Uitgebreide, Nederlandse samenvatting van het boek "Introduction to personality. Toward an integrative science of the person" geschreven door Mischel, W., Shoda. Y. & Ayduk, O.
Boek voor het vak Persoonlijkheid en Gezondheid van de studie Psychologie.
Persoonlijkheid is het complexe geheel van persoonlijkheidskenmerken, waarbij individuele
verschillen een rol spelen en interactie met de omgeving en de psychologische aspecten die
onderliggend zijn aan gedachten, gevoel en gedrag.
Persoonlijk gaat over continuïteit of consistentie in het individu.
Persoonlijkheidskenmerken zijn in het algemeen relatief stabiel.
o De reactie op een soortgelijke situatie kan verschillen tussen personen (individuele
verschillen)
o De reactie van een persoon kan afhankelijk zijn van de situatie
Het doel van persoonlijkheidspsychologie is om gedrag te beschrijven en voorspellen en daarnaast
om aspecten van de persoonlijkheid te begrijpen en verklaren.
De definitie van persoonlijkheid is lastig, maar omvat de volgende aspecten:
o Persoonlijkheid is continu, stabiel en coherent
o Persoonlijkheid komt op vele manieren tot uiting: van observeerbaar gedrag tot innerlijke
gedachten en gevoelens
o Persoonlijkheid is georganiseerd
o Persoonlijkheid is een voorspeller voor sociaal gedrag (determinant)
o Persoonlijkheid is een psychologisch concept, maar is ook verbonden met biologische
kenmerken van een individu (fysiologische kenmerken)
In de Griekse Oudheid werd al nagedacht over vragen gerelateerd aan persoonlijkheid. Zo stelde
Hippocrates de verschillende typen basistemperament gerelateerd aan biologische kenmerken;
terwijl Aristoteles stelde dat de hersenen de zetel van de rationele geest zijn; de mens bestaat uit
geest en lichaam.
Later stelde Descartes dat de mens verdeeld is in een lichaam en een geest: dualistisch perspectief.
De geest is wat ons de capaciteiten geeft voor denken en bewustzijn, wat ons onderscheid van de
fysieke wereld. De geest “bepaald” en het lichaam voert de beslissing uit.
Freud zijn theorie in de vroege jaren 1900 maakte reden secundair en maakte het onbewustzijn
primair.
In de eerste helft van de 20ste eeuw waren persoonlijkheidspsychologen geïnspireerd door grote
theorieën van persoonlijkheid die ontwikkeld werden door “big picture” innovatoren: wilden
persoonlijkheid is zijn volledigheid verklaren.
Gebruikte specifieke individuen voor generalisatie naar de natuur van persoonlijkheid. Hierbij
dus meer focussen op mentaal zieke mensen en dus niet op gezonde mensen.
Tekortkomingen hieraan zijn:
o Dit stimuleert verschillende type onderzoek in het veld en verschillende types van
toepassingen in het leven: verschillende vormen therapieën of interventies
o Leidt tot verschillende aanpakken voor het beoordelen van persoonlijkheid en het denken
over personen.
o Grote theorieën kunnen niet gedisconfirmeerd worden op basis van empirische studie
,In de tweede helft van de 20e eeuw kwamen er verschillende ‘levels of analysis’: over verschillende
aspecten van persoonlijkheid.
Er zijn zes niveaus van analyse van persoonlijkheid.
1. Persoonlijkheidstrekken en dispositie
Kijken naar typen stabiele psychologische kwaliteiten en gedragsmatige disposities die
consistent onderscheid maken tussen individuen.
Hiernaast kijken naar de stabiliteit van persoonlijkheidstrekken gedurende de levensloop
2. Biologische niveau
Het identificeren van genetische determinanten en de invloed van de sociale omgeving.
Hiernaast ook de evolutionaire benadering deel van de biologische benadering van
persoonlijkheid.
3. Psychodynamische en motivationele niveau
Consistenties en inconsistenties in persoonlijkheid kunnen verklaard worden door
onbewuste drijfveren, conflicten en verdedigingsmechanismen. Relevant om complex en
onvoorspelbaar gedrag te begrijpen.
4. Gedragsconditioneringsniveau
Kijken naar hoeverre gedrag aangeleerd is. Leerprincipes worden gebruikt om te verklaren
hoe situationele factoren gedrag reguleren; met name probleem gedrag vormt de focus van
onderzoek.
5. Fenomenologische en humanistische niveau
Gaat uit van de subjectieve ervaringen van een individu. Om deze persoonlijke ervaring te
begrijpen, moeten we de aard van subjectieve ervaring onderzoeken; dat wil zeggen hoe een
persoon de wereld waarneemt. De nadruk ligt op persoonlijke gevoelens en de visie op de
wereld en het zelf.
6. Sociaal-cognitieve niveau
Gericht op de sociale kennis van een persoon, hoe mensen naar andere mensen kijken en
omgaan met interpersoonlijke processen. Zelfregulatie en zelfcontrole zijn hier belangrijke
onderwerpen.
De grootste nadruk ligt op individuele manieren van denken en informatieverwerking, zowel
op cognitief als emotioneel vlak.
Hoofdstuk 2
Het begrijpen van gedrag van onszelf en anderen gebeurt vaak retrospectief (achteraf terugkijkend)
en bovendien alleen vanuit eigen perspectief.
Een wetenschappelijke benadering hiervan vereist dat er een eenduidig begrip ontstaat van de
betreffende fenomenen, dat toetsbaar is en vervolgens gebruikt kan worden om accurate
voorspellingen te doen.
Psychologen kijken op verschillende levels van analyse voor informatie over mensen van
verschillende bronnen en door verschillende strategieën. Het resultaat is een collectie van diverse
observaties over veel aspecten van personen. Een centraal doel van persoonlijkheidspsychologen is
er achter komen hoe deze verschillende aspecten van een individu relateren aan elkaar en wat er aan
de hand is in een individu in zijn geheel.
