Goederen en insolventierecht week 1
Goederenrechtelijke rechten in het systeem van subjectieve rechten
Relatieve rechten (persoonlijke, verlenen aanspraak jegens een of meer bepaalde
personen)
Absolute rechten (rechten die gelden tegenover iedereen):
- Rechten op voortbrengselen van de menselijke geest
- Goederenrechtelijke rechten: volledige rechten (eigendom) en beperkte rechten
(vruchtgebruik) en zakelijke rechten als ze rusten op zaken.
Bestanddelen en vruchten
Bestanddelen zijn onzelfstandige onderdelen van een zaak, op grond van:
- hechte ideëel band (art. 3:4 lid 1)
- hechte materiele band (art. 3:4 lid 2)
Het restant van de zaak waarmee de band is opgebouwd is praktisch gezien de
hoofdzaak (waaronder ook gebouwen en werken die duurzaam met de grond zijn
verenigd, ook al zijn ze wel bestanddeel geworden van de grond)
Ideële bestanddelen (art. 3:4 lid 1)
Hoe hecht deze band moet zijn hangt af van de verkeersopvatting: gaat erom
hoe over een bepaalde kwestie de maatschappij wordt gedacht. Aanwijzingen /
gezichtspunten:
- Als de hoofdzaak zonder het bestanddeel als onvoltooid moet worden
aangemerkt
- Als de twee elementen in hun constructie specifiek op elkaar zijn afgestemd
- Als de hoofdzaak zonder het bestanddeel niet aan zijn bestemming kan voldoen
Materiele bestanddelen (art. 3:4)
Als de afscheiding niet anders kan geschieden dan met substantiële schade aan
de hoofdzaak of het bestanddeel.
Beplantingen
Als ze met de grond verenigd zijn, behoren ze ook als bestanddeel van de
(onroerende) grond aangemerkt te worden: als ze in de grond wortelen maar kan
ook als dat niet (meer) het geval is.
Belang van kwalificatie als bestanddeel
Bestanddelen volgen alle goederenrechtelijke status van de hoofdzaak.
- Zo is de eigenaar van een zaak ook eigenaar van haar bestanddelen (art. 5:3)
door natrekking: eigendomsverkrijging door bestanddeelvorming.
- Zakelijke rechten kunnen dus alleen een zaak in geheel betreffen:
eenheidsbeginsel
Doorbreking van de hoedanigheid van bestanddeel
- Afscheiding: de ideele of materiele band verbreken
- Vestiging van opstalrecht (art. 5:101): zakelijke recht om in, op of boven een
onroerende zaak van een ander gebouwen, werken of beplantingen in eigendom
te hebben of te verkrijgen. Degene die een gebouw of werk op andermans grond
bouwt of beplatingen plaatst, kan verhinderen dat deze opstallen door
bestanddeelvorming eigendom worden van de grondeigenaar.
- Mandeligheid (art. 5:60): zoals een gemeenschappelijke heg, behandelt het
recht als een zelfstandige zaak en niet als bestanddeel van erven.
,Roerende versus onroerende zaken (art. 3:3)
Onroerend: de grond, de nog niet gewonnen delfstoffen, met de grond verenigde
beplantingen (ongeacht hun duurzaamheid of wortel hebben geschoten),
gebouwen en werken die rechtstreeks of door vereniging met andere gebouwen
en werken duurzaam met de grond zijn verenigd benevens hun bestanddelen.
Duurzaam met de grond verenigd: gebouw of werk moet naar haar aard en
inrichting bestemd zijn om duurzaam ter plaatse te blijven:
bestemmingscriterium.
Portacabin-arrest
De portacabin die via leidingen was aangesloten op gas,- water-, elektriciteit-,
riolerings-, en telefoonnet, was onroerend. Eis van duurzaamheid:
- het gebouw of werk moet naar aard en inrichting bestemd zijn om duurzaam ter
plaatse te blijven (technische mogelijkheid van verplaatsing is niet
doorslaggevend)
- voor de beantwoording van de vraag of die bestemming bestaat, moet mede
gelet worden op de bedoeling van de bouwer voor zover deze naar buiten
kenbaar is
- meer in het algemeen gaat het slechts om die bestemming voor zover deze
naar buiten toe kenbaar is
- De verkeersopvattingen kunnen wel bij de beantwoording van de vraag naar de
duurzame verbinding van het gebouw of werk een rol spelen, maar vormen geen
zelfstandig criterium voor de kwalificatie als roerende of onroerende zaak
Roerend: alle overige zaken en hun bestanddelen (lid 2)
Afhankelijke rechten
Een recht dat aan een ander zodanig verbonden is, dat het niet zonder dat
andere recht kan bestaan (art. 3:7): accessoir recht (pand en hypotheek,
borgtocht, mandeligheid, erfdienstbaarheid).
Het afhankelijke recht bestaat alleen en indien het hoofdrecht bestaat.
De afhankelijke rechten volgen het recht waaraan zij verbonden zijn (art. 3:82).
Gaat het hoofdrecht over op een ander, gaat van rechtswege ook het
afhankelijke recht over.
Volledige en beperkte rechten
Volledige rechten: zijn de eigendom van zaken en het toebehoren van
vermogensrechten. De vermogensrechten kunnen van allerlei aard zijn.
Beperkt recht (art. 3:8): een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht
(het moederrecht, bijv. eigendom van een stuk grond), dat met het beperkte
recht is bezwaard
Moederrecht is een meer omvattend recht ten opzichte van een ander recht, het
dochterrecht (art. 3:8). Het moederrecht kan een volledig recht zijn, maar ook
beperkt.
