Ontwikkeling &
Psychologische Gezondheid 1
Het bestuderen van psychologische ontwikkeling
Hoofdstuk 1
Levensloop ontwikkeling: psychologie van voor de geboorte, de vorming van het individu tot de
dood. Er wordt in deze cursus minder aandacht besteed aan genetica, maar meer aan ervaringen en
hoe mensen door ervaringen veranderen in hun ontwikkeling.
John Locke ging er vanuit dat baby’s een tabula rasa hebben van hun geest. Het moet nog gevuld
worden met ervaringen.
Mentale ontwikkeling kun je via verschillende perspectieven bekijken.
▪ Genetisch
▪ Cultureel
▪ Thuissituatie
Eye-tracking: vaak gebruikt bij jonge kinderen die nog niet verbaal kunnen communiceren. Zo kun je
toch zien waar ze naar kijken en wat ze dus het interessantste vinden.
Ontwikkelingsprocessen
▪ Ontwikkelingsplasticiteit: het aanpassen van ontwikkeling op basis van omgevingsfactoren
▪ Graduele specialisatie: gradueel specificeren aan een specifieke omgeving, prenatale
invloeden op de ontwikkeling.
▪ Ontwikkelingsprogrammering: blijvende effecten van prenatale en neonatale ervaringen op
volwassen functioneren.
STUDIE VAN PSCYHOLOGISCHE ONTWIKKELING
▪ Comparatief perspectief: vergelijkingen tussen soorten.
▪ Evolutionair perspectief: hoe en waarom eigenschappen evolueren.
▪ Cross-culturele perspectieven
Hoe ontwikkelen eigenschappen in verschillende culturen?
Cultuur: eigenschappen van een groep mensen die worden overgedragen door middel van
sociaal leren (normen, gebruiken, voedsel, …).
▪ Neuro-wetenschappelijke perspectieven: neurobiologische systemen die ontwikkeling
veroorzaken.
▪ Behavioristische perspectieven: zichtbare gedragingen en hoe deze vormgegeven worden
door externe factoren tijdens de ontwikkeling.
▪ Psychoanalytische perspectieven: interne mentale toestanden en processen.
▪ Cognitieve perspectieven: informatie verwerkingsprocessen -> maakt gebruik van methoden
en modellen gebaseerd op diverse perspectieven.
Cognitie: het vermogen om te denken, te redeneren en kennis te gebruiken over de
wereld/omgeving.
Expliciete cognitie: je ben je bewust van kennis of van een denkproces, normaal gesproken op een
manier dat beschreven kan worden in woorden. Dus zoals je weet dat Parijs de hoofdstad is van
Frankrijk of de regels weten om een puzzel op te kunnen lossen. -> dus cognitie waar je bewust van
bent en die uit te drukken is in woorden.
,Impliciete cognitie: gaat buiten het bewustzijn om en is moeilijk te omschrijven in woorden. Je kan
bijvoorbeeld moeilijk zeggen hoe dat je de vaardigheid fietsen nu snapt, en hoe je het precies doet.
Het is namelijk een vaardigheid die je ooit hebt geleerd, maar je weet niet hoe je er nu zo onbewust
op kan blijven zitten. -> dus cognitie buiten het bewustzijn en die moeilijk uit te drukken in woorden.
▪ Kinderen en dieren hebben vooral impliciete cognitie: kinderen kunnen vaak nog niet alles
uitdrukken en dieren hebben dat sowieso.
Cognitieve ontwikkeling: hoe mensen veranderen gedurende hun leven aangaande het begrijpen en
gebruiken van informatie.
▪ Bij alzheimer verminderd deze cognitieve ontwikkeling.
▪ Dit gaat zowel om kennis als vermogens.
Longitudinale studie: dezelfde groep op verschillende leeftijden.
Cross-sectionele studie: verschillende groepen (bv. Van verschillende leeftijden).
Observationele studie: design -> geen manipulatie (niet-experimenteel), meten -> observeren in
natuurlijke setting.
Experimentele studie:
▪ Manipuleer één variabele terwijl andere aspecten van setting constant blijven.
▪ Manipuleer onafhankelijke variabele en observeer effect op afhankelijke variabele.
▪ Betrouwbaarheid: consistente resultaten, indien herhaald.
▪ Validiteit: meet hetgeen de onderzoeker beoogt te meten.
▪ Herhaalbaarheid: anderen kunnen de studie herhalen.
Ecologische validiteit: komt de studie overeen met de normale omstandigheden van het individu in
zijn of haar dagelijkse leven?
▪ Jonge Braziliaanse straatkinderen hebben moeite met abstracte wiskunde, maar kunnen
even moeilijke problemen wel snel en correct oplossen terwijl zij producten kopen en
verkopen op de markt.
,Geef een voorbeeld van hoe patronen van ontwikkeling inzicht geven in een volwassen vorm.
- Vaak kan men niet aan een volwassene zien waar iets vandaan komt, maar als we terug gaan
in de tijd zul je ervaringen tegenkomen waarvan we kunnen zien dat dit de persoon heeft
beïnvloed in zijn gedrag. Bijvoorbeeld: Iemand is jaren lang als kind mishandeld. Deze
persoon is over het algemeen vrij aardig tegen mensen om zich heen. Maar het moment
wanneer deze persoon zelf een kind krijgt en het kind begint te mishandelen snapt niemand
waar dit vandaan kan komen. Hiervoor moeten we verder terug in de tijd gaan en zien we
dat deze persoon zelf ook is mishandeld als kind en dat waarschijnlijk nu ook bij zijn eigen
kind doet, door deze reden.
