Jurisprudentie
- HR 31 oktober 1997, ECLI:NL:HR:1997:ZC2478, NJ 1998/97 (Ontvanger/Rabobank –
“Portacabin”).
Art 3:3 lid 1 jo 5:20 sub e
Duurzaam met de grond verbonden, verkeersopvattingen
Bedrijf gevestigd in portocabin, hypotheekrecht aan Rabo verstrekt. Rabo wil uitwinnen,
Gemeente had beslag gelegd op roerende zaken. De portocabin wordt door hof en HR als
onroerend aangemerkt. Bij beoordeling of een gebouw duurzaam met de grond is
verbonden geldt de volgende maatstaf: Als het naar aard en inrichting bestemd is om
duurzaam ter plaatse te blijven.
Bij beantwoording van de hierboven genoemde vraag moet worden gelet op de bedoeling
van de bouwer. Minder van belang is of het nog technisch mogelijk is om het geval te
verplaatsen. De duurzaamheid van de bestemming dient naar buiten kenbaar te zijn.
Verkeersopvattingen kunnen niet als zelfstandige maatstaf worden gebruikt om te bepalen
of gebouw roerend of onroerend is, maar kunnen in aanmerking worden genomen bij
onzekerheid over de vraag of een gebouw duurzaam met de grond verbonden is.
1) als het naar zijn of haar aard bestemd is om duurzaam ter plaatsen te blijven
2) de bedoeling van de bouwer naar buiten toe kenbaar is
3) de bestemming van de gebouwwerk om duurzaam ter plaatsen te blijven is naar
buiten kenbaar gemaakt stel je hangt er een groot bord aan willem 2 college, als
ze dienen als klaslokaal, zal dit op een tijdelijk ding hangt?
4) de verkeersopvatting
Let wel op is hij et de grond verbonden bijv aan het riool vastgemaakt of een
bord zodat het voor de buitenkant duidelijk is dan is het onroerend
- HR 28 juni 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC2116, NJ 1997/397 (“Straalcabine”).
- HR 15 november 1991, ECLI:NL:HR:1991:ZC0412, NJ 1993/316 (Dépex/Bergel –
“Fabriekshalapparatuur”).
Essentie
Depex levert een machine onder eigendomsvoorbehoud aan fabriek Bergel.
Bergel gaat failliet en Depex stelt nog steeds eigenaar te zijn omdat de koopprijs
nog niet volledig betaald is en revindiceert daarom de machine. De curator van
Bergel is het daar niet mee eens want hij stelt dat de machine bestanddeel is
geworden van de fabriek, waardoor hij bevoegd is om erover te beschikken. De
HR zegt: het is mogelijk dat de machine na verkeersopvatting bestanddeel is
geworden van de fabriek. Er dient daarbij gecontroleerd te worden of:
1. gebouw en installatie in constructief opzicht op elkaar zijn afgestemd
2. of het gebouw zonder de installatie van de machine onvoltooid is.
Dépex/curatoren Bergel-arrest
Onderwerpen ‐ Natrekking, bestanddeelvorming
Artikelen ‐ art. 3:4 BW
De feiten
Depex levert onder eigendomsvoorbehoud een destillatieinstallatie aan Bergel. De apparatuur
wordt geplaatst in
de fabriek van Bergel, echter wordt de rekening niet voldaan. Na faillissement van Bergel vordert
Depex afgifte
,van de installatie op grond van haar eigendomsvoorbehoud. De curatoren van Bergel menen echter
dat de
installatie is nagetrokken en nu bestanddeel is van het onroerend goed van Bergel.
Rechtsvraag
Wordt het eigendomsvoorbehoud van Depex doorbroken door natrekking van de installatie door het
fabrieksgebouw?
Overweging
In kort geding overwoog de rechter: “Voorhands is op grond van het voorgaande voldoende
aannemelijk
geworden dat de waterdistillatie-inrichting in zijn geheel een zo essentieel gedeelte van de
farmaceutische fabriek
van Bergel vormt dat deze fabriek zonder waterdistillatie-apparatuur niet meer aan haar
bestemming kan
beantwoorden, hetgeen met zich meebrengt dat de in dit geding opgevorderde goederen door
natrekking
eigendom zijn geworden van Bergel.”
Het Hof ging daar in mee, en vond dat bij de beoordeling meegenomen moest worden dat het niet
zomaar een
fabriek was, maar een farmaceutische fabriek voor infusievloeistoffen. “Alsdan zou deze fabriek
zonder die
apparatuur incompleet zijn, en niet meer aan haar doel kunnen beantwoorden. De apparatuur
behoort dan
bepaaldelijk tot het wezen van de fabriek, in de zin van art. 3:563 BW”.
