Hoofdstuk 12
12.1
Een groep waar jij bij hoort heet ingroup, een groep waar jij niet bij hoort heet een
outgroup.
twee voorwaarden lijken van cruciaal belang te zijn voor groepsvorming:
● Reciprocity (wederkerigheid); als jij mij helpt / iets aan doet, help ik jou ook / doe ik
jou ook iets aan.
● Transitivity (overgankelijk); je deelt dezelfde mening met een vriend over andere
mensen. Als jouw vriend iemand niet mag, mag jij die persoon ook niet.
Wanneer mensen een categorie hebben gemaakt van hun ingroup en outgroup, worden de
partijen anders behandeld.
● Outgroup homogeneity; mensen zien de buitenstaanders als minder gevarieerd als
de ingroup leden.
● Ingroup favoritism; mensen distribueren eerder middelen naar ingroup leden dan
naar outgroup leden.
● De “pijn regio's” (mirror neurons) zijn bij ingroup leden meer actief wanneer die pijn
lijden, dan bij de outgroup.
Volgens het social identity theory bestaat ingroup uit individuen die zichzelf zien als leden
van dezelfde sociale categorie.
Om een goed lid te zijn van de groep, wordt er van je verwacht de sociale groepsregels te
herkennen en te volgen.
De middelste regio van de prefrontale cortex, genaamd de mediale prefrontale cortex, is
voornamelijk belangrijk voor het bedenken wat andere leden specifiek of in het algemeen
zouden denken, zowel ingroup als outgroup. → Bij outgroups is dit minder actief, dat komt
door de dehumanizing van sommige outgroups (bijvoorbeeld zwervers).
12.2
Social facilitation; de aanwezigheid van anderen dat over het algemeen de prestaties
verbetert.
Zajonc’s Model of Social Facilitation
Aanwezigheid van andere
↳ vergroot het arousal
↳ verbetering van de dominante reactie
↳ vereiste reactie is makkelijk, de dominante reactie is een betere prestatie.
of
de vereiste reactie is lastig, de dominante reactie is een slechtere
prestatie.
Men is sneller bereid iets te doen wanneer je een sociale rol wordt voorgelegd.
Sommige mensen verliezen hun individualiteit wanneer ze deel uitmaken van een groep.
Deindividuation komt voor wanneer mensen niet zelfbewustzijn, waardoor ze niet meer
kijken naar hun persoonlijke standaards. wanneer zelfbewust verdwijnt, doen beperkingen
dat ook.
, ● Mensen zijn vooral geneigd om deindividuated te raken wanneer ze aroused raken,
anoniem zijn en wanneer de verantwoordelijkheid wordt verspreid.
Groep besluitvorm.
James stoner heeft ondervonden dat groepen vaak riskantere beslissingen maken dan
individueel. Dit fenomeen wordt ook wel de risky-shift-effect genoemd.
De algemene houding van de groep bepalen of de groep meer riskant is of voorzichtig. Als
de meeste van de groep voorzichtig zijn, zal de gehele groep nog voorzichtiger zijn. Dit
proces heet ook wel group polarization.
Groupthink; De neiging van een groep om een slechte beslissing te nemen als gevolg van
het behoud van de groep en het behoud van de samenhang; vooral waarschijnlijk wanneer
de groep onder intense druk staat, met externe bedreigingen wordt geconfronteerd en in een
bepaalde richting wordt beïnvloed.
In sommige gevallen werken mensen minder hard in een groep dan individueel, dit effect
heet social loafing. Inspanning neemt af, omdat men niet de persoonlijke
verantwoordelijkheid voelt voor de groepsresultaten.
12.3
Een andere vorm van sociale invloed is conformity; het veranderen van je gedrag en
mening om overeen te laten komen met andere, of wat ze verwachten.
Twee primaire redenen:
● Normative influence, komt voor wanneer mensen met de groep mee gaan om bij de
groep te passen en er niet dwaas uit te zien.
● Informational influence, komt voor wanneer men er vanuit gaat dat het gedrag van
de groep het correcte is.
↓
verwachte gedragsnormen worden social norms genoemd. Normen geven aan welk gedrag
gepast is in een situatie.
Wanneer wordt de sociale norm door mensen afgewezen?
● De grootte van de groep, men volgt sneller de norm wanneer er meer mensen zijn,
ook neemt het bij een bepaalde aantal niet meer toe.
● Gebrek aan eenstemmigheid, Als zelfs één bondgenoot anders denkt, neemt de
opvolging van de norm met de groep aanzienlijk af.
(Andersdenkende worden niet vaak goed behandeld door de groep.)
Gedrag wordt vaak beïnvloed door een ander simpelweg te vragen iets te doen, wanneer
iemand de opdracht uitvoert vertoont ze compliance (naleving).
Foot in the door techniek: Bij het geven van kleine opdrachten, is iemand sneller bereid
daarna een grote opdracht te volbrengen.
, 12.5
Milgram Experiment
Milgram was geïnteresseerd in de bepaling van obedience; hij wilde uitzoeken welke
factoren invloed hebben op mensen bij het volgen van opdrachten gegeven door iemand
met gezag.
De conclusie van zijn experimenten is dat normale mensen gedwongen kunnen worden in
gehoorzaamheid van extreme opdrachten door volharding gezaghebbers.
Gehoorzaamheid is groter bij de volgende factoren:
● De afstand die je van de persoon hebt.
● Het contrast van de opvoering voor het peinzen van de persoon, laag naar hoog.
● Voor welk doeleinde het is, men is sneller bereid te gehoorzamen wanneer ze weten
dat het voor een bepaald hoger doel is.
● De verantwoordelijkheid voor de acties, men zal sneller wat doen wanneer het niet
hun verantwoordelijkheid is.
12.6
Agressie kan worden uitgedrukt door talloze gedragingen. Deze gedragingen hebben
allemaal als doeleinde om iemand pijn te doen.
Factoren bij het verkrijgen van agressie:
● Gevoel van verbanning, afwijzing en de wens om wraak. (is vaak het geval bij school
shootings.)
● In warmere gebieden en seizoenen komt er meer criminaliteit voor.
● Negatieve emoties; elke situatie zoals frustratie, beledigd worden, pijn hebben, te
heet hebben kan tot agressie getriggerd worden.
Biologische factoren
Het MAOA gen speelt een rol bij de agressie. Het MAOA gen bepaalt de hoeveelheid MAO
(monoamine oxidase) en enzyme dat de activiteiten van een aantal neurotransmitters
bepaalt, onder andere serotonine en norepinephrine.
● Serotonine is belangrijk in de controle van agressief gedrag. → Een verstoorde
serotonine systeem kan er voor zorgen dat je impulsief reageert bij uitlokking.
● Testosterone kan de agressie vergroten, omdat het de activiteiten van het brein
verminderd die gaan over de controle van de impulsiviteit.
↳ Het speelt geen directe rol, maar hebben meer te maken met de sociale
dominantie, het resultaat van het hebben van grotere kracht en status.
maatschappij en cultuur beïnvloeden de neiging van mensen om gewelddadige acties te
ondernemen. → Sommige culturen kunnen gewelddadig zijn, omdat ze een culture of
honor hebben. (Mannen moeten hun reputatie bewaken door geweld.)
12.7
Prosocial behavior; acties die andere ten goede doen, zoals hulp aanbieden, gunsten
doen.
Andere helpen wanneer het nodig is, maar zelf er niks uit te halen, heet ook wel altruism
(onzelfzuchtigheid). Dit heeft te maken met het evolutionaire principe. Natuurlijke selectie
komt voor op genetische level, in plaats van individueel level.