Hoorcollege 6: Natievorming, emancipatie en bezetting, 1870-1945 (7-10)
Ontstaan van een nieuwe vorm van ‘massapolitiek’.
1: Nationalisering: van de ‘natie’ naar het ‘volk’
- Massa’s voor het eerst zichtbaar op straat.
- Vanaf circa 1880 begin van wederzijdse doordringing staat en maatschappij.
- Natie abstracte term, eind negentiende eeuw maakt het begrip natie plaats voor de bevolking als
geheel, fysieke groepen mensen, iedereen in de samenleving.
-> Wederzijdse doordringing van staat en maatschappij. Staat meer invloed op maatschappij,
maatschappij meer eisen stellen op wat de staat moet doen.
- Politiek vanuit georganiseerde maatschappelijke belangen -> vorming politieke partijen; ARP (1879)
verzet tegen het liberale moderne idee van politiek samenleving en cultuur, principe van revolutie
centraal in verzet partij. SDAP (1894) focus op arbeiders.
- Confessionele emancipatiebeweging vanuit de ‘schoolstrijd’: is de staat ‘neutraal’ of van ‘de
burgers’? Gelovigen gaat zich steeds meer organiseren, komen bijeen in de schoolstrijd.
- In liberale optiek is de staat neutraal, niets te maken met verzorgen en geven van religieus
onderwijs. Openbare scholen mochten algemeen christelijk onderwijs geven, maar mocht
niet naar één geloofstak neigen.
- Is neutraliteit wel terecht als de overgrote meerderheid een confessie aanhangt en religieus
onderwijs wil? Is neutraliteit niet een liberaal principe? Dwang om geloof te onthouden.
- Arbeidersbeweging: sociale wetgeving, bescherming.
- Einde aan kinderarbeid, regels aan werkomstandigheden.
- Begin vrouwenbeweging.
- Sinds 1860/1870, zeer klein, hoog burgerlijk.
- Begin van stellen van eisen door vrouwen.
- Massa’s mensen verzamelen zich en politieke leiders gaan massa’s toespreken -> politiek wordt iets
massaals.
1.1: Nationalisering: parlement wordt volksvertegenwoordiging
- Formeel al vanaf 1848 een volksvertegenwoordiging, maar met beperkt electorale basis.
- Via partijvorming wordt parlement verlengstuk van maatschappelijke groepen.
- In 1913 eerste keer dat het hele parlement wordt gefotografeerd en naar buiten gebracht -> voor
deze tijd zeer gesloten wereld.
- 1848: wel parlementair bestel, maar zeker geen democratie.
- Thorbecke; parlement centrale macht in de politiek. Bedoelde geen democratie te zijn.
- 1879: organisatie van het ‘volk achter de kiezers’.
- Mobiliseren van mensen om druk uit te oefenen op de politiek (kiesrecht, petities).
- 1880-1890: grote kiesrechtdemonstraties.
- Vooral algemeen mannenkiesrecht op het programma.
- Spotprenten over confessioneel kiesrecht -> als dat maar goed gaat.
1.2: Nationalisering: van kwalitatief naar democratisch kiesrecht
- Grondwetsherziening 1887: ‘tekenen van maatschappelijke welstand en geschiktheid’ -> 29% van
de mannelijke bevolking.
-> Duidelijk gemaakt dat vrouwen uitgesloten waren na poging Aletta Jacobs kieslijst
Amsterdamse gemeenteraad.
, - Voorstel Tak van Poortvliet 1894: lezen en schrijven, zelfvoorzienend -> mislukt.
- 1896: loon-, huur-, spaar- en examenkiezers -> 49%.
- Einde van de ‘geschiktheidsideologie’ eind negentiende eeuw. Geen zinvolle criteria kunnen blijven
bedenken voor kiesrecht.
1.3: Nationalisering: onbedoelde democratie
- Liberalen: kwaliteit in plaats van representativiteit -> verantwoordelijke burgers.
- Beste kiezers kiesrecht geven.
- ARP: ‘soevereiniteit in eigen kring’ -> ‘huismanskiesrecht’.
- RK: autoriteit, corporatieve orde, geen individueel kiesrecht.
- Socialisten: wel algemeen kiesrecht, maar geen parlementaire democratie.
- Socialistische omkeer realiseren.
-> Toch uiteindelijk democratie gevormd uit praktische overwegingen en groepsbelang.
1887 -> 1896 -> 1917/1919
- 1917: de ‘Pacificatie’, tijdens Eerste Wereldoorlog (Nederland neutraal).
- Op moment van weinig politieke polarisatie grote problemen oplossen (schoolstrijd en
kiesrechtkwestie en evenredige vertegenwoordiging).
-> Blijft actuele kwestie over overheidsinmenging bij onderwijs.
- Liberalen zien in bestaande districtenstelsel dat er delen van het land zullen zijn waar ze
geen meerderheid kunnen vormen -> evenredige vertegenwoordiging in plaats gekomen,
gaat om percentage van de landelijke kiezers dat je verwerft. Nederland zeer representatieve
vertegenwoordiging.
- Gerealiseerd door P.W.A. Cort van der Linden. Liberaal premier.
2: Nationalisering: sociaal, infrastructuur, monarchie
- Na 1870 toch een feitelijke ‘eenwording van Nederland’, ondanks ‘antithese’, ‘klassenstrijd’ en
vrouwenbeweging.
- Uitbreiding van kiesrecht, 1887, 1896.
- Via partijen nationalisering van politiek. Voor het eerste landelijk opererende organisaties.
- Begin sociale politiek (1874, 1889, 1897-1901): kinderarbeid, arbeidsomstandigheden,
woningwet, schoolplicht.
- Algemene, persoonlijke dienstplicht 1898 -> creëren van nationaal gevoel, jongens binden
aan de natie, versterken nationaal eenheidsbesef.
- Communicatie en infrastructuur: spoorwegnet, telegraaf en telefoon, dag- en weekbladen.
- Onderwijs: leerplicht, vaderlandse geschiedenis, aardrijkskunde.
- Monarchie: van politieke macht naar symbool van nationale eenheid.
-> Verschuivende machtsverhoudingen.
- 1814: koning -> parlement -> volk.
- 1848: koning -> parlement -> volk.
- 1917: koning -> parlement -> volk. Democratische factor vanaf dit moment het belangrijkst.
2.1: Balans
- Nederland: geen democratie, maar een monarchie met een volksvertegenwoordiging op basis van
algemeen kiesrecht.
-> Niet als fundamentele democratie begonnen, zeker niet vanuit Bataafse beginselen.
- Kern is het vertegenwoordigend stelsel.
-> Staten Generaal centraal in het politieke bestel.