Samenvatting van het boek Beginselen van de democratische rechtsstaat, dat nodig is voor het vak constitutioneel recht. Dit document bevat alle literatuur dat nodig is voor het midterm. Het andere document in de bundel zorgt voor alle literatuur dat nodig is voor het endterm.
,Hoofdstuk 2
Historische ontwikkelingen
2.1 De opkomst van de soevereine staat
Soevereine staat-> wanneer de staat binnen zijn gezagsgebied de hoogste gezag voert.
Theocratische theorie-> de vorst is de hoogste instantie, omdat hij in naam van God regeert. Er is een
hiërarchische ordening en de vorst staat boven de wet, dus kan de wet nooit schenden.
↓
Hier tegenover stond de visie dat de vorst slechts beperkte bevoegdheden had. Deze bevoegdheden
werden begrensd door uit de natuur voortvloeiende rechtsbeginselen (natuurrecht), en mochten alleen
ten behoeve van het welzijn van de gemeenschap worden toegepast.--> Thomas van Aquino: "de wet
die van het natuurrecht afwijkt is geen wet, maar een verdorvenheid van de wet".
In het algemeen ontbrak het de vorst aan militaire macht en financiële middelen.
Feodalisme-> stelsel dat wordt gekenmerkt door een sterke band tussen de leenheer en de leenman, die
bestaat uit wederzijdse rechten en plichten, die als een contractuele relatie kan worden beschouwd.
2.2 Het maatschappelijke contract
Eenmaal aan de macht en bevoegdheid tot alle macht, kan de vorst een kant kiezen en in praktijk
uitvoeren. (Bijvoorbeeld Philips II en Lodewijk XIV die het katholicisme opleggen)
Echter; er is de verzetsleer.
Verzetsleer: de macht aan de vorst is gegeven ten bate van zijn onderdanen. Hoe hij deze macht heeft
uit te oefenen, is in een contract met zijn volk vastgelegd. Bestaande privileges worden opgevat als
clausules van dit contract. Schendt hij de verplichtingen: contractbreuk. Hij is dan een tiran en er kan
dan dus verzet gepleegd worden. (Plakkaat van Verlatinge)
2.3 De klassiek-liberale rechtsstaat
Uitgangspunten die de basis vormen van de klassiek-liberale rechtsstaatidee (focus op individuele
vrijheid):
1. Legaliteitsbeginsel
2. Machtsverdeling
3. Grondrechten
4. Rechterlijke controle
Positivering: vastlegging van de beperkingen die aan de burgers opgelegd worden in de wetgeving.
Legaliteitsbeginsel: machtsoefening door de staat is slechts geoorloofd wanneer deze berust op een
door de wet gegeven bevoegdheid.
Scheiding der machten: de drie basisbevoegdheden van de staat – wetgeving, bestuur en rechtspraak-
dienen niet in een hand te liggen, maar moeten verspreid worden over verschillende organen die elkaar
controleren en dus in evenwicht houden (trias politica)
Uitvoerend: Koning
Wetgevend: Volksvertegenwoordiging
Rechtsprekend: Onafhankelijke rechters.
Omdat allen van nature gelijk zijn, dien ieder eenzelfde recht op vrijheid te hebben. Gelijkheid betekent
dus geen privileges in de wetgeving.
Gelijkheidsbeginsel: zowel politiek als sociaal- economisch vlak -> niet alleen gelijkheid voor de wet maar
ook gelijke politieke en maatschappelijke kansen door de wet.
Scheiding van kerk en staat:
Grotere vrijheid van inrichting van kerkgenootschappen.
, Gelijke behandeling van de verschillende overtuigingen.
Vergaande terughoudendheid van het recht in religieuze en levensbeschouwelijke geschillen.
De onafhankelijke rechter is een tegenwicht voor de wetgever-> "checks and balances"
Rechterlijke controle: een derde persoon die neutraal is en aan de hand van de wetten
conflicten en dergelijke zonder aanzien des persoons beslist.
Grondrechten: de staat is dienend naar de burger, de overheid dient zich zoveel mogelijk te
onthouden van identificatie met een bepaald mensbeeld en van vereenzelviging met een
bepaalde godsdienst of politieke ideologie. (non-identificatiebeginsel).
o Bij de ontwikkeling van het non-identificatiebeginsel ontstond de gedachte dat geloof
een zuiver persoonlijke keuze is en niet meer wordt gezien als een zaak van de
gemeenschap.
o Het non-identificatiebeginsel is in het Nederlands rechtsstelsel terug te vinden in het feit
dat alles wat niet expliciet bij wet is verboden, geoorloofd is. De burger hoeft
gebruikmaking van grondrechten niet te rechtvaardigen.
o Klassieke grondrechten: grondrechten neergelegd in de Grondwet ter bescherming van
historisch bedreigde terreinen als godsdienst en drukpers.
o Gelijkheidsbeginsel (wat leidde tot scheiding van kerk en staat): onder andere terug te
vinden in kiesrecht (politiek) en sociale grondrechten (sociaal-economisch).
2.4 De democratische rechtsstaat
De genoemde ontwikkelingen waren ook de uitdrukking van het verlangen van de burger om bij het
ontplooien van zijn economische activiteiten niet meer belemmerd en gehinderd te worden door allerlei
uit het feodale stelsel voortvloeiende beperkingen. Het was pas rond de 20ste eeuw dat het
gelijkheidsprincipe echt praktisch waren uitgewerkt in het Nederlands politieke en rechtsstelsel. De
volgende belangrijke ontwikkelingen zorgden hiervoor:
Invoering van de politieke ministeriële verantwoordelijkheid.
Invoering van de vertrouwensregel.
Ontstaan kiesrecht, later voor mannen en vrouwen.
2.5 De sociale rechtsstaat
Wat is de reële betekenis van de besproken fundamentele rechten als niet tevens voldaan is aan zekere
minimumvoorwaarden ten aanzien van inkomen, wonen, onderwijs en dergelijke? Na invoering van het
parlementair stelsel stelde de overheid beschermende, stimulerende en herverdelende maatregelen in.
Met deze maatregelen werd beoogd om een reële gelijkheid van kansen te creëren en de materiële
condities te scheppen om een ieder de mogelijkheid te bieden daadwerkelijk van zijn politieke en
vrijheidsrechten gebruik te maken. Vooral na WOII kwam dit op in de vorm van de verzorgingsstaat (ook
wel sociale rechtsstaat genoemd). De sociale grondrechten werden ingevoerd in de Grondwet, die de
overheid verplichtte om een sociale, culturele en economische infrastructuur te creëren en in stand te
houden.
2.6 Problemen van de democratische rechtsstaat
Problematisch is het karakter van democratische besluiten en de positie van minderheden
daartegenover. Een besluit van de volksvertegenwoordiging zal in de praktijk vrijwel nimmer bij
eenstemmigheid worden genomen. Met name tijdens de Franse resolutie waren dit belangrijke punten
in de ontwikkeling van de democratische rechtsstaat. In de tijd dat de Jacobijnen de leiding hadden in
Frankrijk, voerden zij een schrikbewind op de gedachte dat besluiten van de democratische wetgever
per definitie waarheid zijn. Dit experiment doofde eind 18de eeuw uit, maar zorgde wel voor een
langzame ontwikkeling naar een democratische rechtsstaat. Een ander voorbeeld is de macht van Hitler,
die middels een democratisch besluit de democratie had weten op te heffen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper kimdekroon. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €6,09. Je zit daarna nergens aan vast.