Sociale psychologie
Intro
Ilja van Beest, Willem Sleegers.
Tentamen is in het Nederlands op woensdag 10 december.
Inhoudsopgave
Intro 1
Hoofdstuk 1 Introductie van sociale psychologie 6
Sociale psychologie definiëren 6
De kracht van de situatie 7
Het belang van uitleg 7
Het belang van interpretatie 7
Waar constructies vandaan komen: fundamentele menselijke motieven 8
Het zelfbeeld motief: de behoefte om ons goed te voelen over onszelf 8
Het sociaal cognitieve motief: de noodzaak om accuraat te zijn 9
Overige informatie uit hoorcollege 9
Hoofdstuk 2 Onderzoek en theorie 11
Sociale psychologie: een empirische wetenschap 11
Onderzoeksontwerpen 12
De observationele methode: beschrijven van sociaal gedrag 12
De correlationele methode: voorspellen van sociaal gedrag 12
De experimentele methode: causale vragen beantwoorden 13
Nieuwe grenzen in sociaal psychologisch onderzoek 15
Cultuur en sociale psychologie 15
De evolutionaire benadering 16
Ethische kwesties in de sociale psychologie 16
Hoofdstuk 3 Sociale cognitie 18
Automatisch denken 18
Automatisch denken met schema’s 18
Welke schema’s gebruiken we? Toegankelijkheid en priming 19
Soorten automatisch denken 20
Mentale strategieën en snelkoppelingen: oordelende heuristieken 20
Culturele verschillen in sociale cognitie 21
Culturele determinanten van schema's 21
Holistisch versus analytisch denken 21
Gecontroleerde sociale cognitie: inspannend denken 22
Gecontroleerd denken en vrije wil 22
Het verleden mentaal ongedaan maken: counterfactueel (tegenfeitelijk) denken 22
Het menselijk denken verbeteren 22
Overige informatie uit hoorcollege 23
Hoofdstuk 4 Sociale perceptie 24
Non-verbale communicatie 24
1
, Gezichtsuitdrukkingen en emotie 24
Cultuur en de kanalen van de non-verbale communicatie 25
Eerste indrukken: snel maar duurzaam 26
De aanhoudende invloed van eerste indrukken 26
Causale toeschrijven: het beantwoorden van de 'waarom'-vraag 26
De aard van het attributieproces 26
Het covariatiemodel: interne versus externe attributies 27
De fundamentele attributiefout: mensen als persoonlijkheidspsychologen 28
Zelfdienende attritbuties 30
Cultuur en sociale perceptie 30
Holistisch versus analytisch denken 31
Culturele verschillen in de fundamentele attributiefout 31
Hoofdstuk 5 Het zelf: onszelf begrijpen in een sociale context 32
De oorsprong en de aard van het zelfconcept 32
Culturele invloeden op het zelfconcept 32
Functies van het zelf 33
Onszelf kennen door introspectie 33
Focussen op het zelf: zelfbewustzijnstheorie 33
De gevolgen van introspectie over redenen 33
Onszelf kennen door ons eigen gedrag te observeren. 33
Intrinsieke versus extrinsieke motivatie 34
Mindsets en motivatie 34
Onze emoties begrijpen: de tweefactorentheorie van emotie 35
Het vinden van de verkeerde oorzaak: misattribution of arousal 35
Andere mensen gebruiken voor zelfkennis 35
Onszelf kennen door onszelf te vergelijken met anderen 35
Onszelf kennen door de mening van anderen over te nemen 36
Onze toekomstige gevoelens kennen door andere mensen te raadplegen 36
Zelfbeheersing: de uitvoerende functie van het zelf 36
Impressiebeheer: de hele wereld een podium 37
Vleien en zelfsabotage 37
Cultuur, impressiemanagement en zelfontplooiing 37
Zelfvertrouwen: hoe we ons over onszelf voelen 37
Hoofdstuk 6 De noodzaak om onze acties te rechtvaardigen: de kosten en baten van dissonantiereductie 39
De theorie van cognitieve dissonantie 39
Wanneer cognities conflicteren 39