,Verschillende soorten meetinstrumenten:
o Interview
De bruikbaarheid van het interview als methode is afhankelijk van de mate van structurering,
de manier waarop responsen worden bijgehouden, de codering en de interpretatie.
o Tests en zelfrapportage
Test is een gestandaardiseerde meting van gedrag, waaronder ook verbaal gedrag.
o Respondenten worden bij zelfrapportage-instrumenten gevraagd te kiezen uit een
beperkt aantal antwoordmogelijkheden over statements over zichzelf.
o Een test kan ook een prestatietest (performance measures) zijn: hierbij kijken naar
hoe goed de respondent op een bepaalde taak presteert.
o Projectieve tests
Bestaan uit ambigue stimuli waarover ambigue vragen worden gesteld. Vooral gebruikt
binnen de psychodynamische benadering.
o Observaties
Zijn van waarde om gedrag op systematische wijze in kaart te brengen. Zelfs wanneer het
manipuleren van enkele factoren mogelijk is, zijn naturalistische observaties wenselijk voor
het observeren van gedrag. In klinische toepassingen kunnen bijvoorbeeld disfunctionele
omstandigheden in kaart worden gebracht.
o Remote behaviour sampling
Een methode waarbij de respondent een kleine zakcomputer met zich meedraagt, die op
vooraf bepaalde momenten een signaal geeft. De respondent moet dan enkele vragen over
dat moment beantwoorden, bijvoorbeeld over emotionele reacties of gedachten.
Op die manier kan informatie over een langere periode op systematische wijze worden
verzameld. Deze methode maakt observaties mogelijk die andere methoden niet toelaten.
o Fysiologie en hersenactiviteit
Vooral gemeten in verband met emotionele reacties
o Polygrafie: meerdere aspecten van het autonomische zenuwstelsel worden
gemeten;
Hartslag met elektrocardiogram (ECG) / electrocardiogram (EKG)
Zweetrespons of galvanische huidrespons (Galvanic skin response, GSR)
Verandering in bloedvolume door plethymograph.
Hersenactiviteit middels elektroencephalogram (EEG); of de concentratie
glucose in het bloed in de hersenen met positron emission tomography
(PET); of het zuurstof in het bloed in de hersenen meten met functional
magnetic resonance imaging (fMRI)
o Laboratoriumtaken
Voor het meten van de sociale cognitie. Processen die buiten het bewustzijn plaatsvinden.
Dit kan gemeten worden met taken waarin een onbewust component is verwerkt, zoals de
sequential priming-pronunciation task: de proefpersoon wordt gevraagd woorden uit te
spreken die op een computerscherm gepresenteerd worden. Voordat het woord verschijnt
wordt heel kort een stimulus gepresenteerd (zonder dat men er zich bewust van is)
Priming.
Hierbij het meten van reactietijd; dit is afhankelijk van de natuur van de prime.
, Om inzicht te hebben in hoe informatie georganiseerd is in personen hun hoofd wordt
memory task gebruikt; voor het type fouten die mensen maken in het onthouden.
Constructen: non-materiële ideeën waaruit de meeste fenomenen in de persoonlijkheidspsychologie
bestaan. Klassen van gedragingen, gedachtes, emoties en situaties.
De vertaling van constructen in meetbare variabelen is de operationalisatie; waarna ze pas gemeten
of geobserveerd kunnen worden.
Agressie: een form van gedrag direct naar een doel om een ander levend wezen te schaden die
gemotiveerd is om deze behandeling te ontwijken.
Hierbij zijn er verschillende facetten:
o Agressie is een gedrag, geen emotie
o Agressie is een gemotiveerd gedrag
o Het doel is een levend wezen, niet een niet-levend object
o De “ontvanger” moet gemotiveerd zijn om de aanval te ontwijken.
Na observaties kan gekeken worden hoe verschillende variabelen aan elkaar gerelateerd zijn;
variabelen zijn attributen of kenmerken die twee of meer waarden kunnen aannemen.
Correlatie: als twee variabelen tegelijkertijd toe- of afnemen.
Dit wordt gekwantificeerd met behulp van een correlatiecoëfficiënt; waarna uitgewezen kan worden
of de correlatie statistisch significant is.
.10 < r < .30 is klein
.30 < r < .50 is gemiddeld
.50 < r < … is groot
Twee voorwaarden van onderzoek zijn betrouwbaarheid en validiteit
- Betrouwbaarheid: consistentie van de metingen
o Temporele betrouwbaarheid / test-herstestbetrouwbaarheid: de metingen van een construct
blijven stabiel over tijd
o Interne consistentie: de relatie tussen verschillende elementen van een test
o Interbeoordelaarsbetrouwbaarheid: verschillende observanten komen tot dezelfde resultaten
- Validiteit: instrumenten meten daadwerkelijk wat het beoogt te meten; of de
operationalisatie van het construct goed uitgevoerd is
o Inhoudsvaliditeit: de items van een test geven een volledige representatie van een bredere
klasse van gedrag
o Criteriumvaliditeit: de mate waarin de meting gerelateerd is aan een andere meting
o Concurrente validiteit: twee metingen worden op hetzelfde moment gedaan en zijn
aan elkaar gerelateerd
o Predicatieve validiteit: de mate waarin een meting de uitkomst van een meting in de
toekomst kan voorspellen
o Constructvaliditeit: of een instrument meet wat het beoogt te meten; dit kan beoordeeld
worden door de uitkomst van een hypothese te toetsen met twee instrumenten.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper LotteTuinenburg. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,48. Je zit daarna nergens aan vast.