Dit is een samenvatting van de hoofdstuk 1 van het boek: 'Hoofdstukken recht voor niet-juristen'. Als je de samenvatting koopt voor het vak politiek en bestuur van de NCOI raad ik je aan om gebruik te maken van mijn bundel politiek en bestuur. Dan heb je alle samenvattingen voor het vak en ben je d...
Recht voor niet jurist
Hoofdstuk 1: Grondslagen en structuur van het Nederlandse recht
1.1: Inleiding
Veranderingen in het recht worden geïnitieerd door het feit dat voortdurend belangen van
verschillende partijen tegen elkaar moeten worden afgewogen.
1.2: Recht en belangenafweging
Het recht is een belangenafweging dat door de wetgever en in zekere zin ook door de rechtelijke
macht op abstract niveau wordt vormgegeven. De rechterlijke macht speelt hierin een steeds
prominentere rol aangezien veel wetgeving open normen bevat die in een gerechtelijke procedure
nader worden ingevuld. Het recht bied naast een belangenafweging ook een normatief kader voor
toekomstige gevallen op een concreter niveau.
1.3: Rechtstaat
Nederland is een rechtstaat. Kenmerken van de rechtstaat zijn:
- Burger hebben grondrechten die onder andere in de Grondwet (Gw) zijn verankerd.
Grondrechten hebben geen absoluut karakter en kunnen op elkaar met gespannen voet
staan. Bij grondrechten bestaat er een onderscheid tussen:
o Klassieke grondrechten: Dit zijn fundamentele rechten van burgers die door de
overheid nooit met voeten getreden mogen worden zoals
gelijkheidsbeginsel/discriminatieverbod (artikel 1 Gw), vrijheid van meningsuiting
(artikel 7 Gw) en het recht op privacy (artikel 10 Gw);
o Sociale grondrechten: Hierbij moeten we denken aan rechten als recht op
bestaanszekerheid (artikel 20 Gw) en recht op onderwijs (artikel 23 Gw). De overheid
heeft de taak om actief op te treden met het oog op welvaart en welzijn van haar
onderdanen.
- Overheidsoptreden dient te allen tijde te worden verricht met in achtneming van de
legaliteitseis. Dit betekent dat de overheid enkel mag handelen op grond van wet;
- In een Nederlandse Rechtstaat kennen we de trias politica. Dit is een idee van de Franse
filosoof Montesquieu (1689-1755). In 1848 werd dit idee overgenomen door Thorbecke en
zodoende verankerd in de Nederlandse Grondwet. De trias politica houdt de scheiding der
machten in. Dat wil zeggen dat we te maken hebben met een wetgevende macht, een
rechtsprekende macht en een uitvoerende macht. Tussen de drie machten zit geen harde
grens. Zo mag een rechter bijvoorbeeld lid zijn van Staten-Generaal (de Eerste kamer);
- Iedereen in Nederland moet zich aan de wet houden;
- Nederlanders kunnen zich tot een onafhankelijke rechter wenden als ze van mening zijn dat
bepaalde burgers, bedrijven of overheden zich niet aan de wettelijke voorschriften hebben
gehouden;
- Als burgers of organisaties een strafbaar feit plegen kan het Openbaar Ministerie hen
vervolgen. Als de rechter oordeelt dat de gedaagde strafbaar is, kan er een straf opgelegd
worden. Een overheidsinstantie kan echter niet strafrechtelijk worden vervolgd (een boete
opleggen kan wel) De Hoge Raad oordeelde in de twee Pikmeer-arresten dat provincies en
gemeenten bij de uitvoering van de publieke taak niet strafrechtelijk kunnen worden vervolgd.
Er is sprake van een soort strafrechtelijke immuniteit;
- Dan hebben we nog het principe van rechtszekerheid dat stelt dat wetten voldoende duidelijk
moeten zijn, zodat burger weten waar ze aan toe zijn. In de praktijk is het echter niet altijd
voor iedereen duidelijk hoe het recht geïnterpreteerd moet worden.
1.4: Rechtsbegrip en rechtsbronnen
Juristen spreken bij het recht doorgaans over het positieve recht.
1.4.1: Positief recht
Het positieve recht is het algemene geldende, herbruikbare regels die binnen een bepaald territoriaal
gebied in een bepaalde periode van kracht zijn en waarvan de naleving via de rechter afgedwongen
kan worden. Dan heb je nog een soort universele regels zoals het principe dat moorden en stelen
immoreel is. Dit universele gevoel van rechtvaardigheid, wordt omschreven als natuurrecht. Vaak
vormt het natuurrecht de basis voor het positieve recht en de interpretatie daarvan. Interessant is om
te zien hoe bepaalde interne regelingen van organisaties zich verhouden tot het positieve recht. In
sommige gevallen worden interne reglementen zelfs overruled door het positieve recht.
, 1.4.2: Bronnen van het positieve recht
Het positief recht is in vier verschillende bronnen verankerd te weten:
- Wetgeving: Hierin is onderscheid te maken tussen wetten in materiële en formele zin.
Wetgeving in materiële zin is algemeen bindend voor iedereen. Wetten in formele zin zijn altijd
vastgesteld door de regering en de Staten-Generaal, maar hoeven niet algemeen bindend te
zijn (zoals toestemming om te trouwen voor een lid van het koninklijk huis). Een wet kan dus
zowel een formele als een materiële component bevatten;
- Verdragen: Dan kan recht ook nog afkomstig zijn uit verdragen tussen staten of algemene
besluiten van internationale organisaties. Voor Nederland is daarin het Europees Verdrag tot
bescherming van de rechten van de mens (EVRM) en de fundamentele vrijheden het meest
van belang. Het EVRM is een belangrijke aanvulling op onze klassieke grondrechten;
- Jurisprudentie: Jurisprudentie is eigenlijk het totaal aan gerechtelijke uitspraken die ons iets
vertellen over hoe de wet uitgelegd dient te worden. Daarbij zijn de uitspraken van hogere
rechtsorganen zoals de Hoge Raad vooral van belang. Lagere rechtscolleges voegen zich
hier doorgaans naar. Veel Jurisprudentie wordt op langere termijn vaak door de wetgever
overgenomen;
- Ongeschreven recht: Hieronder vallen het gewoonterecht en de ongeschreven
rechtsbeginselen. Bij het gewoonterecht moet worden gedacht aan de regels die binnen een
bepaalde branche of de maatschappij als vanzelfsprekend worden beschouwd. Bij
ongeschreven rechtsbeginselen moeten we denken aan ongeschreven regels die door de
rechter zijn aanvaard. Hierbij kan worden gedacht aan het principe van fair play waarbij beide
partijen in de gelegenheid worden gesteld om hun mogelijkheden binnen het proces te
benutten.
1.5: Rechtsvinding
Bij rechtsvinding wordt na raadpleging van de rechtsbronnen gekeken wat is een bepaalde situatie als
rechtvaardig moet worden beschouwd. Het principe dat een concreet geval aan algemene geldende
regels wordt getoetst, noemen we ook wel subsumptie. Subsumptie kan echter niet altijd toegepast
worden. In de volgende paragrafen worden situaties beschreven waarin rechtsvinding op een andere
manier plaatsvindt.
1.5.1: Voorrangsregels
Wanneer rechtsbronnen met elkaar in strijd zijn, geldt de regel die zegt lex superior derogat legi
inferiori. Dit betekend hoog gaat voor laag. Oftewel er is een bepaalde rangorde in rechtsbronnen
(voorrangsregel). Zo prevaleren internationale verdragen en algemene besluiten van internationale
organisaties boven de nationale wetgeving. Wetten in formele zin overrulen vervolgen wetten in
materiële zin. Als wetten in materiële zin met elkaar op gespannen voet staat, geldt dat een wet op
Rijksniveau zwaarder weegt dat een wet op Provinciaal niveau, wat weer zwaarder weegt dat een wet
op nationaal niveau.
Dan bestaat er ook nog de voorrangsregel dat bijzondere wetgeving prevaleert boven algemene
wetten. Dit wordt aangeduid als lex specialis derogat legi generali. Deze regel is van toepassing als de
eerder genoemde regels geen oplossing bieden. Hoe specifieker de wet, des te meer voorrang. De
laatste voorrangsregel is dat nieuwe regels boven oude regels prevaleren (lex posterior derogat legi
priori). Deze voorrangsregel wordt in de praktijk weinig gebruikt, omdat de overgang van oude naar
nieuwe regels altijd wel geregeld wordt in het recht.
1.5.2: Interpretatieregels
Als niet helemaal duidelijk is hoe de wet geïnterpreteerd moet worden en andere rechtsbronnen geen
uitkomst bieden zijn er methoden beschikbaar om de wet op de juiste manier uit te leggen te weten:
- De grammaticale interpretatiemethode: Dit is een taalkundige benadering van de wet om te
kijken of de juiste uitleg gevonden kan worden in de letterlijke betekenis van de tekst;
- De wetshistorische interpretatiemethode: De parlementaire geschiedenis werd geraadpleegd
om te achterhalen wat de bedoeling is geweest van de wetgever.
- De systematische interpretatiemethode: Een wettelijke regel kan benaderd worden vanuit een
grotere context. Zo kan er in de context van het wetartikel een ander wetsartikel staan waar
een bepaalde term in een context staat, waardoor duidelijk wordt wat ermee wordt bedoelt.
Ook is het zaak om de onderlinge samenhang tussen de verschillende bepalingen te bekijken.
De bewoording in lid 1 kan iets zeggen over de juiste interpretatie van de bewoording in lid 4;
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper believer1988. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €2,99. Je zit daarna nergens aan vast.