Dissonantie en het zelfconcept 40
Onze voor- en afkeuren vervormen 40
Dissonantie, cultuur en de hersenen 42
Zelfrechtvaardiging in het dagelijks leven 42
De rechtvaardiging van inspanning 42
Externe versus interne rechtvaardiging 42
Straf en zelfredzaamheid 43
Het hypocrisie-paradigma 43
Overige informatie uit hoorcollege 43
Hoofdstuk 7 Attitudes en attitudeverandering: beïnvloeding van gedachten en gevoelens 45
2
, De aard en oorsprong van attitudes 45
Waar komen attitudes vandaan? 45
Expliciete en impliciete attitudes 47
Wanneer voorspellen attitudes gedrag? 47
Spontaan gedrag voorspellen 47
Deliberatief (overwegend, nadenken) gedrag voorspellen 48
Hoe verander je attitudes? 48
Attitudes veranderen door gedrag te veranderen: cognitieve dissonantie theorie herzien 48
Persuasieve communicatie en attitude veranderen 49
Emotie en attitude verandering 50
Emoties als heuristieken 51
Attitudeverandering en het lichaam 51
De kracht van adverteren 51
Weerstaan van overtuigende berichten 52
Overige informatie uit hoorcollege 52
Hoofdstuk 8 Conformeren 54
Informationele sociale invloed: doe behoefte om te weten wat ‘juist’ is 54
Wanneer zullen mensen zich conformeren aan de informationele sociale invloed? 55
Normatieve sociale invloed: de behoefte om geaccepteerd te worden 55
Conformiteit en sociale goedkeuring: de lijn-beoordeling studies van de Asch 56
Het belang van accuraat zijn, revisited 57
Wanneer zullen mensen zich conformeren aan normatieve sociale invloed? 57
Strategieën voor het gebruiken van sociale invloed 57
De rol van injunctieve en descriptieve normen 57
Andere tactieken van sociale invloed 58
Gehoorzaamheid aan de autoriteit 59
Hoofdstuk 9 Groepen en sociale dilemma’s 61
Wat is een groep? 61
Waarom worden mensen lid van een groep? 61
Groepen en het gedrag van het individu 61
Sociale facilitatie 62
Social loafing 62
De-individuatie 64
Groepsbeslissingen 64
Groepspolarisatie 66
Leiderschap in groepen 66
Conflict en samenwerken 67
Sociale dilemma’s 67
Onderhandelen 68
Hoofdstuk 10 Interpersoonlijke aantrekkingskracht 69
Wat voorspelt aantrekkingskracht? 69
De persoon hiernaast: het nabijheidseffect 69
Gelijkenis 69
Fysieke aantrekkelijkheid 70
Evolutie en partner selectie 71
Connecties maken in het tijdperk van technologie 71
3
, Liefde en hechte relaties 72
Definiëren van liefde: gezelschap en passie 72
Verbindings (hechtings) stijlen in intieme relaties 73
Het brein en verliefdheid 73
Theorieën over relatietevredenheid: sociale uitwisseling en gelijkheid 74
Intieme relaties beëindigen 76
Het proces van uit elkaar gaan 76
De ervaring van uit elkaar gaan 76
Overige info uit hoorcollege 77
Hoe belangrijk is seks? 77
Hoofdstuk 11 Prosociaal gedrag 78
Basismotieven voor prosociaal gedrag: waarom helpen mensen? 78
Evolutionaire psychologie: instinct en genen 78
Sociale uitwisseling: de kosten en opbrengsten van helpen 78
Empathie en altruïsme: het pure motief om te helpen 79
Persoonlijke kwaliteiten en prosociaal gedrag: waarom helpen sommige mensen meer dan anderen? 80
Genderverschillen en culturele verschillen in prosociaal gedrag 80
De effecten van stemming op prosociaal gedrag 80
Situationele determinanten van prosociaal gedrag: wanneer helpen mensen? 81
Omgeving: landelijk versus stedelijk 81
Het aantal omstanders: het omstandereffect 82
Effecten van de media: videogames en muziekteksten 83
Hoe kan helpen worden vergroot? 83
Hoofdstuk 12 Agressie en agressief gedrag 85