De HR overwoog dat het Hof niet duidelijk was met wat nou met ‘fabriek’ werd bedoeld: als gebouw
of als
productieinrichting? Volgens de HR dient als hoofdzaak het gebouw te worden genomen.
Rechtsregel
Als het gebouw en de apparatuur in constructief opzicht specifiek op elkaar zijn afgestemd, is dat
een aanwijzing
dat naar verkeersopvattingen natrekking heeft plaatsgevonden. Hetzelfde geldt wanneer het
gebouw uit een
oogpunt van geschiktheid als fabrieksgebouw – gebouw dienende tot het huisvesten van een
produktie-inrichting
– bij ontbreken van de apparatuur als onvoltooid moet worden beschouwd. De functie van de
installatie in het
productieproces is niet van belang.
Relevante artikelen
Artikel 3:4 BW
Lid 1. Al hetgeen volgens verkeersopvatting onderdeel van een zaak uitmaakt, is bestanddeel van
die zaak.
Lid 2. Een zaak die met een hoofdzaak zodanig verbonden wordt dat zij daarvan niet kan worden
afgescheiden
zonder dat beschadiging van betekenis wordt toegebracht aan een der zaken, wordt bestanddeel
van de
hoofdzaak.
- HR 12 januari 1968, ECLI:NL:HR:1968:AC2286, NJ 1968/274 (Mulder c.s. / Teixeira de
Mattos).
Teixeira de Mattos
Casus
Mulder en Peijnenburg hadden certificaten Nillmij aan Teixeira in open bewaargeving gegeven, te
weten Mulder 1 certificaat en Peijnenburg 3 certificaten.
Volgens de tot 1 januari 1966 op de rechtsverhouding tussen pp. toepasselijke Algemene
Voorwaarden was Teixeira niet verplicht er voor te zorgen dat de nummers van de effecten, voor
iedere client afzonderlijk vaststonden. Deze nummers staan ook in het onderhavige geval niet vast en
zijn niet meer te achterhalen. Teixeira bewaarde alle effecten welke zij ingevolge overeenkomsten
met of voor clienten onder zich kreeg met al haar eigen effecten te bewaren in een kluis, zonder dat
uit enige administratieve aanduiding viel af te leiden, welke effecten zij voor welke client onder zich
had. Dit was een steeds wisselende voorraad. Tussen 23 juli 1964 en 31 mei 1966 - de dag waarop
,aan Teixeira voorlopige surseance van betalingwerd verleend - heeft Teixeira ook ingevolge
overeenkomsten met of in opdracht van andere clienten certificaten Nillmij onder zich gekregen.
Op 31 mei 1966 bevonden zich in de voorraad juist 4 certificaten Nillmij. In de procedure wordt
gevorderd de uitlevering van 1 certificaat aan Mulder en van 3 aan Peijnenburg, althans van vier
certificaten aan hen gezamenlijk.
Rechtsvraag
Wie is eigenaar van de 4 certificaten Nillmij, die zich in de effectenvoorraad van Teixeira bevinden?
Essentie
De Hoge Raad beslist dat de certificaten eigendom zijn van Teixeira omdat zij 'moeten gelden als
eigendom van Teixeira' en overweegt hiertoe het volgende:
'daar deze certificaten, die deel uitmaken van de algemene effectenvoorraad van Teixeira, welke ook
met betrekking tot de onderhavige soort stukken voortdurend aan wisseling onderhevig is geweest,
en t.a.v. welke certificaten niet is kunnen worden vastgesteld dat zij dezelfde zijn als de door Mulder
en Peijnenburg in bewaring gegeven stukken en evenmin dat Teixeira deze is gaan houden voor
Mulder en Peijnenburg hetzij afzonderlijk hetzij tezamen'.
In dit arrest is aldus door de Hoge Raad erkend dat eigendomsverkrijging buiten de door de wet
erkende wijze van eigendomsverkrijging mogelijk is, in dit geval vond eigendomsverkrijging plaats
doordat de eigendom van de goederen onder de feitelijke omstandigheden niet meer
identificeerbaar was.
- HR 17 juni 1994, ECLI:NL:HR:1994:ZC1398, NJ 1994/671 (Gielkens/Gielkens).
