Psychology: foundations and frontiers – Bernstein
Hoofdstuk 1
Psychologie: wetenschap die gedrag en mentale processen onderzoekt en probeert dit toepassen in
het welzijn van de mens.
➔ Onderzoeken, voorspellen, verbeteren of uitleggen van aspecten van gedrag en mentale
processen
➔ Positieve psychologie: focust op wat goed gaat. Op positieve ervaringen en
karaktereigenschappen zoals blijdschap, optimisme en veerkracht
Gebieden in de psychologie:
1. Biologische psychologie: doen onderzoek naar: hoe hebben het brein en de lichaam
biologische processen invloed op het gedrag en mentale processen?
2. Cognitieve psychologie: doen onderzoek naar het mentale vermogen zoals leren, onthouden,
denken, bewustzijn, intelligentie, maken van keuzes, en creativiteit.
3. Ontwikkelingspsychologie: doen onderzoek naar hoe gedrag en mentale processen
veranderen van de geboorte naar ouder worden. En wat voor oorzaken en effecten deze
veranderingen met zich mee brengen.
4. Persoonlijkheidspsychologie: doen onderzoek naar de unieke kenmerken van het individu
dat ieder van ons karakteriseert. Wat maakt dat we verschillend zijn ten opzichte van elkaar?
5. Klinische, counseling, gemeenschap en gezondheidspsychologie
- Klinische en counseling: onderzoeken naar oorzaken en behandelingen van psychische
stoornissen en helpt mensen deze stoornis te overwinnen. Helpt het verbeteren van onze
begrijpelijkheid over genetische en omgevingsfactoren die stoornissen vormen en welke
behandelingsmethoden daarbij het meest effectieve worden geacht.
- Gemeenschap: het bereiken van mensen die niet de neiging hebben om er naar op zoek te
gaan, zoals daklozen. Proberen lokale scholen te verbeteren en criminaliteit, armoede en
andere stressfactoren die kunnen leiden tot psychische stoornissen te verminderen
- Gezondheidspsychologie: doen onderzoek naar de relatie tussen gedrag en gezondheid zoals
hartklachten, beroerte, kanker, diabetes of andere gezondheidsproblemen. Hoe ga je om
met je ziekte en hoe kan je bepaalde problemen voorkomen?
6. Educatie en school psychologie: het onderzoeken en ontwikkelen van theorieën over
lesgeven en leren.
7. Sociale psychologie: doen onderzoek naar manier hoe mensen denken over anderen en hoe
mensen elkaar beïnvloeden.
8. Industriële en organisatie psychologie: doen onderzoek naar leiderschap, stress, competitie,
salarisschalen en andere factoren die de efficiëntie, productiviteit en tevredenheid van
werknemers beïnvloed.
9. Kwantitatieve psychologie: ontwikkelen en gebruikt statistieke manieren om data
hoeveelheden te analyseren die verzameld zijn door collega’s in alle psychologie gebieden.
10. Overige: sportpsychologie, forensische psychologie, omgevingspsychologie
➔ Vaak overlappen alle gebieden met elkaar en werken ze samen
Psychologen werken vaak samen met andere gebieden, zoals computer wetenschappers, neuro
wetenschappers, economische wetenschap, doctoren, architectuur etc.
De basis van psychologie gaat lang terug
- Empirisme was erg belangrijk in de eerste ontwikkelingen van de wetenschappelijke
psychologie: het proces van verwerven van kennis komt door ervaring en observatie.
- De basis van de moderne psychologie is gelegd door Wilhelm Wundt (1879)
- Verschillende benaderingen gedurende tijd staan in de tabel
- Huidig beeld: onderzoeken van mentale processen met precisie en wetenschappelijke
objectiviteit
, Bepleit door Doelen Methoden
Structuralisme Edward Titchener, Onderzoeken van het bewustzijn Door experimenten,
opleid door Wilhelm en de structuur hiervan introspectie: naar binnen
Wundt kijken
Gestaltpsychologie Max Wertheimer Beschrijven van de organisatie Observeren van sensorisch-
van mentale processen: “de hele perceptuele fenomenen
vorm is niet hetzelfde als de som
van zijn deel”
Psychoanalyse Sigmund Freud Uitleggen van persoonlijkheid en Onderzoek naar individuele
gedrag om technieken voor het gevallen
behandelen van mentale
stoornissen te ontwikkelen
Functionalisme William James Onderzoeken hoe de geest werkt Observeren van dierlijk en
door een organisme in staat te menselijk gedrag
stellen zich aan de passen aan de
omgeving
Behaviorisme John B. Watson Onderzoeken van alleen Observeren van de relatie
B.F. Skinner observeer baar gedrag en tussen omgevingsstimuli en
uitleggen van gedrag aan de hand gedrag reacties
van leerprincipes
Benaderingen in de wetenschap van psychologie
- Tegenwoordig zien wetenschappers zichzelf niet als een bepaalde wetenschapper zoals
structuralist of functionalist, maar bekijken zij wetenschap vanuit een benadering.
