Hoorcollege 4 (23-9): Een aristocratische Republiek 1672-1713-1780-1813
1: Willem III en de Republiek: hoogtepunt en machtsverval 1672-1713
- De enorme machtspositie van Willem III: (erfelijk) stadhouder, legerleider, patronagestelsel, maar
feitelijk uitbreiding regentenoligarchie.
- Patronagestelsel van stadhouder en van regenten. Regentenstand wordt steeds meer een oligarchie
met stedelijke en provinciale macht, nieuwe aristocratie begonnen als burgerstand.
- Republiek lijkt bestuurlijk veel op stelsels van monarchale landen.
- 1689-1702 koning van Engeland, Schotland en Ierland, architect van internationale coalities tegen
de ambities van Lodewijk XIV. Voortdurende oorlogen.
- Republiek als internationale macht: Vrede van Nijmegen (1678), Vrede van Rijswijk (1697), Vrede
van Utrecht (1713) -> daarna internationale rol uitgespeeld -> kosten defensie te hoog, machtsgroei
grote monarchieën Engeland, Frankrijk, Pruisen, Oostenrijk, Rusland.
- Republiek niet in absolute zin achteruit, wel in relatieve zin. Grote monarchale staten
groeiden sterker in macht en mogelijkheden dan de Republiek.
- Na de dood van Willem nieuwe stadhouderloze periode. Staten Generaal waren klaar met ambities
van de stadhouders.
2: 1702-1747 Tweede Stadhouderloze periode, de aristocratische republiek
- Na 1702 alleen Friese stadhouder Johan Willem Friso tot 1711. Hij is de enige stadhouder die
overbleef. Hij was geen opvolger van Willem III.
- Tweede grote vergadering Staten Generaal, maar geen hervorming naar centralistischer en
effectiever bestuur -> de aristocratische republiek. Men vond dat het effectiever moest worden om
staande te blijven. Simon van Slingeland doet zijn best om staten generaal tot hervorming te laten
gaan, maar het lukt niet. Staten willen dat niet. Provincies blijven eigen soevereiniteit behouden.
- Zoon Willem Karel Hendrik Friso wel vanaf 1718 erkend als toekomstig stadhouder door noordelijke
en oostelijke provincies, vanaf 1729 stadhouder Willem IV in Friesland, Groningen, Drenthe,
Overijssel, Gelderland -> actieve rol in de politiek -> relaties met Pruisen en met Engeland door
huwelijk Anne van Hannover, Engelse vorstenhuis. Door die relaties lijkt hij toch wel belangrijk.
- Economische achteruitgang Hollandse Steden -> roep om Oranje, Republiek betrokken bij
Oostenrijkse Successieoorlog. Slecht verloop -> herhaling scenario 1672.
- De handelsnetwerken verplaatsen zich waardoor Nederland minder belangrijk wordt. De
Republiek ging niet per se achteruit, maar de omliggende landen gingen sneller vooruit. Men
wil daarom hulp van Oranje: oplossing. Successieoorlog: Fransen breken door in de Republiek
in het zuiden. Dit leidt ook tot de roep naar Oranje.
3: 1748-1780 de ‘monarchale’ republiek, spanningen en buitenlandse verwikkelingen
- Willem IV stadhouder in alle gewesten en algemeen legerleider -> erfelijk stadhouderschap
‘monarchale Republiek’. Stadhouderschap wordt staatshoofdsfuctie. Aangekleed met vorstelijke
allures.
- Maar: democratische volks- en burgerbewegingen 1747-1751; terug naar burgerinvloed.
- Willem IV overleed in 1751, zoon Willem V minderjarig -> regentschap Anne van Hannover en
Lodewijk Ernst hertog van Brunswijk. Nauwe relaties tussen Hannover en Brunswijk.
- Staatsgezinden en prinsgezinden: herleving van een oude tegenstelling.
- Enerzijds groei naar een monarchale republiek -> dynastieke opwaardering, huwelijken met grote
hoven: Wilhelmina van Pruisen 1767, dus Pruisische en Britse banden.
- Oranjes met steun van volksklasse en gereformeerden.
- Identiteit; Republiek tweede Israël. Uitverkoren om rol te spelen van ware drager ware
religie. Gereformeerden sterk kant van Oranje kiezen.