Gielkens/Gielkens Onderwerpen ‐ Bezit, houderschap, eigendom, bewijslast Artikelen ‐
3:190 BW, 3:119 BW De feiten De zaak gaat tussen broer en zus. De zus heeft een zieke
zoon, die ze geregeld moet bezoeken in het ziekenhuis. Ze heeft alleen geen rijbewijs. Ze
koopt desondanks een auto die haar broer (die wel een rijbewijs heeft) voor haar gaat
houden. De broer gebruikt de auto, maar moet zijn zus in ruil daarvoor af en toe naar het
ziekenhuis rijden. Op een gegeven moment krijgen ze ruzie, en de zus vordert de auto op bij
haar broer. Die stelt dat hij de auto van haar heeft gekregen en weigert de auto af te geven.
Rechtsvraag Op wie rust de bewijsplicht van eigendom? Overweging Uitgangspunt is dat wie
een goed houdt, wordt vermoed dit voor zichzelf te houden (3:109 BW), en dat de bezitter
van een goed vermoed wordt rechthebbende te zijn (3:119 BW). Echter overwoog de HR dat
in bepaalde omstandigheden van het geval en met het oog op wat er over en weer is
verklaard, door de rechter bepaald kan worden dat de bewijslast van eigendom toch bij de
bezitter kan liggen. Rechtsregel Het staat de rechter vrij om, in bepaalde omstandigheden
van het geval en met het oog op wat er over en weer is verklaard, de vermoedens uit 3:109
en 3:119 BW zodanig zijn weerlegd dat de bezitter zijn geprentendeerde eigendomsrecht zal
hebben te bewijzen.
Leerdoelen:
LEERDOELEN week 1:
Inleiding
Wat is een goed?
• Art. 3:1 BW: goederen zijn alle zaken en vermogensrechten
, • Iemand die een goed heeft, is rechthebbende. ‘’het behoort hem toe’’
Wat zijn vermogensrechten?
• Art. 3:6 BW geeft definitie.
Overdraagbaar
Voordeel
Verkregen in ruil voor voordeel.
• Onder te verdelen in objectieve, en subjectieve vermogensrechten:
Objectieve vermogensrechten: het geldende recht
Subjectieve vermogensrechten: bevoegdheden die weer voortvloeien uit het
• objectieve recht.
• Vb: eigendomsrecht, vorderingsrecht
Wat zijn zaken?
• Art. 3:2 BW: zaken zijn de voor menselijke beheersing vatbare stoffen.
• Zaken kunnen zowel roerend als onroerend zijn.
HR Portacabin: onroerend is datgene wat duurzaam met de grond verboden is en het
moet de bedoeling zijn dat het daar lang staat.
Art. 3:3 BW
Bestanddeel grootste kenmerk: wanneer vinden wij iets onderdeel van een zaak?
Lid 2: als de zaken zodanig met elkaar zijn verbonden dat ze niet zonder
schade van betekenis kunnen worden verwijderd, moet het worden gezien
als één zaak.
Lid 1: verkeersopvatting. ‘’Is de zaak incompeet als bestanddeel ontbreekt?
HR Depex/Curatoren.
Registergoederen: art. 3:10 BW (alle goederen waarvoor de overdracht bevestiging in het
register nodig is)
Rechthebbende:
• Het meest omvattende recht dat een persoon op een goed kan hebben.
Genot/gebruik: de rechthebbende mag met uitsluiting van eenieder vrij zijn goed ge-
of verbruiken.
Beschikken: de rechthebbende mag met uitsluiting van eenieder beschikken over zijn
goed of het bezwaren.
Alleen bij zaken spreek je van ‘eigenaar’!
Leg uit wat eigendom inhoud
Eigendom:
• Is een zakelijk recht, en dus geregeld in Boek 5.
• Art. 5:1 BW: ‘’ eigendom is het meest omvattende recht op een zaak’’
Wat houdt het recht van eigendom in?
• Art. 5:1 lid 2 BW: de eigenaar heeft recht op het vrije genot van ‘zijn’ zaak en hij kan
anderen van dit genot buitensluiten.
• De eigenaar is met uitsluiting van anderen gerechtigd om over de zaak te beschikken.
o Alleen hij kan dus een ander tot eigenaar van die zaak maken.
o Eigenaar kan een ander het beschikkingsrecht laten uitoefenen.
Beperkingen aan het recht van de eigenaar:
• Art. 5:1 lid 2 BW: het genots- en beschikkingsrecht is niet onbeperkt, het mag namelijk niet:
In strijd zijn met rechten van anderen;