Is agressie aangeboren, aangeleerd of optioneel? 85
De evolutionaire kijk 85
Cultuur en agressie 86
Gender en agressie 86
Agressief leren gedragen 86
Fysiologische invloeden 86
Sociale situaties en agressie 87
Frustratie en agressie 87
Provocatie en wederkerigheid 88
Wapens als agressieve signalen 88
De elementen samenvoegen: het geval van seksueel geweld 88
Geweld en de media 89
Onderzoek naar de effecten van mediageweld 89
Het probleem van het bepalen van oorzaak en gevolg 90
Hoe agressie te verminderen 91
Vermindert het straffen van agressie agressie? 91
Catharsis en agressie 91
Wat moeten we doen met onze woede? 92
Overige info uit hoorcollege 92
Hoofdstuk 13 Vooroordelen, stereotypen, en discriminatie 94
Vooroordelen definiëren 94
De cognitieve component: stereotypen 94
4
, De affectieve component: emoties 95
De gedragscomponent: discriminatie 95
Verborgen vooroordelen opsporen 97
Manieren om onderdrukte vooroordelen te identificeren 97
Manieren om impliciete vooroordelen te identificeren 97
De effecten van vooroordelen op het slachtoffer 97
The self-fulfilling prophecy 98
Stereotype bedreiging 98
Oorzaken van vooroordelen 99
Druk om te conformeren: normatieve regels 99
Sociale identiteitstheorie: wij versus zij 100
Realistische conflict theorie 101
Vooroordelen verminderen 101
De contacthypothese 101
5
,Hoofdstuk 1 Introductie van sociale psychologie
Sociale psychologie definiëren
Sociale psychologie: de wetenschappelijke studie over de manier waarop de gedachten, gevoelens en
gedragingen van mensen beïnvloed worden door de impliciete dan wel expliciete aanwezigheid van
andere mensen (ouders, vrienden, werknemers, leraren, vreemdelingen - de hele sociale situatie).
Individu kan je alleen maar begrijpen als je je realiseert dat mensen fundamenteel sociale wezens zijn.
We functioneren in groepen. Ook moet je je realiseren dat de mensen in een groep gesitueerd zijn in een
situatie. De kracht van de situatie wordt vaak onderschat. We doen iets omdat de situatie ons er vaak toe
dwingt.
Sociale beïnvloeding: Het effect dat de woorden, daden of loutere aanwezigheid van andere mensen
hebben op onze gedachten, gevoelens, attitudes of gedrag.
- Sociale invloed is breder dan een poging van de ene persoon om het gedrag van een andere
persoon te veranderen. Het omvat onze gedachten en gevoelens, evenals onze openlijke
handelingen, en neemt vele vormen aan behalve opzettelijke pogingen om te overtuigen. Andere
mensen hoeven niet eens aanwezig te zijn: we worden bestuurd door de denkbeeldige
goedkeuring of disapproval van onze ouders, vrienden en leraren en door hoe we verwachten dat
anderen op ons reageren.
Onderzoek naar persoonlijkheid vergroot ons begrip van menselijk gedrag, maar sociaal psychologen
geloven dat het verklaren van gedrag voornamelijk via persoonlijkheidskenmerken een kritisch deel van
het verhaal negeert: de krachtige rol van sociale invloed.
Sociale psychologie is gerelateerd aan andere disciplines in de sociale wetenschappen, waaronder
sociologie, economie en politieke wetenschappen.
- Elk onderzoekt de invloed van sociale factoren op menselijk gedrag, maar belangrijke verschillen
onderscheiden de sociale psychologie - met name in hun analyseniveau (het individu in de
context van een sociale situatie).
a. Sociale psychologie: De studie van de psychologische processen die mensen gemeen
hebben die hen vatbaar maken voor sociale invloed. Het individu in de context van een
sociale situatie.