Soorten beperkte rechten
- Goederenrechtelijke gebruiksrechten genotsrechten (bijv. vruchtgebruik of
erfpachtrecht)
- Goederenrechtelijke zekerheidsrechten (pand en hypotheek): recht op het goed
,in bepaalde gevallen te verkopen en met voorrang op de opbrengst daarvan te
verhalen.
Dit moet goed onderscheiden worden van verbintenissenrechtelijke gebruiks- of
genotsrechten of zekerheidsrechten (bruikleen of borgtocht).
Zin onderscheid van volledige en beperkte rechten
Het onderscheid is zinvol als het op een concreet goed wordt betrokken. Zo kan
je spreken van een volledig recht op een beperkt recht.
Blote eigendom
Als het eigendom bezwaard is met een beperkt recht blijft het toch een volledig
recht, maar dan noem je het blote eigendom: het genot wordt namelijk geheel
aan de eigenaar ontnomen.
Normale rechtsgevolgen
Exclusiviteit
Goederenrechtelijke rechten werken jegens iedereen (absolute werking): een
iedere derde is verplicht zich te onthouden van gedragingen die de
rechthebbende van een goed in zijn gebruik, beheer of beschikking storen.
Als er twee beperkte rechten op een goed zijn gevestigd, prevaleert de
exclusiviteit van het oudste recht prioriteitsbeginsel
Prioriteit
Geen enkele derde kan op dat goed een goederenrechtelijk recht verkrijgen dan
anders met volledige inachtneming van het eerder ontstane geoderenrechtelijke
recht.
Bij volledige rechten betekent dit dat derden in het geheel geen jonger volledig
recht op het goed kunnen verkrijgen.
Bij beperkte rechten kan dat ook niet, maar het kan wel op het zelfde perceel als
ze in zoverre verschillen dat het eerste eerder is gevestigd of afloopt dan het
tweede. Bij meerdere beperkte rechten op een goed is er onvoorwaardelijke
handhaving van het oudere beperkte recht ten koste van het jongere.
Volgrecht
De rechthebbende kan zijn recht uitoefenen ongeacht onder wie het object van
zijn recht bevindt.
Gesloten systeem/dwingend recht
Goederenrechtelijke rechten hebben een min of meer gesloten systeem:
- justitiabelen kunnen geen nieuwe goederenrechtelijke rechten in het leven
roepen
- worden ook beperkt in de bepaling van de inhoud der door de wet toegestane
goederenrechtelijke rechten: het is dwingend recht. Als een goederenrechtelijk
recht al ruimte biedt voor regeling door partijen, moet die regeling een hecht
verband vertonen met het betrokken ercht.
Eigendom van hetgeen in en op de grond is (art. 5:20)
De eigendom van de grond omvat (als de grond op het aardoppervlak is
afgegrensd:
- de bovengrond
- onder de bovengrond gesitueerde aardlagen (art. 5:21, is exclusief voor zover
de eigenaar geen belang heeft zich tegen het gebruik door derden te verzetten
, (lid 2).
- aan de oppervlakte gekomen grondwater (bronnen, putten en pompen, gaat
dus niet om overig grondwater)
- begrensd oppervlaktewater op de grond
- duurzaam met de grond verenigde gebouwen en werken voor zover deze geen
bestanddeel zijn van eens anders onroerende zaak (horizontale natrekking
prevaleert soms boven verticale natrekking, maar welke prevaleert wordt
bepaald door de verkeersopvatting)
- met de grond verenigde beplantingen
Uitzonderingen: mandeligheid, opstalrecht, netwerken van art. 5:20 lid 2, zolang
dit niet het zicht op de hoofdregel ontneemt.
Inhoud beperkte rechten
Partijen zijn niet zonder meer vrij om te bepalen welke rechten en plichten tot de
inhoud van een beperkt recht behoren en als zodanig goederenrechtelijk werking
hebben. Wil het werking hebben moet voldaan zijn aan:
- het maakt deel uit van een door de wet erkend beperkt recht
- welk beperkt recht past binnen de grenzen van het moederrecht
- terwijl het beding hetzij door de wet wordt toegestaan
- hetzij voldoende verband houdt met het beperkte recht om op dezelfde wijze te
worden behandeld
Gesloten systeem
Partijen kunnen alleen de in de wet als zodanig erkende goederenrechtelijke
rechten in het leven roepen (art. 3:81 lid 1):
- Gebruiks- en genotsrechten
- Zekerheidsrechten
Grenzen moederrecht bepalend
Ook als vaststaat dat het beperkte recht valt binnen de definitie van een
bestaand type, zijn de partijen bij de inrichting niet geheel vrij:
- kan alleen worden gevestigd binnen de grenzen van het moederrecht
Dwingend recht, tenzij
Het is dwingend recht, tenzij uit de wet het tegendeel blijkt: als de wet geen
regeling geeft of als de wet uitdrukkelijk een afwijkende regeling toelaat.
De partijen hebben wel de vrijheid om bij obligatoire overeenkomst hun
rechtsverhouding anders in te richten. Dat maakt namelijk geen deel uit van het
beperkte recht en ontbeert daarom de goederenrechtelijke werking (kan altijd
niet als er in de wet staat: een daarmee strijdig beding is nietig).
Rechtsgevolgen
Exclusiviteit en droit de suite
Het is een absoluut recht dus een ieder heeft de verplichting om zich te
onthouden van daden die op het object van het recht inwerken of die de beperkt
gerechtigde in zijn genot, gebruik, beheer of beschikking storen. De beperkt
gerechtigde heeft een exclusieve machtsverhouding.
De beperkt gerechtigde kan zijn recht uitoefenen waar en onder wie het object
van zijn recht zich bevindt, ook als het goed in handen komt van andere bezitters
: droit de suite van het vorderingsrecht.