Facility management samenvatting
Dit stuk tekst begint met de uitdaging van het uitleggen van het werk van een facility
manager, in tegenstelling tot beroepen zoals tandarts of fietsenmaker. Het wordt
benadrukt dat facility management zich in verschillende vormen voordoet en in
diverse hiërarchieën, variërend van conciërges op scholen tot vicepresidenten van
vastgoed bij multinationals.
Bovendien wordt opgemerkt dat de term "facility management" niet universeel
wordt gebruikt, met verschillende namen in landen zoals Zwitserland, de Verenigde
Staten, Frankrijk en Engeland.
Het tekstfragment benadrukt ook de variabiliteit in verantwoordelijkheden en
organisatiestructuren binnen facility management, afhankelijk van landen, sectoren
en bedrijven. Facility managers kunnen in dienst zijn van organisaties, via
commerciële dienstverleners werken, als adviseurs, specialisten of zelfstandige
ondernemers optreden.
De term facility management is niet altijd bekend, en vaak moeten facility managers
uitleggen wat hun werk inhoudt.
Het belang van "elevator pitches" wordt genoemd als een handige manier om snel te
communiceren wat facility managers doen en hun waarde benadrukken, zoals het
verbeteren van werkprocessen.
Er wordt een anekdote gedeeld waarin President Kennedy een schoonmaker bij NASA
ontmoet en de schoonmaker uitlegt dat hij helpt bij de missie om mensen op de
maan te zetten. Dit illustreert het belang van ondersteunende processen in het
bereiken van grootschalige doelen.
De tekst wijst erop dat facility management nu wordt gezien als een belangrijk
onderdeel van organisaties, met aanzienlijke invloed op medewerkerstevredenheid,
imago van de organisatie en duurzaamheid. Het benadrukt ook de invloed van
werkplekconcepten op de productiviteit van medewerkers en kennisdeling.
Vervolgens wordt de ontwikkeling van facility management besproken, met definities
van IFMA, NEN-EN 15221 en ISO 41011. Deze definities variëren in focus, waarbij
IFMA de nadruk legt op kostenbeheersing, NEN-EN 15221 op ondersteuning van het
primaire proces en ISO 41011 op de toegevoegde waarde van facility management
voor mensen en organisaties.
Het tekstfragment sluit af door te suggereren dat de definitie in ISO 41011 het meest
geschikt is voor het begrijpen van facility management als een vakgebied dat
toegevoegde waarde biedt voor organisatiedoelen, ongeacht het type faciliteiten en
,organisaties waarin het wordt toegepast. Deze definitie wordt als het meest relevant
beschouwd voor het boek.
Dit stuk tekst bespreekt verschillende aspecten van facility management in een
organisatie. Facility management wordt vaak beschouwd als een van de
ondersteunende functies naast HRM, financiële zaken, en ICT. Het verschil tussen
primaire en ondersteunende functies wordt geïllustreerd door voorbeelden, zoals het
schoonmaken van operatiekamers in een ziekenhuis.
Het tekstgedeelte benadrukt dat facility management niet alleen de fysieke omgeving
van een organisatie omvat, zoals gebouwen en inrichting, maar ook de steeds
belangrijkere virtuele werkplekken, die dankzij informatietechnologie overal
beschikbaar zijn.
Het geeft inzicht in de organisatiestructuur van een bedrijf, met een onderscheid
tussen strategisch, tactisch en operationeel niveau. Facility management past in het
tactische niveau, waar beslissingen worden genomen over het aanbod, het
assortiment, de inrichting van diensten en personeelsinzet.
Er wordt ook vermeld dat facility management een directe invloed heeft op
klantrelaties, afhankelijk van de sector. Bijvoorbeeld, in kantooromgevingen is er
voornamelijk contact met interne klanten, terwijl in de zorgsector, de externe klant
(bijv. patiënten) ook intensief contact heeft met facility management.
Het tekstgedeelte eindigt met een discussie over de rol van facility management op
strategisch niveau en de noodzaak voor facility managers om creatieve oplossingen te
vinden die bijdragen aan het succes van de organisatie. Soms is facility management
zelfs onderdeel van de uitvoerende kern van organisaties, zoals in ziekenhuizen, waar
de invloed op de gastvrijheidsbeleving en zorgkwaliteit groot is.
Kort samengevat behandelt dit stuk tekst de definities, organisatiestructuur,
klantrelaties, en strategische rol van facility management in organisaties.
,Dit stuk tekst benadrukt het belang van de klant in facility management. De klant is
de uiteindelijke beoordelaar van de diensten die worden geleverd. De relatie met de
klant is cruciaal voor facility professionals, maar het is een complexe aangelegenheid.
Het tekstgedeelte begint met de notie dat de klant bepaalt wat er geleverd wordt in
facility management. Het is de klant die het facilitaire bedrijf beoordeelt. Het
onderhouden van een goede relatie met de klant is van vitaal belang, maar het is niet
zo eenvoudig als het lijkt.
Het vervolgt met het bespreken van de verschillende typen klanten: bepalende klant
(client), betalende klant (customer), en genietende klant (consumer of end user). Een
voorbeeld wordt gegeven om het verschil te illustreren. De genietende klanten
gebruiken de faciliteiten (bijvoorbeeld koffie), maar de rekening wordt door de
betalende klanten (afdelingsmanagers) betaald. Het is de betalende klant die beslist
over kosten en acceptatie, niet de genietende klant.
Het tekstgedeelte eindigt met de noodzaak voor facility professionals om afspraken
op het juiste niveau in de organisatie te maken, namelijk met de betalende klanten.
Hoofdstuk 4 zal dieper ingaan op de verschillende lagen van klanten in facility
management.
, Dit tekstfragment behandelt de ontwikkelingsfasen van de facilitaire organisatie en
legt de focus op de verschillende benaderingen van hoe faciliteiten binnen
organisaties worden beheerd:
Beheerorganisatie:
In deze fase zijn facilitaire diensten geïntegreerd in één bedrijfsonderdeel. Deze
aanpak wordt vaak gezien bij non-profitorganisaties. De nadruk ligt op uitvoering en
het werken met een door de directie vastgesteld budget. De eigen facilitaire
organisatie beheert en levert de diensten.
Regieorganisatie:
Wanneer er meer nadruk komt te liggen op kwaliteit, flexibiliteit en kosten,
overwegen organisaties om diensten uit te besteden. Externe partijen voeren en
sturen de operationele diensten aan. De facilitaire organisatie verandert van een
beheerorganisatie naar een regieorganisatie. Facility managers in regieorganisaties
vertalen klantvragen naar passende diensten, kopen diensten in de markt in en
beheren contracten.
Demand-organisatie:
In deze fase worden alle facilitaire diensten uitbesteed aan één externe leverancier,
vaak onder de noemer Integrated Facility Management (IFM). Het contract en de
richting van de diensten worden grotendeels bepaald door deze externe aanbieder.
Deze aanpak vraagt minder interne facilitair management en leidt tot meer
langdurige relaties met één of enkele partners.
De keuze tussen deze benaderingen hangt af van de organisatorische context en de
behoeften van de organisatie. De mate van uitbesteding neemt meestal toe naarmate
organisaties verschuiven van een beheerorganisatie naar een regie- of demand-
organisatie. Het aantal beheerorganisaties wordt verwacht af te nemen in de
toekomst vanwege de toenemende uitbesteding van diensten. In Nederland was het
gemiddelde uitbestedingspercentage in 2019 64%. De beslissingen over het type
facilitaire organisatie zijn afhankelijk van de strategische doelstellingen en behoeften
van de organisatie.