Samenvatting ‘Forensic psychology’ probleem 1: The offender
Artikel: Brazil et al. (2017)
Tutor: aangegeven dat niet al de fases (4.2.1-4.2.3) volledig te hoeven weten, enkel de kernaspecten
Introductie
Overtreders met ASPD of psychopathie hebben een veel groter risico op SUD’s en op verhoogde
criminele activiteit
● 50-80% v/d gevangenen heeft ASPD; gekarakteriseerd door reward seeking, vijandigheid en
reactieve agressie, slechte impulscontrole
● 15-25% v/d gevangen heeft psychopathie; gekarakteriseerd door moeite met vasthouden van
relaties, minimaal en oppervlakkig affect, impulsiviteit en chronische antisociale levensstijl
● Deze individuen laten vaak recidivisme zien
Deze gedragingen leiden tot negatieve consequenties voor de samenleving (zoals hoge kosten voor
TBS)
Deze review: bespreken van de classificatie en behandeling van individuen met antisociaal gedrag
Antisociale persoonlijkheid en psychopathie
Vroege perspectieven op ASP en psychopathie
Vroeger werd grillig gedrag toegewezen aan afwijkend mentaal functioneren. Zo zou antisociaal
gedrag toegewezen worden aan oncontroleerbare impulsen en instinctieve woede
Het is erg lastig om psychopathie te onderscheiden van ASPD. De DSM helpt hier ook niet echt bij
(komt steeds weer met nieuwe aanpassingen). De ICD heeft wel verschillende subtypes voor ASPD
(zoals psychopathisch). Echter, dit is niet zo’n populaire tool
Differentiëren tussen psychopathische en niet-psychopathische antisociale individuen
● Volgens Kraepelin zouden er 7 subtypes zijn van antisociale individuen
○ Bijv. de impulsieven, de geboren criminelen en de emotioneel instabielen
● Lykken geloofde ook in subtypes, waarbij er een algemene afscheiding was tussen twee
groepen van antisociale stoornissen: 1) psychopaten 1) sociopaten
○ Psychopaten: zijn gelinkt aan genen en hebben vaak een lastig temperament. Er is
gedrags- en affectieve disregulatie i.c.m. inefficiënte parenting style, wat leidt tot de
ontwikkeling van psychopathie
○ Sociopaten (grotere groep): ontstaan vooral door omgevingsfactoren, zoals
verwaarlozing. Mogelijk i.c.m. aangeboren temperamentele problemen (deze
mensen zouden mogelijk ‘goede’ mensen kunnen zijn, als ze waren opgegroeid in
een gezonde omgeving)
● Hare: verschilt van Lykken, omdat de subtypes niet worden afgescheiden gebaseerd op een
biosociaal perspectief
○ Volgens hem zou er een verschil moeten zijn tussen psychopate en niet-psychopate
antisociale offenders
○ Bedenker van de PCL-R → op basis van deze test kunnen psychopate en
niet-psychopate individuen worden gedifferentieerd in forensische settings (wordt
veel gebruikt!!!)
■ Cut-off score in EU is 26
DUS: ondanks dat er consensus is dat antisociale persoonlijk en psychopathie van elkaar verschillen,
is er geen consensus over hoe subtypes van antisociale persoonlijkheid gekarakteriseerd moeten
worden, vooral diegenen met psychopathie
Verschillende benaderingen voor het typeren van psychopathie
Veel onderzoekers zien psychopathie als multidimensioneel en geloven in meerdere subtypes die
substantieel van elkaar verschillen in persoonlijkheid en etiologie
, Psychopathie als een multifacet stoornis volgens de PCL-R
In de PCL-R worden twee factoren onderscheiden (wordt in laatste artikel meer op ingegaan):
- Factor 1: interpersoonlijke (charm, grandiosity, deceitfulness) en affectieve (lack of remorse,
empathy, emotional depth) traits, wat lage angst en een tekort in emotionele verwerking
reflecteert
- Factor 2: de impulsieve en chronische antisociale neigingen geassocieerd met psychopathie,
die worden toegewezen aan een tekort in gedragelijke inhibitie en controle
- DUS: interpersoonlijk-affectieve tekorten vs. impulsieve-antisociale gedragingen zijn de
kern
Three-factor approach: 1. arrogante en deceitful interpersoonlijke stijl 2) blunted affect 3)
impulsief-onverantwoordelijk gedrag
- Antisociale gedragingen spelen hier een secundaire rol
Four-factor model: 1. interpersoonlijke stijl (facet 1) en verslechterd affectief functioneren (facet 2)
2. levensstijl (facet 3) en antisociale neigingen (facet 4)
Tot op heden is het twee-factor model nog steeds erg populair, maar het four-factor model krijgt
ook steeds meer populariteit
Primaire vs. secundaire psychopathie
● Idiopathic/primary subtype: reflecteert een erfelijk affectief tekort. Het wordt vaak
gekarakteriseerd door een tekort aan angst en is geassocieerd met affectieve en
aandacht-gerelateerde tekorten
● Symptomatic/secondary subtype: komt voort uit social disadvantage, excessieve neurotische
angst en een andere vorm van psychopathologie
○ Ze vertonen dus meer angst, maar vergelijkbare niveaus van antisociaal gedrag
● DUS: genetisch vs. sociale omgeving
Gray’s reinforcement sensitivity theory: instrumenteel gedrag wordt gedreven door twee
motivationele systemen: (1) Behavioral Inhibition System (BIS) en (2) Behavioral Activation System
(BAS)
● De BIS is getrokken in het inhiberen van doelgericht gedrag als reactie op aversieve stimuli,
zoals straf en het controleren van angst
● De BAS initieert en moduleert gedrag dat gelinkt is aan factoren zoals beloning en aan de
ervaring van positieve gevoelens
● Psychopathie is gekarakteriseerd door lage niveaus van BIS en normale niveaus van BAS,
wat resulteert in beloning zoekend gedrag zonder angstig te zijn voor negatieve
consequenties!!!
● Primary: lage levels van BIS, wat leidt tot lage mijding van negatieve gebeurtenissen
● Secondary: hyperactieve BAS, daardoor verhoogd risico op impulsief reageren op belonende
gebeurtenissen (hogere niveaus van angst)
→ Er is bewijs gevonden dat de mate van trait anxiety kan differentiëren tussen de twee types
psychopathie
Andere benaderingen voor de subtypes
Er wordt vaak aan clusteranalyse gedaan bij de facet/factor benaderingen
- Hierbij werden de primaire en secundaire vormen ook gevonden
Ook worden er vaak ‘latent profile analyses’ gedaan, waarbij er homogene profielen (groepen)
worden gevonden die subtypes zijn van psychopathie. Hierin is gevonden dat een model met 3
profielen beter past dan een model met 1/2 profielen
- Twee varianten van primary psychopathy (een manipulatief/complex en een
agressief/simpel) en sociopathie
Triarchic conceptualization: 1. disinhibition 2. meanness (maladaptief) 3. boldness (adaptief)
- Deze concepten zijn intergerelateerd maar verschillend van elkaar en kunnen in
verschillende combinaties voorkomen