- Het doel is om eigenschappen van de menselijke natuur te identificeren die bijna
iedereen vatbaar maken voor sociale invloed, ongeacht sociale klasse of cultuur.
b. Sociologie: De studie van groepen, organisaties en samenlevingen in zijn geheel, in
plaats van individuen.
c. Persoonlijkheidspsychologie: De studie van de kenmerken die individuen uniek en
verschillend van elkaar maken.
Sociale psychologie bevindt zich tussen sociologie en persoonlijkheidspsychologie:
- Sociale psychologie en sociologie delen een interesse in de manier waarop de situatie en de
grotere samenleving gedrag beïnvloeden.
- Sociale psychologie en persoonlijkheidspsychologie hebben belangstelling voor de
psychologie van het individu.
6
,Sociaal psychologen benadrukken de psychologische processen die door de meeste mensen over de
hele wereld worden gedeeld en die hen vatbaar maken voor sociale invloed.
Cross-cultureel onderzoek: uiterst waardevol, omdat het theorieën aanscherpt, door hun universaliteit
aan te tonen (1), of door ons ertoe te brengen aanvullende variabelen te ontdekken die ons helpen ons
begrip en voorspelling van menselijk gedrag te verbeteren (2).
De kracht van de situatie
Het belang van uitleg
Fundamentele attributiefout: de neiging om de mate waarin het gedrag van mensen te wijten is aan
interne, dispositionele factoren te overschatten en de rol van situationele factoren te onderschatten.
- Het verklaren van gedrag in termen van persoonlijkheid kan ons een gevoel van valse veiligheid
geven. Wanneer mensen proberen weerzinwekkend of bizar gedrag te verklaren, zoals
zelfmoordterroristen of mensen van Jonestown die hun eigen leven nemen en hun eigen
kinderen doden, vinden ze het verleidelijk en op een vreemde manier troostend om de
slachtoffers af te schrijven als gebrekkige mensen. Dit geeft hen het gevoel dat het hen nooit zou
kunnen overkomen.
a. Ironisch genoeg vergroot deze manier van denken onze kwetsbaarheid voor destructieve
sociale invloeden door ons minder bewust te maken van onze eigen vatbaarheid voor
hen. Bovendien, door de kracht van de situatie niet volledig te waarderen, neigen we
ertoe het probleem te vereenvoudigen, wat ertoe kan leiden dat we het slachtoffer de
schuld geven in situaties waarin het individu werd overweldigd door sociale krachten die
te moeilijk waren voor de meesten van ons om te weerstaan, zoals in de Jonestown
tragedie.
Behaviorisme: een school voor psychologie die volhoudt dat om menselijk gedrag te begrijpen, alleen de
versterkende eigenschappen van de omgeving in aanmerking moeten worden genomen.
Wanneer gedrag wordt gevolgd door een beloning (geld, aandacht, lof of andere voordelen), zal het
waarschijnlijk doorgaan. Wanneer gedrag wordt gevolgd door een straf (pijn, verlies of boze kreten), zal
het waarschijnlijk uitdoven.
Skinner: geloofde dat al het gedrag begrepen kon worden door de beloningen en straffen in de omgeving
van organismen te onderzoeken.
→ MAAR omdat de vroege behavioristen zich niet bezighielden met cognitie, denken en voelen
(concepten die ze te vaag en mentalistisch vonden en niet voldoende verankerd aan waarneembaar
gedrag), negeerden ze fenomenen die van vitaal belang zijn voor de menselijke sociale ervaring → hoe
mensen hun omgevingen interpreteren.
Het belang van interpretatie
Voor sociaal psychologen:
de relatie tussen de sociale omgeving en het individu is tweerichtingsverkeer: de situatie beïnvloedt niet
alleen het gedrag van mensen; het gedrag van mensen hangt ook af van hun interpretatie of
constructie van hun sociale omgeving.
Constructie: de manier waarop mensen de sociale wereld waarnemen, begrijpen en interpreteren.