- Sommige gebruiken een van deze benaderingen, ander mengen ze doordat zij dan beter het
geheel van gedrag en mentale processen begrijpen
Biologische benadering
- Gedrag en mentale processen zijn grotendeels gevormd door biologische processen.
- Wetenschappers doen onderzoek naar de psychologische effecten van hormonen, genen en
de activiteit van zenuwstelsel zoals het brein.
Evoluationaire benadering (gebaseerd op Darwin’s theorie)
- Natuurlijke selectie: degene wiens gedrag en uiterlijk hen toestaat om elementen te
weerstaan, predatoren te vermijden en een partner te krijgen, zijn in staat om te overleven
en nakomelingen te krijgen
- Wetenschappers hedendaags: natuurlijke selectie werkzaam op genen, die resulteren in
karaktereigenschappen en gedrag die adaptief en nuttig zijn in bepaalde omgevingen.
Psychodynamische benadering
- Andere inslag op de rol van geërfde instincten en andere biologische krachten in menselijk
gedrag
- Ons gedrag en mentale processen reflecteren constante en meestal onbewuste diepliggende
psychologische worstelingen
Gedragsbenadering
- Menselijk gedrag is bepaald door wat een persoon leert, specifiek op beloningen en straffen
- Hoe vroegere ervaringen met beloningen en straffen geleverd door genen en evolutie,
hedendaags gedrag vormen.
,Cognitieve benadering
- Hoe neemt het brein informatie op, waar laat het brein dit, hoe wordt dit verwerkt,
geheugen en het gedrag daarbij
- Hoe hebben cognitieve processen invloed op ons gedrag?
- Wetenschappers onderzoeken de snelle reeks van mentale gebeurtenissen, op gedrag
Humanistische benadering
- Hoe een individu een unieke capaciteit en percepties heeft in hoe zij denken en gedragen.
Het leiden van gedrag en mentale processen.
- Focus op het individu omdat niemand precies hetzelfde is
- Mensen kunnen groeien naar hun hoogste potentiele
Menselijke diversiteit en psychologie
Psychologen nemen de invloed van cultuur en andere sociaal-culturele aspecten, zoals gender,
etniciteit en sociale klasse, steeds meer mee in de vorming van het menselijk gedrag en mentale
processen.
Cultuur: opeenstapeling van waarden, regels van gedrag, vormen van uiting, religieuze overtuigingen,
keuzes en mensen die een gemeenschappelijke taal of omgeving hebben.
- Individualistische cultuur: meer waarde aan persoonlijke doelen en prestaties dan
groepsdoelen en groepsprestaties.
- Collectivistische cultuur: legt nadruk op samenhang tussen groepen mensen.
- Multicultureel land: meerdere subculturen van mensen met een verschillende etniciteit
binnen de grenzen van een land
Cross-culturele psychologie: de impact van cultuur op gedrag en mentale processen.
- Vaak kijken psychologen in allerlei sub gebieden naar hoe etniciteit, gender, leeftijd en
andere sociaal-culturele aspecten het gedrag en mentale processen beïnvloeden.
Hoofdstuk 2
Kritisch denken: een proces van het beoordelen van claims en het maken van oordelen op basis van
redelijk goed ondersteund bewijs. Om kritisch denken toe te passen worden er 5 vragen gesteld:
1. Wat wordt mij gevraagd om te geloven of te doen?
2. Welk bewijs is beschikbaar om de bewering te ondersteunen?
3. Zijn er alternatieve manieren om het bewijs te interpreteren?
4. Welk aanvullend bewijs kan helpen om de alternatieven te evalueren?
5. Welke conclusies zijn het meest redelijk?
Bij onderzoek:
➔ Hypothese: een specifiek testbare uitspraak over iets wat zij willen gaan onderzoeken.
