in dit document. Niets meer, niets minder.
Succes met studeren!
, College 1: Introductie (H1,2,3 & 5)
Wat is abnormaal en wat is normaal gedrag?
- Leeftijdsafhankelijk, vb. Aantal uur slaap per nacht
- Normen, vb. We verwachten dat kleine kinderen op bepaalde leeftijd, bepaalde
woorden kunnen reproduceren
- Ontwikkelingsnormen (zie tabel)
- Culturele normen, vb. DSM ODD
criteria: ‘Vaak een argument
hebben met je ouders’. In
sommige culturen is dit niet
abnormaal, maar juist iets wat van
je wordt verwacht
- Gendernormen, vb. Meisjes
worden passiever, stiller gezien
dan jongens
- Situationele normen; wat verwacht wordt in een specifieke setting of situatie
- Normen over wat abnormaal is; dit veranderd met de tijd, vb.
homoseksualiteit, masturberen, nagelbijten
- Rol van volwassenen, vb. Kinderen kunnen zelf niet aangeven wanneer ze een
psycholoog nodig hebben. Ouders kunnen bepaald gedrag als problematisch
beschouwen terwijl anderen het gedrag normaal vinden. Dit is van invloed op welke
ondersteuning een kind krijgt in de ontwikkeling
- Schade voor persoon en omgeving; interfereert het gedrag met het dagelijks
leven?
Abnormaal gedrag kan worden geclassificeerd via twee verschillende benaderingen:
Klinische benadering
vb. DSM / ICD
Problematisch gedrag wanneer:
- Er clusters van symptomen ontstaan
- Symptomen zijn persistent / intens / onredelijk
- De symptomen het dagelijks leven belemmeren
Sleutelkarakteristieken:
- Afgeleid van clinicus, specialisten
- Categorisch (wel of niet voldoen aan de stoornis bij x aantal symptomen)
- Wordt vaak gebruikt, bijv. In GGZ
- Beschrijving van stoornissen verandert over tijd
Bekritiseerd vanwege:
- Overdiagnosen van gedrag, vb. Criteria voor autisme worden steeds makkelijker
gebruikt, mensen krijgen makkelijker/vaker een diagnose
- Ontbreken duidelijk bewijs van validiteit, vb. C
omorbiditeit: Iemand met
gegeneraliseerde angststoornis zou ook depressie kunnen hebben; aparte
stoornissen of één?
1
, - Ontbreken duidelijke ‘afkappunten’, vb. ‘Vermoeidheid bijna elke dag’ → Wat
bedoelen ze met ‘bijna elke dag’?
- Reïficatie van stoornissen: Het verstoffelijken van een (abstract) begrip of concept;
vb. Depressie en ADHD zijn constructen van verschillende symptomen die
samenvallen, maar als we blijven verwijzen naar ‘depressieve symptomen’ wordt zo’n
stoornis uiteindelijk een ‘ding’ op zichzelf, iets wat we onder een microscoop zouden
kunnen zien, maar het is niet zichtbaar. Het zijn constructen die we niet in één keer in
de materiële wereld kunnen aanwijzen.
- Hecht weinig belang aan de context, vb. Gezinscontext → veel symptomen komen bij
kinderen voor als reactie op de thuissituatie, deze worden niet meegenomen in het
diagnosticeren
- Hecht weinig belang aan ontwikkelingsverschillen
Empirische benadering
Sleutelkarakteristieken:
- Gebaseerd op onderzoek, statistieken, vb. CBCL (Child Behavior CheckList)
- Gaat over syndromen: Een verzameling van symptomen (gedragingen) die
tegelijkertijd plaatsvinden
- Dimensioneel: In hoeverre laat een persoon symptomen zien? (kwantitatief)
- Gebruik van data van normatieve samples
Onderzoek naar de oorzaak
- System framework
- Risico en veerkracht
- Moderatie en mediatie
- Directe en indirecte invloeden
Ontwikkelingspsychopathologie is een system framework, een ‘macro paradigma’, maakt
gebruik van verschillende modellen op verschillende niveau en integreert deze
- Bio-psycho-sociaal model
- Doorlopend samenspel - wisselwerking individueel & context (ecologisch model),
vb. iemand heeft een bepaald temperament en reactie van de ouders het kind extra
te beschermen, dit kan als gevolg hebben dat de ouder overgaat op
overbescherming
- Hoe factoren samenwerken en welke processen leiden tot een bepaalde ontwikkeling
Risicofactoren en
beschermende factoren
zijn beide nodig om
ontwikkeling te
begrijpen.
2
,Risicofactoren
→ Vergroten het risico op psychopathologie
- Effecten zijn grotendeels niet-specifiek, dus verschillende factoren kunnen tot
verschillende uitkomsten leiden
- Hoeveelheid risicofactoren: Hoe meer, hoe groter het risico
- Opeenstapeling van risicofactoren, vb. kind wordt gepest op school →
schoolweigering → kind vind het fijn thuis te blijven → blijft thuis
- Processen en mechanismen die samenspelen (moderatie & mediatie)
Beschermende factoren
→ Factoren die het risico op psychopathologie verkleinen
Resilience (veerkracht)
→ Wordt gedefinieerd door een relatief positieve uitkomst in het licht van aanzienlijk
negatieve of traumatische ervaringen. Dit houdt in dat er een individueel verschil is in reactie
op risico’s, in het vermogen om tegenslagen in het leven te weerstaan of te overwinnen
→ ‘Resilience’ is de uitkomst van verschillende factoren (zowel risico als beschermende)
Mediators & moderators
Stress leidt tot internaliserend gedrag, gender is een modererende variabele (doet de sterkte
van de invloed van stress op internaliserend gedrag toenemen).
