Ontwikkelingspedagogiek – Pedagogiek in breder perspectief –
Inleiding:
- Even keertje doorlezen nog
Hoofdstuk 1: Wat is opvoeding?
De wetenschap die de opvoeding als onderwerp heeft, noemen we de opvoedkunde oftewel de
pedagogiek.
1.1 Opvoeding en pedagogiek
Pedagogiek komt van het Griekse Pais/Paidos, dat ‘knaap’ of ‘kind’ betekent, en Agogein,
‘begeleiding’.
Pedagogiek De leer van de opvoeding. De wetenschap van het begeleiden van kinderen tot aan de
volwassenheid.
Deelgebieden / richtingen binnen de pedagogiek:
- Klinische pedagogiek: Is gericht op het onderzoek naar opvoedingsprocessen in het algemeen
en naar sociale, culturele en economische factoren die daarop van invloed zijn
- Orthopedagogiek: Richt zich op het onderzoek van de hulpverlening aan kinderen die van het
gemiddelde afwijken en de opvoedsituatie waarin zij verkeren
- Onderwijskunde: Richt zich op alle vormen van scholing en op schoolsystemen
- Sociale pedagogiek: Beoordeelt vooral de sociale omstandigheden aan de hand van
pedagogische maatstaven
- Wijsgerig-historische pedagogiek: Richt zich op de opvoedingswetenschap in het algemeen
en is meer een theoretisch deelgebied
- Transculturele pedagogiek: Richt zich op onderzoek naar de opvoeding van kinderen die in
een andere cultuur wonen dan in het land van oorsprong
Uit onderzoek is gebleken dat: Mensen worden te vroeg geboren.
Een aanzienlijk deel van de ontwikkeling van de hersenen vindt bij mensen niet voor de geboorte
plaats (bij veel dieren wel) maar in de 15 á 20 jaar na de geboorte. De opvoeding en ontwikkeling van
de hersenen kunnen hand in hand gaan
Co-evaluatie De opvoeding neemt dus als omgevingsfactor een deel over van de functie van de
baarmoeder, met als gevolg dat de hersenen zich mede vormen naar het opvoedingsklimaat
Co-evaluatie bestaat ook in de zin van de ontwikkeling van de mogelijkheden die het onrijpe
mensenkind met zich meebrengt en het ontstaan van cultuur.
Het kan onderdeel gemaakt worden van ‘bewust’ (Corticaal) manipuleren, waardoor mensen
uiteindelijk ook heel nieuwe patronen kunnen aanleren. (bv. Ballet, voetbal)
“Het mensenkind leert leren”
De opvoedingscontext kan gedeeltelijk fungeren als ‘voortgezette baarmoeder’ voor de ontwikkeling
van het brein en het lichaam en dat opvoeding hiermee heel bijzondere mogelijkheden benut.
Een kind is een Animal Educandum; ‘een dier dat opgevoed dient te worden’. Hier gaat het vooral
om de opvoeding als mens, de Humanisatie.
Humanisatie is belangrijk als het inslijpen van een gedragspatroon oftewel ‘mondeling’ (leren van
anderen als rolmodellen) en imitatie van de menselijke soort. Dit is nodig om als mens optimaal te
kunnen ontwikkelen.
Pas door te communiceren met voor het kind belangrijke volwassenen, hechtingpersoon, wordt het
kind in staat gesteld zijn aanleg als mens te ontplooien. Bij de opvoeding is sprake van een
asymmetrische relatie tussen opvoeder en persoon die opgevoed word. Deze asymmetrische relatie
gaat uiteindelijk over in een symmetrische relatie (na ongeveer 20 jaar opvoeden)
,Een kind heeft recht op een vorm van opvoeding en verzorging, zodat het kan uitgroeien tot een
goed functionerend en verantwoordelijk lid van de samenleving. De samenleving heeft op haar beurt
de plicht om dat recht in te willigen.
De opvoedingsplichtingen zijn in de eerste plaats de ouders uit het kerngezin waarin het kind wordt
opgevoed. De totale opvoeding speelt zich veel breder af. Tussen opvoedingsplichtingen, andere
opvoeders en degene die opgevoed wordt. Op gebied van school, de buurt, cultuur, invloed
leeftijdsgenoten en andere kinderen.
Opvoeden betekent dat kinderen en adolescenten worden gestimuleerd om zich te ontwikkelen.
Opvoeders helpen daarbij om het leven richting te geven.
Subsysteem Er staan steeds twee fronten tegen over elkaar: Ouders versus kinderen, leerkrachten
versus leerlingen etc. (Het ene front voedt het andere front op.)
Doel van de opvoeding is: de volwassenheid: onafhankelijkheid ten opzichte van de opvoeders
Doel van de opvoeding is: Het vermogen het kind te helpen en begeleiden om zich te ontwikkelen
tot een persoon die de zelfopvoeding van de opvoedeling in de volwassenheid ter hand neemt.