Noem een sociale beleidsvraag over kinderen en leg uit hoe fundamenteel onderzoek in de
ontwikkelingspsychologie kan helpen om deze vraag te beantwoorden.
- Hoe kun je kinderen met een beperking, die zich anders ontwikkelen dan andere kinderen,
les geven?
- Onderzoek in de ontwikkelingspsychologie kan helpen door te onderzoeken hoe kinderen
met verschillende beperkingen dan wel ontwikkelen en hoe zij hierdoor het lesprogramma
kunnen aanpassen aan deze kinderen.
Wat is het verschil tussen fase-achtige en continue verandering?
- Fase-achtige verandering is een voorbeeld van kwalitatieve verandering. Als iemand van 6
maanden oud geen diepte kan zien en na 6 maanden opeens wel, dan is dit een kwalitatieve
verandering.
- Continue verandering is een voorbeeld van kwantitatieve verandering. Als iemand vanaf zijn
geboorte al patronen in hoge resolutie kan zien, wat visuele gezichtsscherpte wordt
genoemd, dan wordt dit zicht vanaf de geboorte steeds een beetje beter tot het eerste
levensjaar.
Wat zijn enkele domeinen van gedrag die kunnen worden onderzocht om te bepalen of
verandering lokaal of globaal is?
- In sommige gevallen lopen ontwikkelingsveranderingen tegelijk langs verschillende typen van
processen en vermogens. Globale verandering.
- Moral reasoning → morele redenering
Wat zijn enkele manieren waarop geleerden het misschien niet eens zijn over de oorspronkelijke
mentale toestand van de pasgeboren baby?
- Omdat de ene geleerde denkt dat het vooral genetisch is bepaald (nature) en de andere
geleerde zou kunnen denken dat het door de omgeving komt hoe de mentale toestand van
de pasgeboren baby kan zijn (nurture).
Kwalitatief/Kwantitatief – Globaal/Lokaal – Nature/Nurture → zijn van belang in alle
hoofdstukken van het boek, want deze drie vragen blijven steeds terugkomen.
Wat zijn enkele sterke punten van observationele studies?
- Mensen kunnen geobserveerd worden in hun natuurlijke, normale
omstandigheden/situaties. (zonder de afleidingen van iemand eerst naar een lab brengen en
ze daar een taak te laten doen).
- Ze laten de mogelijkheid toe van onverwachte ontdekkingen buiten de directe
onderzoeksvraag. Dergelijke verrassingen zijn een gebruikelijke bron van inspiratie in
wetenschappelijk onderzoek en observatiestudies kunnen veel nieuwe mogelijkheden
suggereren om na te streven.
- Nadeel: ze ontdekken alleen correlationele patronen, niet causale patronen.
, Wat zijn enkele van de afwegingen tussen naturalistisch-observationele methoden en
experimentele methoden bij het stellen van onderzoeksvragen over psychologische ontwikkeling?
- Wil je überhaupt bewijzen dat er tussen twee variabelen een verband bestaat, of wil je echt
weten welke variabele het andere beïnvloedt (causaal verband)?
- Natuurlijk hebben experimentele benaderingen ook hun beperkingen. Misschien wel de
grootste uitdaging is ecologische validiteit – of een onderzoek trouw een gedragspatroon
vastlegt dat zou optreden in de normale omstandigheden van de kindertijd.
Wat zijn enkele nadelen van longitudinale studies?
- Ze vereisen vaak een enorme toewijding van tijd en kosten (soms wel 20 jaar).
- Een onderzoeker kan vastlopen door de deelnemer steeds dezelfde vragen te moeten stellen
op dezelfde manier elk jaar opnieuw. Ook al worden er in dit veld nieuwe benaderingen
gevonden om de vragen te stellen.
- Onderzoekers kunnen het risico lopen dat hun metingen over de datum kunnen zijn bij de
tijd dat de studie pas klaar is na vele jaren.
- Het is ook uitdagend wanneer families besluiten te verhuizen of niet langer zin hebben om
mee te doen aan het onderzoek.
Wat zijn enkele nadelen van cross-sectionele studies?
- Hun onvermogen om de ontwikkeling van specifieke individuen in de loop van de tijd te
volgen, waardoor ze veel minder gevoelig zijn dan longitudinale studies naar individuele
verschillen in ontwikkelingspaden.
Wat is de waarde van het gebruik van convergerende methoden?
- Door het gebruik van verschillende benaderingen om een fenomeen vanuit verschillende
gezichtspunten te onderzoeken, zullen de resultaten van de verschillende soorten
onderzoeken lijken samen te vallen op een meer accuraat, objectief antwoord dan welke
enkele methode op zichzelf ook zou kunnen produceren.
Hoe kan een studie een hoge betrouwbaarheid hebben, maar een lage validiteit?
- Betrouwbaarheid heeft ermee te maken dat alles wat is uitgevoerd consistent is gedaan, en
het zo makkelijk opnieuw uit te voeren is en dat de resultaten dan ook hetzelfde zouden
moeten zijn.
- Validiteit heeft ermee te maken dat hetgeen dat is uitgevoerd ook daadwerkelijk meet wat je
wilt meten. Als dit dus verkeerd gaat, maar alles is wel consistent uitgevoerd, dan zal de
betrouwbaarheid hoog zijn, maar de validiteit dus slecht.