7
,De nadruk op constructie heeft zijn afkomst van de Gestalt psychology: Een psychologie school die het
belang benadrukt van het bestuderen van de subjectieve manier waarop een object (een geheel) in de
hoofden van mensen verschijnt in plaats van de objectieve, fysieke kenmerken van het object.
- Het is onmogelijk om te begrijpen hoe een object alleen wordt waargenomen door deze
bouwstenen van perceptie te bestuderen. Het geheel is anders dan de som der delen. Men moet
zich concentreren op de fenomenologie van de waarnemers (op hoe ze op object lijken) in plaats
van op zijn objectieve componenten.
Kurt Lewin: Het is vaak belangrijker om te begrijpen hoe mensen de sociale wereld waarnemen,
begrijpen en interpreteren (subjectief), dan om de objectieve eigenschappen ervan te begrijpen.
- Als een persoon in een kamer zit en erop vertrouwt dat het plafond niet zal zakken, moet dan
alleen rekening worden gehouden met zijn subjectieve waarschijnlijkheid voor het
voorspellen van gedrag of moeten we ook rekening houden met de objectieve
waarschijnlijkheid van het naar beneden komen van het plafond, zoals bepaald door ingenieurs?
Volgens hem moet alleen de eerste in aanmerking worden genomen.
Sociaal psychologen begonnen zich al snel te concentreren op het belang van hoe mensen hun
omgeving beschouwen.
Fritz Heider: Over het algemeen reageert een persoon op wat hij denkt dat de andere persoon
waarneemt, voelt en denkt, naast wat de andere persoon aan het doen is. We zijn voortdurend bezig met
het raden van de geestesgesteldheid, motieven en gedachten van de ander.
→ Daarom heeft construal (constructie) grote implicaties:
In een moordzaak, wanneer de vervolging dwingend bewijs presenteert dat volgens haar de verdachte
schuldig zal aantonen, hangt het vonnis altijd af van hoe elk jurylid dat bewijs interpreteert. Deze
constructies berusten op verschillende gebeurtenissen en percepties die vaak geen objectieve relevantie
voor de zaak hebben. → het is maar net hoe het wordt geïnterpreteerd.
Naïef realisme: de overtuiging dat we dingen waarnemen "zoals ze werkelijk zijn". Als andere mensen
dezelfde dingen anders zien, dan moet dat zijn omdat ZIJ bevooroordeeld zijn. Andere redelijke mensen
zien de situatie hetzelfde als jij. De meeste mensen geloven dat ze dingen nauwkeurig waarnemen.
Waar constructies vandaan komen: fundamentele menselijke motieven
Sociaal psychologen benadrukken het belang van twee centrale motieven:
Fundamentele moteiven volgens Aronson
1. De behoefte om de wereld accuraat waar te nemen (het juist willen zien, het goed hebben).
2. De behoefte aan een positief zelfbeeld.
Maar ook…
3. De behoefte aan controle.
4. Liefde, goedkeuring van anderen.
5. Maar ook de biologische drijfveren zoals honger, dorst.
Het zelfbeeld motief: de behoefte om ons goed te voelen over onszelf
Zelfbeeld: Evaluaties van mensen over hun eigenwaarde. Dat wil zeggen, de mate waarin ze zichzelf als
goed, competent en fatsoenlijk beschouwen. De meeste mensen hebben een sterke behoefte om een
redelijk hoog zelfbeeld te behouden.
8
, - Mensen zijn gemotiveerd om een positief beeld van zichzelf te houden, deels door hun gedrag te
rechtvaardigen, en dat dit onder bepaalde specifieke omstandigheden ertoe leidt dat ze dingen
doen die op het eerste gezicht verrassend of paradoxaal lijken. Ze geven misschien de voorkeur
aan mensen en dingen voor wie ze hebben geleden boven mensen en dingen die ze associëren
met gemak en plezier (bijvoorbeeld bij een ontgroening voor eerstejaars studenten).