- Anderzijds macht van aristocratische regentenklasse, de oude Statenpartij, teruggrijpen op de
‘Bataafse mythe’ (particularisme). Geen monarchaal hoofd maar vrijheid.
, - En: begin van een democratisch-republikeins debat (werken van Rousseau), volksinvloed. Macht
hoort bij volksmassa als collectief te liggen. Debat over terugkeren oude volksinvloed, of creëren van
nieuwe invloed burgerij op bestuur.
3.1: Republiek: aristocratisch, monarchaal, democratisch?
- ‘Een uit zijn krachten gegroeide laat-middeleeuwse stadsstatenbond’.
- Decentraal, van onderop: steden/ridderschappen/ kwartieren -> provinciale Staten -> Staten
Generaal: niet gekozen, maar aangewezen.
- Staten Generaal geen parlement, maar diplomatenvergadering. Vertegenwoordigers als
belangenbehartigers, met ‘lastbrief’.
- Machtscentra: regentenoligarchie, Holland/Amsterdam, stadhouder met eigen gezag (‘Oranje’) en
machtsbasis (leger, benoemingen).
- Aristocratische, monarchale en democratische trekken. Democratisch; formeel burgerrepubliek,
geen monarchie zoals omliggende staten.
3.2: Spanningen in de monarchale Republiek II
- Publicitaire strijd: de ‘Wittenoorlog’ 1757 (de Staatse partij versus Oranjes), de ‘Socratische oorlog’
1768 (calvinisten versus verlichte religie).
- Kunnen mensen zoals Socrates in de Hemel terecht zijn gekomen terwijl hij niet leefde
onder het christendom?
- Ontwikkelingen van Nederlands ‘nationalisme’: anti-Franse moralisten (‘Spectators’), einde van
internationale oriëntatie -> aandacht voor Nederlandse taal, geschiedenis, recht -> vernederlandsing
van de cultuur.
- Na 1725 minder nationaal, Nederlands gaat steeds grotere rol spelen. Afzetting tegen
andere culturen (Frans). Tendens; opwaarderen Hollandse burgermoraal tegen verwijfde
aristocratische Franse levensstijl.
- Samen met toenemend pessimisme over ‘achteruitgang van de Republiek’ -> organisatie
burgerinitiatieven -> Verlichte genootschapscultuur.
- Republiek is niet meer wat het was.
- Ook positieve manier; burgers gaan zich organiseren, idee dat uitwisseling nodig is.
‘Gezelligheid’; maatschappelijkheid. Stichten van verenigingen, maatschappijen. Buigen zich
over tegengaan verval. ‘Maatschappij tot nut van het algemeen’; hoe de Republiek
terugbrengen en weer verenigen? Eerste niet-politieke organisatie.
- Politiek probleem: vlootherstel (Holland), legeruitbreiding (stadhouder) of geen van beide?
- Randprovincies worden door Holland als buffer gezien, vloot belangrijker dan landleger.
- Eind van de discussie geld niet besteed -> Republiek steeds zwakker voor betrokkenheid bij
buitenlands conflict.
4: 1780-1787-1795 de Patriottenbeweging, een complex fenomeen
- Patriottenbeweging wordt voorbereid vanaf jaren 1760 -> discussies over burgerlijke invloed en
onvrede over de situatie. Internationale ontwikkeling. Achteraf periode van democratisch
geïnspireerde revoluties, patriottenbeweging past hierin (Palmer, 1958; NAVO opgericht, idee van
Atlantisch bondgenootschap met gemeenschappelijke democratische geschiedenis, inspiratie voor
blik op achttiende eeuw).
- Problemen van de Republiek: machtsverval en bestuur impasse.
- Verwikkelingen met Amerikaanse Vrijheidsoorlog -> Vierde Engelse Zeeoorlog (1780). Amsterdam
sorteerde voort op onafhankelijkheid Verenigde Staten aanleiding. Zeeslag verloopt slecht voor
Republiek, oorlog verloren -> onvrede versterkt.
- Schuld voor matige staat vloot wordt bij stadhouder Willem V gelegd. Via familie zou hij
samenspannen tegen de Republiek, probeerde deze te verzwakken wordt gezegd.
- 25/26 september 1781; Joan Derk van der Capellen tot den Pol: Aan het volk van Nederland.