Samenvatting
Jip van den Berg
Wetenschapsfilosofie
Empirisch-analytische wetenschapsopvatting
Eerst kwam kennis uit boeken, volgens Bacon moest men uit eigen ogen kijken en vertrouwen op eigen zintuigen. Leidde tot
een wetenschappelijke revolutie. Mechanisering van wereldbeeld als begin van moderne fysica; wereld als mechanisch geheel,
dingen werken op elkaar door krachten. Methode van experimenteren en observeren. Geen plek voor rol van waarden, dat mag
niet. Gedragswetenschappen zijn empirisch-analytisch (wel feiten, geen persoonlijke waarden), maar normativiteit lijkt
onvermijdelijk.
Eerst eenzijdig gladstrijden door onderzoeker (helder en ondubbelzinnig; kwantificeerbaar maken).
Beta en Gamma: menselijk gedrag als natuurverschijnsel, zoek naar algemene. Alfa: gedragswetenschap maar alles negeren
dat iets mens maakt.
Common sense beeld van wetenschap; alles gebaseerd op feiten.
Geesteswetenschappelijke wetenschapsopvatting
Rol van waarden (sociaal-culturele factoren, subjectieve factoren) als beslissende rol in wetenschap mag. Ook wel
hermeneutiek. Redenen en betekenissen, verstehen (begrijpen). Deel (nidividuele uiting) en geheel (culturele context, gehele
werk of oevre); delen bepalen betekenis van geheel en geheel bepaalt betekenis van delen. Vanuit deel geheel begrijpen en
vanuit geheel begrip van deel aanpassen, telkens opnieuw. Gericht op nuance; historische, veranderlijke en persoonlijke.
Opstellen als interpreet met eigen vooroordelen en referentiekader. Eigen horizon is beweeglijk, overlappend met ander en altijd
gedeeltelijk. Professional heeft dubbele hermeneutiek: begrippenkader onderzoeker en begrippenkader onderzoeksdeelnemers.
Kunnen verplaatsen in andere standpunten, andere geldigheidsaanspraken zodanig erkennen (waarheid, morele juistheid,
authenticiteit). Luisteren.
Kritische wetenschapsopvatting
Rol van waarden als beslissende rol in wetenschap mag. Kuhn zelf niet kritisch, maar heeft er wel basis voor gelegd.
Wetenschappelijke kennisclaims worden sociologisch benaderd, waarheid en feiten als uitkomst van sociale processen.
hermeneutisch begrijpen; verplaatsen in andere standpunten, andere geldigheidsaanspraken zodanig herkennen (waarheid,
morele juistheid, authenticiteit). Ontstaan door verlichtingskritiek. Wetenschap bedrijven in termen van sociaal constructivisme.
Alles zien als machtsstructuur en partijen die macht hebben en strijd hebben om macht. Sociale kennis is gesitueerd (alles
vanuit context), veelheid aan perspectieven van deelnemers en onderzoekers. Sociale-culturele factoren zijn essentie,
diversiteit maakt wetenschap objectiever. Van perspectief naar standpunt, vorming van coalitie rond gemeenschappelijk
probleem.
Invloed van social location en situated knowledge. Weak: epistemische rol van sociale posities negeren (zoals CUDOS), strong:
verschillende perspectieven aan bod laten komen. onderzoek doen vanuit perspectief van achtergestelde groepen
(marginalized). Vormen van bias zichtbaar maken door kwalitatief onderzoek en handelingsonderzoek. Samenvattend: science
wars, Latour heeft deze min of meer opgelost.
Dualisme
mens bestaat uit materiaal lichaam en immateriële geest. Geest hebben = geest zijn, lichaam hebben = erin huizen en
aansturen. Ene kant is geest heel anders dan lichaam, maar aan andere kant interacteert geest wel met lichaam.
Cognitivisme
Mens bestaat uit materieel lichaam en materieel brein. Brein hebben = brein zijn, lichaam hebben = erin huizen en aansturen.
Mind is what the brain does, brein als controlecentrum van lichaam. Cognitie is verwerking (denken, computation). 6 gouden
ideeën, maar vallen we wel samen met het brein? In het brein immers geen ik, geen vrije wil, geen bewustzijn, etc. Is het brein
of het lichaam verslaafd? Volgens cognitivist verwerkt het brein informatie. Brein kan i.i.g. kwantitatieve informatie verwerken,
want allerlei informatie in patronen en prikkels. Zit nog geen codering in, dat zit op het niveau van betekenis. Geven van
betekenis zit in het hoofd.
Mental state is brain state, representatie van feit/doel/handeling.
Belichaamde cognitie
Embodied-embedded cognition (4e). mens als organisme met 1 lichaam/geest/brein/leven. Lichaam samengesteld door
lichaamsdelen, leven is samengesteld uit processen. lichaam hebben = er op elk moment mee samenvallen. Leven hebben = er
door tijd heen mee samenvallen, energie genutten. Geest hebben = informatie benutten. Geen energie benutten als er geen
gebruik gemaakt wordt van informatie. Cognitie als hele loop van stimulus-verwerking-gedrag. Life-mind continuity thesis, leven
1
, Samenvatting
Jip van den Berg
en geest zijn bijna hetzelfde, aanpassen aan omgeving. Weinig verschil tussen denker en microbe, allebei cognitie en leven.
