Maatschappijleer hoofdstuk 1-7 klas 4
Hoofdstuk 1
In een totalitaire staat, waarin de staat zelfs bepaalt wat mensen lezen en zien, waar ze
mogen wonen en werken, en waar ze naartoe mogen reizen, heerst wantrouwen en
achterdocht. Vaak zijn dit soort staten corrupt en is er sprake van een politiestaat waarin de
diensten veel macht hebben.
Paragraaf 1.1
Een rechtstaat is een staat waarin burgers beschermd worden door grondrechten tegen
machtsmisbruik en willekeur van de overheid. Nederland is zelfs een sociale rechtstaat
omdat er allerlei regels en wetten zijn die het welzijn en de welvaart van de mensen
bevorderd.
Burgers houden zich bijna altijd aan de wet en je kan ook verwachten dat de anderen dat
ook doen. Wederkerigheid en vertrouwen zijn dus erg belangrijk in Nederland, ook tussen
de burgers en de staat: de staat mag verwachten dat de burgers zich aan de wet houden,
maar de burgers mogen dat ook van de staat verwachten. Dit heet wederzijdse
rechtszekerheid.
Paragraaf 1.2
Vanaf de zestiende eeuw speelden er veel godsdiensttwisten en oorlogen in Europa. In de
zeventiende eeuw waren er koningen aan de macht die hun macht misbruikten. In de
achttiende eeuw, de eeuw van de Verlichting, was er dus een groot verlangen naar
maatschappelijk geluk.
Met de rede wilden mensen vrijheid bereiken, maar daarvoor moest eerst de macht getemd
worden. Volgens de contractfilosofen (Hobbes, Locke, en Rousseau) moest het volk een
sociaal contract opstellen zodat ze met regels in natuurlijke vrijheid en gelijkheid konden
leven. Dat sociaal contract werd opgesteld tussen de staat en het volk. De staat moest
ervoor zorgen dat het volk en hun eigendommen werden beschermd. De macht van de staat
kon echter misbruikt worden door gebruik te maken van hun geweldsmonopolie. Het recht
zou de staat verhinderen om het geweldsmonopolie te misbruiken. De staatsmacht wordt
volgens het idee van Montesquieu opgedeeld in drie delen; de wetgevende, uitvoerende, en
rechtsprekende macht, ofwel de trias politica. Zo ontstonden de grondbeginselen van de
rechtsstaat:
- Het beginsel van de grondrechten: alle mensen zijn in vrijheid en gelijkheid geboren
- Het soevereiniteits- en democratiebeginsel: de burgers sluiten samen het sociaal
contract.
- Het legaliteitsbeginsel: er is een staat die het sociaal contract kan afdwingen maar
daarbij strikt gebonden is aan wetten die het volk zelf heeft opgesteld (al dan niet
indirect).
- Het beginsel van de trias politica: de staatsmacht wordt gescheiden van zichzelf voor
de zekerheid.
Trias politica
|
v
staatsmacht
<- legaliteitsbeginsel
<- Sociaal
contract
Grondrechten -> burgers burgers burgers
, Paragraaf 1.3
De Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring, de grondwet en de bill of rights zijn samen de
Amerikaanse constitutie.
In Frankrijk probeerde ze ook een revolutie, maar die kwam erop uit dat Napoleon een
verlichte dictatuur aanstelde, waarin het een dictatuur was waarin er tot zekere mate
rekening werd gehouden met het volk.
Hoofdstuk 2
De functies van de grondwet:
- Het begrenzen van de macht van de staat en dus het garanderen van de vrijheid van
de burgers
- De fundamentele rechten van de burger vastleggen
- Aangeven hoe de belangrijkste organen van de staat zijn georganiseerd
- De eenheid van de staat aangeven: iedereen heeft dezelfde wetten en rechten
Paragraaf 2.2
Vrijheid en gelijkheid vormen samen de basis van rechten die in de grondwet zijn
vastgesteld. Zo heb je bijvoorbeeld:
- Het recht op gelijke behandeling in gelijke situaties
- Persoonlijke vrijheid (privacy, onaantastbaarheid van het lichaam, vrijheid van
godsdienst, recht op eigendom)
- Politieke vrijheid (algemeen kiesrecht, vrijheid van meningsuiting)
Na de Tweede Wereldoorlog kwam men erachter dat de staat meer moest doen om een
gelukkig en zinvol bestaan voor alle inwoners te garanderen en het gevolg hiervan waren de
sociale grondrechten. De staat werd nu verantwoordelijk voor bijvoorbeeld
werkgelegenheid, sociale zekerheid, sociale woningbouw, en onderwijs. Nu wordt Nederland
dus een sociale rechtsstaat of verzorgingsstaat.
Paragraaf 2.3
Wederkerige erkenning van elkaars rechten is belangrijk. Hierdoor hebben grondrechten
geen absolute gelding; als jouw acties de grondrechten van een ander dwarsbomen, mag je
die actie niet ondernemen.
Grondrechten hebben een verticale werking, wat betekent dat de burgers ze ook kunnen
uitoefenen tegenover de staat. Als de burgers zich op huh grondrechten kunnen beroepen
tegenover andere burgers, hebben de grondrechten een horizontale werking.
Hoofdstuk 3
Het legaliteitsbeginsel houdt in dat iemand alleen minder vrijheid mag krijgen als de
rechtmatigheid van die inperking al is vastgelegd in wetten en regels, en dat de staat zich
ook aan de wetten moet houden.