100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting 4.1C Diagnostiek_alle thema's €8,42
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting 4.1C Diagnostiek_alle thema's

 2 keer bekeken  0 keer verkocht

In dit document zijn alle thema's van het vak 4.1C Diagnostiek uitgewerkt.

Voorbeeld 4 van de 45  pagina's

  • 11 november 2024
  • 45
  • 2024/2025
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (6)
avatar-seller
xuanverhagen
4.1C Diagnostiek
Thema 1 - Cognitie en gedragsproblemen
LD 1: Wat is de samenhang tussen cognitief functioneren en gedragsproblemen en wat is de
verklaring hiervan?
Globaal antwoord: Het cognitief functioneren van een persoon heeft invloed op de mate van
gedragsproblemen die hij/zij laat zien. Gedragsproblemen komen vaker voor bij mensen die slechter
cognitief functioneren. Dit kan komen doordat zij mentale en/of fysieke problemen hebben, of omdat zij
cognitief zwakker zijn (verstandelijke beperking). Deze factoren leiden ertoe dat zij veel stress en
frustraties ervaren, maar door hun cognitieve beperkingen kunnen zij dit slecht uiten (onmacht).

Integratie van wetenschappelijke artikelen (n.a.v. het werkcollege)
● Associatie bij verschillende populaties
Crocker (2014) en Plomin (2002) hebben beide onderzoek gedaan onder de gemeenschap. Goodman
(1995) heeft onderzoek gedaan naar alleen een klinische populatie en Emerson (2010) deed onderzoek
bij beide groepen (klinisch en niet-klinisch).
Alle onderzoeken vonden een verband tussen cognitief functioneren en gedragsproblemen:
slechtere cognitieve vaardigheden (lager IQ / LVB) zorgen ervoor dat men meer gedragsproblemen laat
zien. Emerson (2010) vond dat er sprake is van een threshold-effect. Bij de laagste drie decielen is er
namelijk geen sprake van dit effect.
Het verband is sterker voor de klinische groepen (Goodman, 1995) dan voor de gemeenschap
(Crocker, 2014; Plomin, 2002; Emerson, 2010). Een mogelijke oorzaak hiervan is dat de klinische
groepen meer homogeen van aard zijn waardoor het vinden van een verband makkelijker is. De
gemeenschap is vaak heterogeen, waardoor je meer mensen nodig hebt om hetzelfde verband aan te
kunnen tonen. Daarnaast bevat de klinische groep vaak minder mensen, waardoor verbanden sneller
worden gevonden.

● Associatie bij verschillende vormen van gedragsproblemen
Crocker (2014) en Goodman (1995) hebben beide onderzoek gedaan naar verschillende vormen van
gedragsproblemen. Goodman (1995) heeft het onderscheid ‘internaliserend probleemgedrag’ en
‘externaliserend probleemgedrag’ gemaakt. Crocker (2014) hadden specifieke vormen van agressie
onderzocht: fysiek, verbaal, tegen voorwerpen en seksueel. Verder onderzocht hij of het hebben van
comorbide mentale/fysieke gezondheidsproblemen ook invloed zouden kunnen hebben op
gedragsproblemen. Plomin (2002) en Emerson (2010) hebben hier geen onderzoek naar gedaan.
Crocker (2014) vond dat de ernst van de verstandelijke beperking (= lager cognitief
functioneren) invloed heeft op de uitingsvorm van gedragsproblemen. Mensen met een LVB vertonen
vaak verbale agressie en worden vaker gearresteerd. Terwijl mensen met een zwaardere VB sneller
fysieke agressie, agressie tegen voorwerpen en zelfbeschadigend gedrag vertonen. Kortom: hoe
zwaarder de VB, des te meer de agressie zich uit in fysieke vorm.
Daarnaast werd gevonden dat mensen met een VB, vaak kampen met comorbide stoornissen
die invloed hebben op de vorm van gedragsproblemen. Zo nam verbale agressie af, naarmate de ernst
van de psychische stoornis toenam of als er sprake was van dermatologische problemen. Het hebben
van een spraakstoornis leidt tot meer fysieke agressie en het hebben van angst of motorische
beperkingen leidt tot minder seksuele agressie.

● Associatie bij verschillende leeftijdsgroepen
Crocker (2014) deed onderzoek onder volwassenen met een leeftijd tussen de 18 en 65 jaar.
Emerson (2010) en Plomin (2002) onderzochten jonge kinderen met een leeftijd tussen de 2 en 4 jaar.
Goodman (1995) onderzocht kinderen tussen de 6 en 16 jaar.

, Alle onderzoekers vonden een leeftijdstrend. Het probleemgedrag nam toe, naarmate de
leeftijd toenam. