Leerdoelen ontwikkelingspsychologie
Week 1
Je kan:
de relatie tussen nature en nurture in de ontwikkeling beschrijven
uitleggen welke methodes worden gebruikt om de invloed van genen en de
omgeving te beschrijven
beschrijven welke factoren de prenatale ontwikkeling beïnvloeden en deze
kennis kunnen toepassen
uitleggen hoe de mentale staat van de moeder invloed heeft op de foetus, en
op de latere ontwikkeling en deze kennis kunnen toepassen
de rol van genen en ervaring in de ontwikkeling van het brein uitleggen
beschrijven van de belangrijkste processen in de ontwikkeling van het brein
o.a. tijdens foetale ontwikkeling en puberteit en uitleggen hoe deze
samenhangen met gedrag
Nature vs. nurture:
Nature: onze genen bepalen ons gedrag. Onze persoonlijke kenmerken en ons
kunnen zit in onze natuur.
Nurture: onze omgeving, opvoeding en levenservaringen bepalen ons gedrag.
Ons is aangeleerd om ons op een bepaalde manier te gedragen.
De meeste ontwikkelingspsychologen zitten ergens in het midden, tussen de twee
extremen.
Invloed genen:
Het verschil tussen nature en nurture valt te testen door middel van familiestudies, zoals
tweelingstudies en adoptiestudies.
Nadelen van adoptiestudies:
Dat het zeldzaam is.
De andere omgeving lijkt vaak op de eigen omgeving, geen causaliteit.
Nadelen van tweelingstudies:
Tweelingen representeren niet de algehele bevolking.
100% dezelfde nurture, maar doordat MZ sterk op elkaar lijken worden zij
meer hetzelfde behandeld dan DZ, geen causaliteit.
Factoren die invloed hebben op de prenatale ontwikkeling:
Voedingsstoffen: slechte voeding kan leiden tot geen aanmaak van hersencellen.
Ziektes: infecties en diabetes kunnen een ontwikkelingsstoornis veroorzaken of
de groei van de foetus belemmeren.
Roken: nicotine zorgt voor het samentrekken van bloedvaten in de baarmoeder,
waardoor de foetus minder voeding krijgt. Mogelijke gevolgen zijn een
hartafwijking of een doodgeboren kind.
Alcohol: in vroege stadia van de zwangerschap heeft alcohol een groter effect op
het brein van de foetus, met een kleiner brein tot gevolg. Hierdoor kan een kind
last krijgen van hyperactiviteit en FAS (foetaal alcohol syndroom).
Drugs: door het nemen van drugs tijdens de zwangerschap zal het kind verslaafd
raken, dus deze zal na de geboorte moeten afkicken. Cocaïne beperkt de
bloedtoevoer naar de foetus, waardoor de foetus minder voedingsstoffen zal
, binnen krijgen. Heroïne kan leiden tot aandachtsproblemen en
gedragsproblemen.
Invloed mentale staat moeder:
Hoge mate van angst en stress kunnen leiden tot minder bloedtoevoer naar de foetus. Op
lange termijn kan te veel stress leiden tot een moeilijk temperament en zowel interne als
externe gedragsproblemen. Stress kan ook positieve gevolgen hebben zoals flexibiliteit en
aanpassingsvermogen.
Aan het einde van de zwangerschap heeft de stress van de moeder minder impact op de
ontwikkeling van het kind en aan het begin van de zwangerschap is de impact juist groter.
De rol van genen:
Bij X-gebonden recessieve afwijkingen lopen meisjes minder kans om de aandoening te
erven, omdat ze over twee X-chromosomen beschikken, waarvan er telkens eentje niet actief
is. Deze inactivatie gebeurt meestal ad random waardoor ze in principe niet aangetast zijn.
Jongens daarentegen hebben maar één X-chromosoom. Als zij van hun moeder een
aangetast allel erven, zelfs al is dat recessief, zullen zij de aandoening krijgen.
Specialisatie: bepaalde gebieden in het brein zijn belangrijk voor het uitvoeren van bepaalde
taken of functies.
Plasticiteit: het vermogen van het brein om te veranderen en zich aan te passen als gevolg
van ervaring.
Myelinisatie: het proces waarbij een laag eiwit en vet rond de zenuwvezels wordt gevormd.
Lateralisatie: bepaalde functies worden toegewezen aan één van de hersenhelften.
Foetale ontwikkeling:
Ectoderm (buitenste laag): huid, pigmentcellen, kaak en tanden.
Mesoderm (middelste laag): botten, spieren, bloedsysteem.
Endoderm (binnenste laag): ingewanden, longen, schildklier, maag.
· Perceptuele ontwikkeling begint met breinontwikkeling
· Tact (voelen) ontwikkelt eerst, dan evenwicht, geur en smaak, horen en dan pas zien
· Foetus hoort moeders lijf-geluiden niet: te laag
· Moeders stem: toonhoogte, frequentie en toon (sfeer), minder ‘woord-sequentie’
· Voorbereiding op stimuli die na geboorte komen
· Omgeving is er ook al in de baarmoeder (foetale biochemische omgeving)
· Prenataal leren
o Ook habituatie
o Baby’s kunnen onthouden, maar ongeveer 1-3 dagen
· Conditie moeder, ziektes als diabetes en rode hond
· Teratogenen: stoffen die de foetus kunnen schaden: drank, roken, drugs, medicijnen
o Effect op welke organen hangt van ontwikkelingsstadium af: effect op groei,
aanleg
De rol van genen en ervaring op de ontwikkeling van het brein
Hersenen zijn grotendeels afhankelijk van activiteit om zich te ontwikkelen.
De ervaringen van een individu beïnvloeden de dikte, hoogte, lengte en het gewicht
van de hersenen.
Er spelen zich verschillende processen af in de hersenen. Ervaringsonafhankelijke
processen worden gestuurd door genen en condities, deze zijn niet afhankelijk van
, stimulatie. Ervaring verwachtende processen zijn afhankelijk van externe stimulatie
deze zijn vaak aanwezig in menselijke omgevingen.
Plasticiteit: het vermogen van het brein om te veranderen als resultaat van
ervaringen. Kinderen hebben over het algemeen een betere prognose dan
volwassenen.
Kritieke perioden: er is een stimulus nodig om een bepaalde functie te ontwikkelen.
Sensitieve perioden: dit is een optimaal moment voor ontwikkeling van een bepaalde functie.