Verschil brein en computer; brein bevat natuurlijke signalen en verwerkt gecodeerde informatie (betekenis geven). Waarnemen
als lichamelijke activiteit (actief).
Mental state is manier waarop jij als organisme je tot een omgeving verhoudt, aan jezelf representeren van feit/doel/handeling.
Deductie (syllogisme)
Conclusie volgt uit premissen, aannames. Als premissen waar zijn, zijn conclusies ook waar. Waarheid blijft gegarandeerd,
maar er komt geen nieuwe kennis bij. Veel fouten: bevestiging van consequens (modus ponens; alle geniale boeken worden
afgewezen dus mijn boek is geniaal) en ontkenning andecedent (modus tollens; alle raven zijn zwart, X is niet zwart dus X is
geen raaf).
Als P dan Q .. P dus Q.
Inductie
Data (premissen, observatie) als startpunt, daaruit wordt algemene conclusie getrokken (dus generaliseren). Algemene
conclusie uit beperkte waarnemingen, conclusie wordt waarschijnlijker door premissen. Er komt nieuwe kennis bij, maar een
aannemelijke conclusie zorgt niet voor een gegarandeerde waarheid. Kennis van buiten (zintuigen) en binnen (verstand).
Kennis vereist waarheid en constructie, waarnemen is actieve betekenisgeving. Afleiden. Alleen beroep op observaties
(frequentie).
Abductie
Redeneren op basis van verklaring die het beste past. Gegeven data en mogelijke verklaringen, concludeer je dat verklaring
waar is die data het beste verklaart. Zeer alledaags en werkzaam, maar misschien is de verklaring de beste van de slechtste en
niet de best mogelijke gevonden. Beroep op verklaringen (voor ervaringen).
Funderingsdenken
Fundamenten van onze kennis; nadenken over kennis = epistemologie, kenleer. Begon bij Plato (metafoor men in grot;
onwetendheid). Descartes sprak over geest binnenin; denken over fundamenten van kennis en men zit opgesloten in het hoofd.
Gedachten zijn rationeel, maar geest maakt wel contact met lichaam. Denken consequenties voor doen. Verkrijgen kennis van
wereld door zintuigen, maar zijn deze signalen betrouwbaar? Een ding waar niet aan getwijfeld kan worden is het gegeven dat
je aan het twijfelen bent, dus kan denken = ik denk dus ik ben. Doordat je bestaat kun je kennis ontwikkelen. Dit is een
rationalistische redenering.
Rationalisme
Axioma kennen door intuïtie, daar deductief verdere kennis door uit afleiden. Verder redeneren, alleen verstand nodig. kennis is
a priori. Logische structuur van geest en feitelijke structuur van wereld komen overeen.
Kritisch rationalisme
Popper, eis van falsifieerbaarheid. Nadenken over hoe je ideeën kan verwerpen. Wetenschap is feitelijk (logica), sociaal-
culturele factoren zijn extern. Geen theorievrije waarneming, maar wel rationele consensus. Waarneming is theorie geladen. Op
zoek naar redenering om relatie te verklaren met data. Bewijsvoering is conjecture (creatief, geen logica) en refutation
(deductieve logica, één observatie al zekerheid). Falsificatie: enige manier om kennis te genereren is bezig zijn met onderzoek
naar het falsifiëren van eigen ideeën. Als je het niet kan falsifiëren kan de theorie kloppen. Gericht op weerlegging. Hypothesen
los van elkaar toetsen, hoofdhypothese kan niet veilig gesteld worden. Eis van weerlegbaarheid, als hypothese niet kwetsbaar
is voor weerlegging is het ook niet informatief. Probleem – hypothese, toetsing is falsificatie van voorspelling.
Positivisme
Strenge invulling van empirisme. Positivistische houding is actueel, ontdoen van alle subjectieve elementen. Naïeve houding:
wereld is zoals ik haar zie en ervaar, geest als spiegel van buitenwereld. Blindheid voor eigen perspectief, voor de eigen
gekleurde bril (alles wat objectieve kijk in de weg staat). Zowel alledaagse noodzaak als intellectuele/morele tekortkoming.
Positivisme probeert objectief te zijn en gekleurde bril te negeren. Waardevrije wetenschap als positivistisch ideaal. Oorzaken
(variabelen, gemiddelden, correlaties, wetmatigheden, etc.; best objectief) versus redenen (betekenis, beleving, normativiteit,
etc.; alles wat volgens positivist subjectief is). Alle typen verklaringen moeten te reduceren zijn tot D-N of mechanistische
verklaring, het is irrelevant of het in het wereldbeeld past. Verschillen neutraliseren, neutrale visie (eenzijdig zonder dat te
erkennen).
Logisch positivisme
Kennis van wereld komt uit eigen hoofd, terug naar empirisme. Zintuigprikkels (data) en logica zorgen samen voor
kennisontwikkeling uit zuivere data. Radicale vorm empirisme. Strikte beperking tot waarneming, observaties in theoretisch
neutrale basiszinnen. Gewaarwording als basis voor theorievorming; kennisfundament. Eis van
verifieerbaarheid/confirmeerbaarheid. Waarnemingen – inductie – hypothese, toetsing als confirmatie van voorspelling.
Wetenschap is feitelijk. Waarnemen en duiden als twee verschillende dingen: buitenwereld – zintuigprikkel – sense datum –
beschrijving – inductie – theorie/hypothese. Waarnemen begint met neutrale waarnemingsinhoud.
2