🎓
Hoofdstuk 1 en 2
Hoofdstuk 1
Politiek, beleid en sturing: een positiebepaling
Soorten beleid (Snellen, 1975)
1. Institutioneel beleid
Hierbij gaat het om de inrichting van de formele verhoudingen tussen
organisaties in een bepaalde beleidssector en de toebedeling van taken,
verantwoordelijkheden en bevoegdheden. Doorgaans gaat het om
beleidsprogramma’s die zijn gericht op het inrichten en herinrichten van stelsels,
de posities van organisaties en partijen in dit stelsel, en de relaties tussen hen.
2. Strategisch beleid
Dit type beleid richt zich met name op het nemen van maatregelen die gericht zijn
op het veiligstellen van het voorbestaan van een organisatie ten opzichte van
actoren in haar omgeving die op korte termijn en rechtstreeks het voorbestaan
van een organisatie kunnen beïnvloeden. Wat te doen? Wordt bepaald door de
effectiviteit, efficiency en legitimiteit van de organisatie.
3. Tactisch beleid
Is met name gericht op het formuleren van criteria op grond waarvan bepaalde
organisatorische hulpbronnen voor bepaalde organisaties of
organisatieonderdelen moeten worden verdeeld. Het gaat dan vooral om de vraag
wie deze hulpbronnen krijgt toebedeeld. Daarbij kan het gaan om de verdeling
van taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden, de verdeling van financiële
middelen of de wijze waarop verantwoording moet worden afgelegd over de
geleverde prestaties. Wie heeft toegang tot welk soort informatie?
4. Operationeel beleid
Hoofdstuk 1 en 2 1
, Heeft betrekking op het geven van instructies en richtlijnen met betrekking tot de
concrete uitvoering van bepaalde beleidsprogramma’s of wet- en regelgeving.
Hoe moeten bepaalde beleidsdoelstellingen gerealiseerd worden?
Typen van beleid (Lowi, 1972)
1. Explorerend beleid
Gericht op het verwoorden van een visie, het vertellen van een inspirerend
verhaal dat vooral de geesten rijp moet maken voor een bepaalde nieuwe aanpak
van problemen of voor een andere probleemanalyse. (doe-democratie → burgers
moeten zelf de handen uit de mauwen steken)
2. Verdelend beleid
Gericht op de verdeling van hulpbronnen over partijen, zoals rechten, plichten,
subsidies of geld en informatie. (budgetten voor peuterspeelzalen)
3. Herverdelend beleid
Gericht op het herschikken of corrigeren van de bestaande verdeling van
hulpbronnen over partijen, omdat de bestaande verdeling als ‘onrechtvaardig’
wordt beschouwd, zoals positieve discriminatie. (bij sollicitaties de voorkeur
geven aan de vrouw met dezelfde kwalificaties)
4. Regulerend beleid
Gericht op het dwingend voorschrijven en controleren van bepaalde activiteiten
die moeten worden ondernomen om bepaalde doelstellingen te realiseren.
(toetsen van een bouwvergunning)
5. Faciliterend beleid
Gericht op het ondersteunen van bepaalde, als wenselijk geachte doelstellingen
zonder dat deze doelstellingen dwingend worden opgelegd.
(volwasseneducatiebeleid of glasbakken)
6. Stimulerend beleid
Gericht op het prikkelen van mensen of organisaties om een bepaald, gewenst
gedrag aan de dag te leggen, waardoor bepaalde waarden die de politiek
belangrijk acht, kunnen worden gerealiseerd. Zorgen voor een andere balans van
Hoofdstuk 1 en 2 2
, kosten en baten door middel van subsidies en accijnzen. (groene stroom
stimuleren)
7. Constituerend beleid
Gericht op het oprichten van instituties en organisaties die bepaalde taken voor
hun rekening gaan nemen. (oprichting van de Autoriteit Financiële Markten)
Institutioneel, strategisch en allocatie beleid zijn politiek
gevoeliger dan operationeel beleid.
Hoofdstuk 2
Er is sprake van een versplinterde samenleving, maar ook van een versplinterde
staat.
1. Structurele versplintering
De gefragmenteerde structuur van onze samenleving → een toenemende
complexiteit van de samenleving. Enerzijds betreft het relatief zelfstandige
organisaties; anderzijds zijn ze ook afhankelijk van elkaar.
Rationaliteitstekort Luhman (1984): de cognitieve vermogens van mensen en
organisaties om de complexiteit te kunnen bevatten, te kunnen doorgronden en
vervolgens gerichte acties te kunnen ondernemen om bepaalde doelen te
realiseren, schieten per definitie fundamenteel tekort.
DOS: De Ongekende Samenleving (Van Gunsteren en Van Ruyven (1993)):
ondanks de onkenbaarheid van de manier waarop een samenleving functioneert,
de hoeveelheid informatie waarmee politici, bestuurders, beleidsmakers en ook
burgers worden geconfronteerd, exponentieel gestegen is. (Mede door sociale
media)
2. Politiek-culturele versplintering
De leefbaarheid van wijken en buurten. Hangt ook samen met de betekenis die
waarden en normen in onze samenleving vervullen, met de wijze waarop deze
waarden en normen worden gemobiliseerd en worden omgezet in politiek
strijdpunten, en worden gebruikt als besluitvormingscriteria.
Hoofdstuk 1 en 2 3
, Politieke partijen konden een programma voor de gewenste ontwikkeling van
de samenleving als geheel aanbieden, of voor grote groepen binnen deze
samenleving.
Ontzuiling en ontideologisering ontnam voor grote groepen Nederlanders de
ideologische basis op grond waarvan ze maatschappelijke vraagstukken
moeten beoordelen en op grond waarvan eisen konden worden gesteld aan de
rol van dé politiek en dé overheid.
Tegenstelling tussen een meer progressief-kosmopolitisch (veranderen en
aanpassen in open samenleving) en een nationaal-conservatief (behouden
van rechten en geborgenheid in eigen groep) wereldbeeld.
Individualisering en mondigheid: meer keuzevrijheid door hoger
opleidingsniveau en betere sociaaleconomische positie en meer uiting kunnen
geven aan je eigen invulling van het leven.
De vloeibare samenleving: doordat instituties hun functies verliezen, neemt
de keuzevrijheid van de burgers toe. Minder belang van een vast
arbeidscontract → opkomst van zzp’ers.
Symboliek, emotie en drama: er is meer ruimte voor een persoonlijke beleving
van emoties, ook in het openbaar.
Gemedialiseerde politiek: Politiek zal daarom steeds vaker in het teken staan
van het kunnen oproepen van en het appelleren aan bepaalde krachtige,
betrouwbare en authentieke beelden die ergens voor staan. → media wordt
gebruikt als platform
De Netwerksamenleving
Kennis en informatie als motor: er ontstaat een ingewikkeld en dynamisch
geheel van informatiestromen met een wereldwijd karakter.
Alomvattende penetratie: de invloed van informatie- en
communicatietechnologie is in onze samenleving alomvattend geworden.
(Digitale aangifte van belasting)
Knooppunten en stromen
Globalisering: op wereldwijde schaal is er sprake van een complex stelsel van
arbeidsverdeling, gebaseerd op een verregaande radicalisering van de wet
Hoofdstuk 1 en 2 4