Samenvatting sociologie module 3.
Hoofdstukken boek; 2-6-7.
Hoofdstuk 2:
Mensen gedragen zich meestal zoals van hen verwacht wordt. Volgens Ralph Dahrendorf
is een homo sociologicus iemand, wiens leven vooral gedirigeerd wordt door rollen die
van hem verwacht worden.
Bij groeperingen gaat het om de mensen met wie je opgroeit, zoals ouders, zussen,
broers, klasgenoten, vrienden, collega’s en seksegenoten.
Cultuur bestaat uit de waarden, normen, verwachtingen en doelen die we als
samenleving of onderdeel daarvan met elkaar delen. Voorbeeld: rechts heeft voorrang,
democratie en in de ochtend ontbijten.
De sociale laag en machtspositie zijn van groot belang voor je doen en denken. De
sociale laag kan je niet zelf kiezen, want je wordt er geboren in de sociale laag waar je
ouders zich op dat moment bevinden.
Genen, groeperingen, cultuur, sociale ongelijkheid, macht en maatschappelijke
ontwikkelingen beïnvloeden elkaar onderling. Zo is de sociale laag waarin jij geboren bent
van grote invloed op de groepering waarin jij je beweegt.
Ons doen en denken is dus niet simpel een eenduidig te herleiden tot bepaalde genen of
maatschappelijke factoren. Vaak zijn er meerdere factoren in het spel; we spreken dan
van multicausaliteit.
Een positie is een plaats in een netwerk van relaties. Een positie zit niet vast aan één
bepaalde persoon.
Voor sommige posities hoeft men niks te doen, zoals bijvoorbeeld; broer, opa en vader.
We spreken dan over toegewezen posities.
Sommige posities heeft iemand zelf verworven, zoals student, vriend en teamgenoot.
Iemand heeft zelf actie ondernomen om dit positie te bekleden. Daarom heet dat een
verworven positie.
Sociale status is de waardering die de samenleving aan een positie hecht in relatie tot
andere posities.
De wijze waarop iemand zijn sociale positie bekleedt, is van belang voor de waardering
die men krijgt. We spreken dan van sociaal aanzien.
In de samenleving bestaan talrijke posities. Deze posities worden verschillend
gewaardeerd en zijn vaak met elkaar verweven. De ene positie kan vaak niet zonder de
andere. Voorbeeld; vader hoort bij kind en student bij docent. De relaties tussen posities
vormen samen een sociale structuur. De sociale structuur is de wijze waarop de posities
in een samenleving of groep op elkaar betrokken zijn.
Een organogram is een schema van de structuur van een organisatie.
Een rol is het gedrag dat van een positiebekleder verwacht wordt.
Rolattributen zijn uiterlijkheden die nuttig zijn of dienen als herkennings-middel van een
rol. Voorbeeld: boer+ overall, arts+ laboratoriumjas en personal trainer + trainingspak.
Statussymbolen zijn uiterlijkheden die verwijzen naar prestige, rijkdom, macht, invloed,
gezag en dergelijke. Voorbeeld: horloges, dure auto’s, merkkleding en groot huis.