Week 1
Goederen: alle zaken en alle vermogensrechten (art. 3:1 BW)
Zaken: voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten (art. 3:2 BW)
Onroerende zaak: art. 3:3 lid 1
Roerende zaak: art. 3:3 lid 2
Iedere zaak is een goed, maar niet ieder goed is een zaak. Een vermogensrecht is geen
vatbaar stoffelijk object.
Registergoederen: Met de term registergoed wordt gedoeld op goederen waarvan voor de
overdracht of vestiging inschrijving in daartoe bestemde openbare registers noodzakelijk is
(art. 3:10 BW)
Eigendom en vorderingsrecht zijn de grondvormen van vermogensrecht.
Vermogensrechten: art. 3:6 BW, een vermogensrecht is een goed.
Eigendom is een zakelijk recht. Eigendom is het meest omvattende recht dat een persoon op
een zaak kan hebben. (Art. 5:1 BW)
Blaauboer kocht een stuk land van de broers Berlips. Berlips belooft aan Blaauboer dat de
grond van de weg opgehoogd en bestraat wordt. Berlips heeft de grond verkocht aan Maks.
Maks weigert dit te doen, omdat volgens haar de afspraak tussen Berlips en Blaauboer is
gemaakt, niet met haar. Maks hoeft zich er niets van aan te trekken, omdat de
overeenkomst tussen Berlips en Blaauboer was gesloten. De grond was niet belast met
erfdienstbaarheid, dus de verplichting ging niet over op Maks. Bij verbintenissen die
betrekking hebben op een goed gaat wel het vorderingsrecht over maar niet de schuld op
diegene die dat goed verkrijgt. Dus de verplichting om de grond de bestraten en op te hogen
was niet overgegaan op Maks.
Erfdienstbaarheid: art. 5:70 BW Jo 3:8 BW
Een vorderingsrecht is een relatief recht. Een rechtsbetrekking tussen twee personen:
schuldeiser (crediteur) en schuldenaar (debiteur). Recht geldt alleen tussen de twee
personen. Derden behoeven zich in beginsel niets aan te trekken van relatief recht.
Eigendom is een absoluut recht. Het is afdwingbaar tegenover iedereen. De eigenaar tegen
de rest van de wereld. Het recht blijft rusten, ook als het goed in andere handen komt.
Een absoluut karakter heeft 2 aspecten: exclusiviteit en gevolg (droit de suite). Eigendom is
exclusief van de eigenaar. Eigendom heeft gevolg omdat bij diefstal bijvoorbeeld het
eigendom nog steeds van de originele eigenaar is en revindicatie plaats kan vinden.
,Wil en verklaring: art. 3:33 BW, een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg
gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard.
Wil=verklaring. Geldige rechtshandeling
Wil is niet verklaring. Geen geldige rechtshandeling
Gerechtvaardigd vertrouwen: art. 3:35 BW
Art. 3:35 gaat voor op art. 3:33 en 3:34. Als er beroep gedaan kan worden op 3:35, heeft dit
voorrang.
Overeenkomst: art. 6:217 BW, een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de
aanvaarding daarvan.
Partijen sluiten een geldige overeenkomst:
- Meerzijdige rechtshandeling
- Rechtsgevolg ontstaat door aaneensluitende rechtshandelingen
- Rechtsgevolg: ontstaan van verbintenissen
Beperkt recht: art. 3:8 BW, valt te onderscheiden in gebruiksrechten, die de beperkt
gevestigde bepaalde bevoegdheden tot gebruik geven (erfpacht, erfdienstbaarheid, opstal,
vruchtgebruik) en in zekerheidsrechten, die ertoe strekken de rechthebbende meer
zekerheid te verlenen bij het verhaal van zijn vorderingsrecht (pandrecht en recht op
hypotheek). Kan het beperkte recht uitsluitend op een zaak gevestigd worden (erfpacht bijv.)
dan is de regeling te vinden in boek 5 (Zakelijke rechten).
Als het mogelijk is om het beperkte recht niet alleen te vestigen op een zaak, maar ook op
een vermogensrecht (vruchtgebruik en hypotheek), dan moet gebruik gemaakt worden van
boek 3(Vermogensrecht in het algemeen).
Beperkt recht is een absoluut recht en meestal een zakelijk recht.
Als er meerde beperkte rechten botsen, gaat de oudste voor.
Art. 3:276 BW: verhaalsrecht op alle goederen.
Art. 3:277 BW: Gelijkheid crediteuren, de opbrengst van het te gelde gemaakte wordt naar
evenredigheid verdeeld. Vorderingsrechten zijn gelijkwaardig, het recht van de oudste geldt
niet. De crediteuren zijn gelijk.