Je wordt als volwassene in staat geacht de verantwoordelijkheid voor je daden en beslissingen te
dragen. Daarom word er gesproken van zelfverantwoordelijke zelfbepaling
Zelfverantwoordelijke zelfbepaling De opvoeding is eindig, gezien van uit de positie van de
opvoeder
Een veilige hechting maakt dat kinderen het uitgesproken verlangen hebben om hun omgeving te
verkennen Exploratie
Responsief handelen Hierbij probeert de opvoeder te beantwoorden aan de behoefte van de
opvoedeling en hem speelgoed, voedsel of ervaringen aan te reiken waar het (non-verbaal) om
vraagt of lijkt te vragen in de preverbale periode.
1.1.1 Autonomie
Opvoeding behelst dus enerzijds het helpen ingroeien in een steeds veranderende en zich verder
ontwikkelende maatschappij, en anderzijds het helpen om de opvoeding tot zijn of haar recht te
laten komen in die maatschappij.
Persoonlijkheidsontwikkeling Dat er rekening gehouden wordt met de groeiende autonomie van
het kind en dat deze autonomie ook wordt gestimuleerd door opvoeders. Dat kan op alle niveaus
Autonomie zelfredzaamheid, recht om zelf te bepalen wat je doet
Een grootschalige enquête onder jonge ouders in Duitsland, Finland en Polen gingen uit van 5 type
opvoeders:
- De conservatieve materialisten Opvoeders die behulpzaamheid hoog in het vaandel
hebben. Zij sturen vooral aan op de goede banen en inkomsten voor hun kinderen
- De doeners Ouders die primaire deugden zoals behulpzaamheid en goede manieren
centraal stellen. Zijn willen graag dat hun kinderen goede presteren, dapper en trots zijn en
zich weten te handhaven in de maatschappij
- De sociale idealisten Ouders die aansturen op het ontwikkelen van sociale eigenschappen,
zoals goede communicatie en verantwoordelijkheid
- De onopvallende conservisten Opvoeders die aansturen op eerlijkheid en op bevordering
van gezondheid
- De gematigde hedonisten Ouders waarbij levensvreugde hoog staat, samen met
optimisme, humor, tolerantie en oog hebben voor de medemens
1.1.2 Een stukje geschiedenis
Er was veel sprake van huisarbeid, waarbij de kinderen zo vroeg mogelijk werden ingezet als
arbeidskracht.
,Kinderen waren beschikbaar voor arbeid en hadden daarmee een economisch en praktisch ‘nut’.
Einde 17e eeuw waren er geen schoollokalen. Oudere leerlingen zaten verspreid aan tafels te
schrijven. Jongere zaten op bankjes om te lezen en de allerjongste zaten op de vloer en leken weinig
te doen.
2e helft 19e eeuw, na de industriële revolutie, veranderde dit. Door nieuwe uitvindingen die in
Engeland begonnen en later in Nederland werden geïntroduceerd, werd veel handwerk
overgenomen door machines.
Eerst de stoommachine, daarna uitvinding van dynamo voor opwekken elektriciteit.
Dit had gevolgen voor de opvoeding en het onderwijs; onderwijs werd gegeven op basis van
efficiëntie ipv op basis van een opvoedkundig doel. Gezinnen braken ook, veel ouders moesten in de
fabrieken gaan werken. Toen door de industriële revolutie ook kinderen onder zeer slechte
omstandigheden in fabrieken moesten werken, kwam er verzet tegen kinderarbeid.
1874 De kinderwet werd aangenomen, die verbood dat kinderen tot 12 jaar werden ingezet in het
arbeidsproces op het land en in de fabrieken.
Tegelijkertijd werden gezinnen kleiner, kinderen hadden immers geen economisch nut meer en
kostten alleen maar geld en voedsel.
19e eeuw kwam de persoonlijke vrijheid meer centraal te staan in de opvoeding, onder invloed van
het liberalisme.
In de 19e eeuw ontstond het zogenoemde victoriaanse denken, waarbij de opvoeding autoritair,
streng en dominant was.
Een reactie daarop en op het klassikaal onderwijs werd overigens geboden door de
vernieuwingspedagogen, ook wel reformpedagogen genoemd.
Door de industrialisatie viel dus de sociale controle en daarmee de collectieve opvoeding weg. Nu
deze er niet meer is, hebben ouders een grotere mate van keuzevrijheid met betrekking tot de
opvoeding van hun kinderen.
1.1.3 Pedagogische programma’s
Er zijn verschillende vormen en soorten van opvoedingsondersteuning.
- Laagdrempelige televisieprogramma’s en handboeken voor ouders
- STEP-programma Trainingsprogramma waarbij met concrete rollenspellen wordt
geoefend. De gelijkwaardigheid tussen ouder en kind en hun behoeften aan verbondenheid
staat in dit trainingsprogramma centraal.