Het sociaal cognitieve motief: de noodzaak om accuraat te zijn
Sociale cognitie: Hoe mensen over zichzelf en de sociale wereld denken; hoe mensen sociale informatie
selecteren, interpreteren, onthouden en gebruiken om afwegingen te nemen en beslissingen te nemen.
→ Alle mensen proberen de wereld zo nauwkeurig mogelijk te bekijken. Mensen zijn
amateur-speurneuzen die hun best doen om hun sociale wereld te begrijpen en te voorspellen.
We maken vaak fouten in die poging om te begrijpen en te voorspellen, omdat we bijna nooit alle feiten
kennen die we nodig hebben om een bepaalde situatie nauwkeurig te beoordelen.
Zichzelf vervullende voorspelling (self-fulfilling prophecy): Je verwacht dat jij of een andere persoon
zich op een of andere manier zal gedragen, dus je handelt op manieren om je voorspelling uit te laten
komen (alleen al het feit dat de leraren ertoe werden gebracht te verwachten dat de “bloeiers” het goed
deden, leidde tot een verbetering van hun prestaties).
Overige informatie uit hoorcollege
Vergelijkingen:
- Binnen personen
- Tussen personen
- Binnen groepen
- Tussen groepen
Welke aspecten bestuderen wij?
Cognitie → affect → gedag →
Hoe voel je je, wat voor gedrag vertoon je, welke gedachten gaan voor het gedrag.
Alle drie deze aspecten zijn nodig om mensen te begrijpen.
Vier perspectieven:
- Evolutionair perspectief: we zetten kinderen op aarde op een manier dat die kinderen ook
kinderen krijgen. Je moet je kind leren om ook kinderen te krijgen.
- Sociaal-cultureel perspectief: meer nadenken over hoe cultuur ervoor zorgt dat we op een
bepaalde manier met elkaar omgaan. Gaat richting sociologie.
- Sociaal-leren perspectief: behaviorisme, uiteindelijk zijn we wie we zijn als gevolg van belonen en
straffen.
- Sociaal-cognitief perspectief: netwerken in je hoofd die associaties hebben waardoor bepaalde
constructen eerder gelinkt zijn dan anderen.
Basis principes:
1. Sociaal gedrag is doelgericht: mensen interacteren met anderen om doelen voor elkaar te krijgen.
2. Sociaal gedrag is een voortdurende interactie tussen persoon en situatie.
Doel: situationeel bepaalt wat je hier en nu zou willen.
9
, Motief: In het algemeen ben ik altijd wel iemand die het belangrijk vind om wat te leren.
Doelen zijn hiërarchisch:
Pyramide van Maslow (1943): je hebt het een niet nodig voordat je het ander hebt eigenlijk, klopt niet.
Pyramide van Kenrick et al. 2010: gebruikt evolutionair perspectief
1. Fysiologische behoeftes
2. Jezelf en dierbaren beschermen
3. Erbij horen
4. Status / eigenwaarde
5. Het vinden van een partner
6. Het behouden van een partner
7. Kind krijgen
→ niet voor tentamen
Wilskracht: gebruiken en verliezen
Baumeister et al (1998):
Kan je uitgeput raken van wilskracht?
Als je een doel haalt en je moet andere doelen onderdrukken, kan je dan uitgeput raken?
- Deelnemers vragen radijsjes te eten i.p.v. dichtbije koekjes: ze vermoeien de spier, want ze
onderdrukken.
- Anderen werden gevraagd koekjes te eten en de radijsjes te negeren.
- Daarna moesten ze onoplosbare puzzels oplossen.
Door het uitputten van de wilskracht door het eten van de radijsjes werden de puzzels niet opgelost.
Het onderdrukken van bijv een stereotype kan er voor zorgen dat dat stereotype alleen maar meer
activeren (niet denken aan stereotype van skinhead, ze zijn lief → maar je gaat toch 5 stoelen van hem
weg zitten, terwijl de controlegroep die hier niet bewust mee bezig was maar 4 stoelen van hem af gaat
zitten.)
10