Moderator zorgt ervoor dat de invloed van een risicofactor op de uitkomst versterkt wordt;
legt een indirect verband tot de uitkomst.
Armoede leidt tot blootstelling tot geweld, wat weer leidt tot psychopathologie.
Mediator komt tussen de risicofactor en uitkomst, legt een direct verband tot de uitkomst.
2 hypothesen over moeders met kanker:
Er zijn verschillende mediators en op
basis van onderzoek kan dan de
grootste oorzaak worden onderzocht.
3
,Paden van ontwikkeling
Ontwikkelingspaden zijn eigenlijk meer probabilistisch (open) dan deterministisch; ze staan
niet helemaal vast; ze leiden niet altijd met zekerheid naar een bepaalde uitkomst. Dus het
kan zijn dat je op een problematisch pad zit, maar dat betekent niet per se dat dit zich zal
uiten in problemen of dat je hier altijd in blijft zitten.
● Equifinality: Eén uitkomt kan veroorzaakt worden door verschillende factoren.
vb. Angst in adolescenten kan worden veroorzaakt door; verlegen temperament,
andere factoren in het kind, maar ook door angst bij de ouders
● Multifinality: Eén risicofactor kan tot verschillende uitkomsten leiden.
vb. Angst bij ouders kan leiden tot angst in adolescentie, maar ook tot
schoolweigering in adolescentie of depressie in adolescentie
Ontwikkelingspaden kunnen zowel continuïteit als
verandering laten zien.
(Zie afbeelding)
Continuïteit van symptomen en stoornissen kan
homotypisch en heterotypisch zijn.
Heterotypisch = Verandering van een
stoornis/probleem over tijd
Homotypisch = Stabiel blijven van een
stoornis/probleem over tijd
De breedte van invloeden op psychopathologie
- Biologisch
- Genetische processen
- Pre/peri/post-natale schade aan CNS (hart + ruggenmerg), vb. Fetal
Alcohol Syndrome (FAS), vroeggeboorte, ondervoeding
- Psychologisch
- Leerprocessen, vb. operante conditionering (positieve beloning op gedrag
zorgt ervoor dat een persoon het gedrag opnieuw zal vertonen)
- Cognitieve processen, vb. hoe een persoon een situatie interpreteert, maar
ook dingen als schema’s
- Sociocultureel
- Familiecontext: De familie kan functioneren als mediator of moderator in de
ontwikkeling en kan een kind voorzien van bescherming, maar ook risico’s,
vb. kindermisbruik of een scheiding
- Peercontext: Een peergroep verschaft een unieke context welke van invloed
is op onmiddellijke en langdurige sociale en cognitieve groei
- Cultuur en sociale context, vb. School: Naast het aanleren van intellectuele
skills en kennis helpt school ook met socializen en motiveren om doelen te
behalen
vb. De buurt waarin je opgroeit: Het wonen in een rijke buurt draagt vaak bij
aan succesvol zijn op school
4
, College 2: Angststoornissen (H6)
Conceptualisering
- Fear (vrees/bang zijn) = Een normale en adaptieve reactie op een directe bedreiging
- Fobie = Abnormale vrees, vb. angst voor een knuffel in de vorm van een hond
- Anxiety (angst) = Angst zonder een duidelijke oorzaak
- Angststoornis = Abnormale angst, vb. Angst voor iets wat in de toekomst kan
gebeuren, hierdoor kan je zenuwachtig worden en bijv. minder eten
Waar past ‘zorgen maken’ bij?
→ Onderdeel van de cognitieve component van angst, vb. Zorgen maken over een
presentatie die je moet geven
Kinderen maken geen verschil tussen bang zijn voor iets en erover nadenken, volwassenen
wel. Kinderen maken geen verschil tussen ‘fear’, ‘worry’ and ‘thinking’ in onderzoeken.
Hoe zijn ‘worry’ (zorgen maken) en ‘rumination’ (rumineren) hetzelfde en verschillend?
- Worry en rumination: Herhalende negatieve gedachten, vb. Bang zijn om een laag
cijfer te krijgen voor je presentatie
- Worry: Gedachten over mogelijke negatieve uitkomsten welke opdringerig en
moeilijk te controleren zijn
→ de cognitieve component van angst
- Rumination: Cognitief proces waar vaak gefocust wordt op hoe je je voelt en hier
vaak over nadenken en nadenken over wat het resultaat hiervan is
→ Het meest geassocieerd met depressie
Tripartite model van fear & anxiety
= Een complex patroon van drie type reacties op een waargenomen bedreiging
- Gedragsreacties zoals bevriezen, wegrennen, ogen sluiten, schreeuwen
- Fysiologische reacties zoals zweten, snellere hartslag
- Cognitieve reacties zoals zorgen maken, het ergste verwachten, angst om controle
te verliezen
Normale vrees / angst
We herkennen bepaalde angst stimuli bij bepaalde ontwikkeling perioden
vb. Kindertijd → harde geluiden, vreemde mensen / objecten
Peutertijd → gescheiden worden (vb. van ouders), dieren
Kleutertijd → het donker, oorlog en monsters
School leeftijd → falen en kritiek
Adolescentie → sociale evaluatie en de dood
Normale angst
- Algemene afname met leeftijd
- VAK → Vragenlijst Angst bij Kinderen om te zien welke 10 dingen het meest
onderscheid maken met waar kinderen bang voor zijn en waar adolescenten bang
voor zijn; adolescenten scoren hoger op ‘praten voor de klas’
5