Belangrijk uitgangspunt: “Het ondogmatisch opvoeden” dat betekent dat er geen vaste
gedragsvoorschriften voorhanden zijn voor het handelen van de opvoeder als het kind bv
schreeuwt of liegt. Een ik-boodschap ipv een jij-boodschap
- SESK programma Het hecht veel waarde aan de rechten van het kind, met name aan de
opvoeding zonder geweld. Ouders moeten leren uitleggen wat de zin is van regels en
grenzen. Tijdens bijeenkomsten worden conflictsituaties geanalyseerd, oplossingen gezocht
op basis van theorie en ervaringen
- Triple-P-programma Om ouders en andere opvoeders te laten zien hoe zij hun kinderen
op een positieve wijze kunnen begeleiden. Positieve pedagogiek. Deze pedagogiek kent 3
basis principes:
o Het zorgen voor een veilige en stimulerende omgeving
o Het creëren van een positieve leeromgeving
o Het leren hoe ouders het beste op ongewenst gedrag kunnen reageren. Een principe
is bv dat schreeuwen of fysiek straffen geen effect heeft als het kind ongewenst
gedrag vertoont.
Hyper-parenting of too good mothering Ouders maken zich voortdurend zorgen om het
lichamelijke en geestelijke welzijn van hun kind
Sturen of Fuhren Het belang van het kind telt niet, of wordt niet verondersteld aanwezig te zijn.
, Zodra we duidelijk weten wat we nastreven, kunnen we van daaruit bewust keuzes maken. Er zijn
verschillende mensvisies, en dit heeft consequenties voor de manier waarop tegen kinderen,
ontwikkeling en opvoeding wordt aangekeken.
- Nature/Nurture kwestie Karakter biologisch, opvoeding, intelligentie, Aantal kinderen in
een gezin en de plaats die zij hebben in de kinderrij speelt een rol
1.1.4 Visies op pedagogiek
De afgelopen eeuwen werd door wetenschappers en filosofen verschillend gedacht over de
opvoeding en ontwikkeling van het kind. Verschillende van deze visies zijn nu nog van belang voor de
wetenschap waartoe de pedagogiek uiteindelijk uitgroeide.
Langeveld
M.J. Langeveld (1905-1989) beschouwt de opvoedingswetenschap als een analyse van een
beschrijving van de opvoedingsverschijnselen. Gebeurtenissen en voorvallen zoals deze beschreven
worden door de opvoeder staan centraal en worden geanalyseerd. De fenomenologische
benadering Richt zich op gebeurtenissen en voorvallen zoals deze worden beleefd
De subjectieve waarneming van de opvoeder staat centraal, niet de fysische, objectieve werkelijkheid
Volgens Langeveld is er in de voorschoolse periode (totdat een kind leert rekenen en lezen) nog geen
sprake van eigenlijke opvoeding, maar slechts van gewenning of voorbereidende opvoeding.
De opvoeding kenmerkt zich volgens Langeveld door het bewust en opzettelijk uitoefenen van
invloeden die het kind helpen mondig te worden. De opvoeding ontstaat uit de omgang met de
opvoedeling.
Doordat de opvoeder gezag uitoefent, erkent het kind dat deze zijn meerdere is en dat het van deze
persoon zaken kan en moet leren.
Brezinka
Wolfgang Brezinka (1928-) heeft in Nederland veel bekendheid gekregen (oorspronkelijk is hij Duits-
Oostenrijks). De opvoeding behelst volgens zijn visie niet het overbruggen van de verschillen tussen
de opvoeders en opvoedelingen wat betreft de leeftijd en de sociale positie. Het gaat vooral om
verschillen in zelfstandigheid en mondigheid, die door de opvoeding moeten worden gestimuleerd.
Brezinka legt in zijn visie op het opvoeden het accent op de interindividuele verschillen in niveau,
capaciteit, sociale ontwikkelingen en moraliteit.
Ook volwassenen kunnen volgens Brezinka worden opgevoed.
Andragogiek Het helpen en begeleiden van volwassenen met als doel hun welzijnssituatie te
verbeteren
Brezinka ontwerpt de ‘metatheorie van de opvoeding’.
Litt
Theodor Litt (1880-1962) is een fenomenologische pedagoog. De femenologie is een methode
waarmee je alles beschrijft wat onmiddellijk waarneembaar is. Litt wil vooral onderzoeken of in een
opvoedingssituatie meer sturend of kind volgend (oftewel Fuhren of Wachsenlassen) gehandeld
wordt.
Wachsenlassen betekent letterlijk dat een kind niet beïnvloed dient te worden en dat alles van zelf
goed komt.
Aanhangers van het Wachsenlassen zijn niet geheel tegen enige inmenging en onderkennen de
macht van de opvoeder, maar zij waarschuwen vooral voor het gevaar dat kan schuilen in het
uitoefenen van macht.
Bij Fuhren gaat het er vooral om een bepaald ideaal menstype te vormen. Het strak leiding willen
geven en zo veel mogelijk voor het kind willen bepalen is hier een duidelijk kenmerk van.