Schuldeisers melden vorderingen bij faillissementscuratoren die de opbrengst van het te
gelde gemaakte vermogen verdeelt onder de eisers.
Art. 3:86 BW: Ondanks onbevoegdheid van de vervreemder is een overdracht
overeenkomstig artikel 90, 91 of 93 van een roerende zaak, niet-registergoed, of een recht
aan toonder of order geldig, indien de overdracht anders dan om niet geschiedt en de
verkrijger te goeder trouw is.
Art. 6:251 BW: Staat een uit een overeenkomst voortvloeiende, voor overgang vatbaar recht
in een zodanig verband met een aan de schuldeiser toebehorend goed, dat hij bij dat recht
slechts belang heeft, zolang hij het goed behoudt, dan gaat dat recht over op degene die dat
goed onder bijzondere titel verkrijgt.
,Art. 3:298 BW: Vervolgen twee of meer schuldeisers ten aanzien van één goed met elkaar
botsende rechten op levering, dan gaat in hun onderlinge verhouding het oudste recht op
levering voor, tenzij uit de wet, uit de aard van hun rechten, of uit de eisen van redelijkheid
en billijkheid anders voortvloeit.
Obligatoire overeenkomst: een verbintenis scheppende overeenkomst.
Art. 6:213 BW: Een overeenkomst in de zin van deze titel is een meerzijdige rechtshandeling,
waarbij een of meer partijen jegens een of meer andere een verbintenis aangaan.
Art. 6:217: aanvaarding van het aanbod, overeenkomst komt tot stand.
Art. 6:248: Een overeenkomst heeft niet alleen de door partijen overeengekomen
rechtsgevolgen, maar ook die welke, naar de aard van de overeenkomst, uit de wet, de
gewoonte of de eisen van redelijkheid en billijkheid voortvloeien.
Art. 6:221: Een mondeling aanbod vervalt, wanneer het niet onmiddellijk wordt aanvaard,
een schriftelijk aanbod, wanneer het niet binnen een redelijke tijd wordt aanvaard.
Overeenkomst: art. 6:217 BW, een overeenkomst komt tot stand door een aanbod en de
aanvaarding daarvan.
Partijen sluiten een geldige overeenkomst:
- Meerzijdige rechtshandeling
- Rechtsgevolg ontstaat door aaneensluitende rechtshandelingen
- Rechtsgevolg: ontstaan van verbintenissen
Als partijen bij het sluiten van een overeenkomst een voor misverstand vatbare uitdrukking
bezigen: oplossen volgens de regel van art. 3:35 BW.
Boer Erckens verkoopt boerderij aan Gemeente Bunde. Partijen spreken af: Gemeente
Bunde vergoedt belastingschade van Erckens. Art. 3:35 toespitsen op misverstand. Wat
hebben partijen over en weer verklaard en wat hebben zij afgeleid uit elkaars verklaringen?
En wat mochten zij redelijkerwijs afleiden van elkaars verklaringen? Gezichtspunten:
- Welke betekenis lag meer voor de hand?
- Deskundige bijstand?
- Vaststaande technische betekenis - bekend bij wederpartij?
- Resultaat van interpretatie te rijmen met oogmerk?
Geen overeenkomst tot stand gekomen, aanbod sloot niet aan bij aanvaarding. Art. 6:217
BW. 30 Jaar later werd bekend dat Erckens recht had op 2500 gulden, dus niet de 50.000
gulden waar Erckens dacht recht op te hebben.
, Citronas/Rotterdam: het gemeentelijk energiebedrijf (GEB) levert al jarenlang energie aan
het bedrijf Citronas. Bij controle van het verbruik van Citronas komt GEB erachter dat er op
de meterstand een rekenfout is toegepast. Het gaat dus om een rekenfout, geen defecte
meter. Het GEB vordert Citronas de niet in rekening gebrachte elektriciteit alsnog te betalen.
Citronas weigert omdat zij de afgelopen jaren erop heeft vertrouwd dat na het betalen van
de elektriciteitsnota’s de financiële verplichting jegens GEB voldaan heeft. De Hoge Raad
stelt Citronas in het gelijk omdat Citronas erop kon vertrouwen dat ze haar financiële
verplichting jegens GEB voldaan had door de elektriciteitsnota’s te betalen.
Een factuur is een verklaring in de zin van art. 3:35 BW. Dus de factuur was een verklaring
van GEB die aanvaard is door Citronas, waardoor er dus voldaan is aan de verplichting door
Citronas.