- Beschrijving: wat is volgens de onderzoeker waar en hoe weten zij als het niet waar is?
➔ Operationele definitie: beschrijving van de precieze methode en procedures die gebruikt
worden om te meten en te manipuleren in een onderzoek
➔ Variabele: specifieke factoren of kenmerken die in een onderzoek gemanipuleerd of
meetbaar kan zijn.
➔ Betrouwbaarheid: de mate waarin test resultaten of andere onderzoeksbewijs voorkomen
als dit herhaaldelijk wordt uitgevoerd.
➔ Validiteit: de mate waarin bewijs van een methode meet wat we écht willen weten.
➔ Theorie: een set van uitspraken ontwikkelt voor het verklaren, voorspellen en suggereren
van bepaalde fenomenen.
, Onderzoeksmethoden
1. Observatie methode: gedrag bekijken
- Naturalistisch: observeren van natuurlijk gedag zonder interventies.
- Vooropgezet: observeren van gedrag in een vooropgezette setting
➔ Nadeel: mensen kunnen zich anders gedrag als zij weten dat zij geobserveerd worden
➔ Onderzoekers moeten goed getraind zijn zodat ze rapporteren wat zij zien en niet wat zij
verwachten te zien.
2. Case studies: dichterbij kijken. Een intensief onderzoek van gedrag of mentale processen in
een individueel, groep of situatie.
- Testen, interviews, analyse van brieven, school transcripten, medische schalen of andere
geschreven notulen.
➔ Nadeel: zij representeren niet de hele populatie en hebben misschien alleen het bewijs wat
de onderzoeker interessant vindt.
➔ Voordeel: uniek inzicht in nieuwe fenomenen
3. Vragenlijsten: kijken naar het grotere geheel door het gebruik van vragenlijsten of interviews
om te vragen naar hun gedrag, houdingen, geloofsovertuigingen, meningen of intenties.
➔ Validiteit kan in geding komen door hoe de vragen gesteld worden en wie bevraagd wordt
(weergeeft dit de hele populatie?)
➔ Ook omdat sommige respondenten sociaalwenselijke antwoorden geven
➔ Hierdoor kan er respons bias ontstaan: onderzoeksresultaten zijn ‘scheef’ verkregen doordat
zij te veel berusten op de informatie van de respondenten en niet op de informatie van de
non-respondenten
4. Cor relationeel onderzoek: opzoek gaan naar relaties.
- Cor relationeel onderzoek: onderzoeken de relatie tussen variabelen om onderzoek data
volledig te beschrijven, voorspellingen te testen, theorieën te evalueren en nieuwe
hypothesen te voor te stellen over hoe mensen denken en doen.
- Correlatie: de sterke en richting van de relatie van twee variabele:
Positieve correlatie: hoge waarden van de ene variabele hangen samen met hoge waarden
van de andere variabele
Negatieve correlatie: hoge waarden van de ene variabele hangen samen met lage waarden
van de andere variabele
Sterkte van correlatie: hoe dichter de punten bij de lijn liggen, hoe sterker de relatie ertussen
Eigenschappen van correlatie
1. Correlatie wordt beschreven met een correlatie coëfficiënt (r)
2. r is altijd een nummer tussen -1 en 1. Waarden van r dichtbij 0 geven een zwakke lineaire
relatie weer. De sterkte van de relatie wordt groter als r verder van de 0 naar -1 of 1 toe gaat.
Waarden van dichtbij -1 of 1, liggen dicht op lineaire lijn. Waarden van -1 of 1, rechte lijn
3. Positieve r is positieve associatie tussen variabelen (+), negatieve r is negatieve associatie (-)
4. Correlatie is niet een complete beschrijving van twee variabele data. Als twee variabele
correlatie hebben, betekent niet dit meteen dat zij effect hebben op elkaar.
5. Experimenten: onderzoeken van oorzaak-gevolg effect
- Meest directe manier om hypothesen te testen, door controle te hebben over een variabele
en het effect van deze gemanipuleerde variabele op de andere variabele te observeren
TERWIJL de andere variabelen constant worden gehouden.
- Experimentele groep: worden blootgesteld aan het ontvangen van een behandeling van een
actief level van de onafhankelijke variabele
- In een controle groep/conditie ontvangen participanten niet de behandeling van het actieve
level van de onafhankelijke variabele