Samenvatting Gedragsproblemen van der ploeg
Hoorcollege 1
H1, H2 Gedragsproblemen
H1 Probleemgedrag
Wanneer is gedrag probleemgedrag? -> Gedrag dat door opvoeder, leerkrachten of andere personen
word beschouwd als strijdig met de door hen als samenleving gehanteerde normen en regels en/of
als deskundige dit gedrag als problematisch beschouwen.
Wanneer is er sprake van gezond gedrag?
Jahoda (1958)
Positieve houding t.o.v. jezelf
Zelfontwikkeling
Integratie in samenleving
Autonoom
Perceptie van de omgeving
Omgang met je omgeving
Psychische gezondheid
95% kinderen is psychisch gezond
Emotioneel welzijn: ben je tevreden en belangstellend
Psychisch welzijn: omgang met anderen, verantwoordelijkheid willen dragen etc
Sociaal welzijn: deel voelen van een groep en daar ook een bijdrage aan leveren
Gedragsproblemen
Normaal vs abnormaal is een relatief begrip
Situatief
Relationeel/communicatief
Relatief
Fluctuerend
Criteria probleemgedrag (Eyseneck (1994)
1. Lijden
2. Disfunctioneren
3. Onvoorspelbaar gedrag
4. Irrationeel en onbegrijpelijk gedrag
5. Onconventioneel gedrag
6. Aantasting van de geldende moraal
Oorzaken van probleemgedrag
Ontbreken van sociale relaties
Ontbreken van eigen identiteit
Mispercepties van de realiteit
Onvermogen om met problemen om te gaan
Stress
Hoe ernstiger het gedrag, hoe groter de kans dat iemand het ook in de volwassenheid blijft vertonen
,Prevalentie (komt het vaak voor?)
10% van de jeugd kampt met gedragsproblemen waarvan 5% met ernstige problemen
Jongens lijken er meer last van te hebben
Jongens vaker externaliserend gedrag (naar buiten gerichte problemen)
Opstandig
Agressief
Antisociaal
Hyperactief
Meisje vaker internaliserend gedrag (emotionele problemen die naar binnen gericht zijn)
angst (bijv. sociale angst, faalangst)
depressie
onzekerheid en teruggetrokken gedrag
lichamelijk onverklaarde (psychosomatische) klachten.
Internaliserende problemen kunnen leiden tot externaliserende problemen en vice versa en deze
kunnen ook samengaan
Mensen met internaliserende problemen kunnen o.a. last hebben van:
concentratieproblemen en onderpresteren
laag zelfbeeld, gebrek aan zelfvertrouwen
moeite met sociale contacten, weinig vrienden
lusteloosheid, weinig energie
somberheid
overmatige angst en stress
over-kritisch zijn
%
Emotionele problemen 18
Gedragsproblemen 15
Hyperactiviteit 29
Problemen met leeftijdsgenoten 15
Totale probleemscore 20
3
Comorbiditeit
Betekend letterlijk een ziekte erbij
Veel klachten die tegelijkertijd aanwezig zijn
Behandeling is daardoor vaak moeilijk
Goede diagnose is van groot belang
,H2 Classificaties van probleemgedrag
Classificeren is het systematisch ordenen en groeperen van probleemgedragingen op basis van
gelijke eigenschappen en onderlinge relaties
DSM
Ontstaan vanaf de 19e eeuw en de eerste versie duurde 60 jaar om te maken.
Het gaat om een classificatie systeem voor psychische aandoeningen en het doel is om
verwarring te voorkomen
Het wordt ook wel de bijbel van de psychiatrie genoemd. Het boek is verdeeld in allerlei
hoofdstukken, zoals angststoornissen, gender issues, depressieve stoornissen etc.
Wil je gedrag goed kunnen classificeren dan zal je zoveel mogelijk rekening houden met het
gedrag natuurlijk, maar ook met het ontstaan (etiologie) en de implicaties van een
interventie.
Voordelen is dat je natuurlijk meer eenduidigheid creëert, maar de valkuil is natuurlijk dat je
gedrag veel te nauw gaat bekijken.
Maar er is veel kritiek, het werkt stigmatiserend en beperkte inhoud van categorieën
Het zegt enkel iets over dat moment en niet over de ontstaansgeschiedenis
Classificatie is geen diagnostiek
Bij een diagnose probeer je een geheel beeld van de problematiek van een jongere te krijgen en het
classificatie kan daaraan bijdragen
Diagnosticeren is specifiek
Classificeren is algemeen
Er zijn twee vormen van classificeren
1. Medische en klinische benadering waarbij het gaat om het identificeren van bepaalde typen
stoornissen
2. Empirische aanpak waarbij gemeenschappelijke factoren de basis vormen van de classificatie
Probleemgedrag is moeilijk te bepalen -> het hangt af van verschillende factoren die met elkaar
samenhangen om probleemgedrag te identificeren.
Criteria probleemgedrag
omvang van het gedrag: wanneer en in welke situaties komt het voor?
duurtijd: hoe lang is het gedrag al aan de gang?
hoeveelheid: hoeveel keer valt het voor?
gevolgen: welke gevolgen heeft het voor het individu en sociaal?
context: waar komt het gedrag voor?
interpretatie van de waarnemer: wie neemt het gedrag waar en welke interpretatie geeft
men eraan?
ontwikkeling van de persoon: heeft de persoon een normale ontwikkeling
Klinische benadering
GAP, DSM, CAP-J, ICD-10
GAP systeem (1966): globale clusters en klinische beschrijvingen van de stoornis -> verdeeld in
verschillende categorieën
DSM werkt met een meer assig stelsel dus je kan als diagnosticus meer rekening houden met
verschillende factoren (comorbiditeit)
, 5 assen -> Klinisch syndromen, persoonlijkheidsstoornissen, lichamelijke stoornissen, psychosociale
stressfactoren, niveau van functioneren het afgelopen jaar
ODD en CD
ODD: Oppositional Defiant Disorder -> hinderlijk verzetten tegen de ander
CD: Conduct Disorder -> Agressief naar anderen (pre delinquent gedrag)
Kenmerken ODD zijn
Dwars en uitdagend
Moeilijk gehoorzamen, veel ruzie, discussie, expres ergeren en negeren, andere de schuld
geven
Emotionele symptomen
snel boos en gefrustreerd
Driftig
Kan in pubertijd verergeren
En kenmerk is ook dat het gedrag zich voordoet zonder druk van de groep
Wraakzuchtig gedrag
Aandachtsstoornissen
ADHD (Attention Deficit Hyperactivity Disorder)
Moeite met je aandacht erbij houden en/ of direct reageren op prikkels (ongeduldig en reactie niet
tot juiste moment kunnen uitstellen)
Autisme
Moeite of tekorten in sociale communicatie
Herhalende patronen
Angst en stemminsstoornissen
Angst die niet gerelateerd is aan een specifieke situatie, onberedeneerbaar
Stemmingsstoornis gaat vooral over depressie is DSM (ongelukkig voelen, eenzaam, neerslachtig)
ICD-10 -> werkt ook met assen, net als de DSM-5, maar de assen zijn eigenlijk beschrijvingen van de
categorieën.
CAP-J -> ontwikkeld om ook de omgevingsfactoren mee te nemen en geeft een breder beeld
waardoor het jeugdzorgwerkers meer info geeft.
Empirische benadering
Vragenlijsten
Meten is weten
Gedrag: vele variabelen van probleemgedrag terugbrengen tot enkele kenmerkende factoren.
Gedrag proberen te classificeren op basis van data uit vragenlijsten en andere bronnen die allen
onafhankelijk van elkaar zijn.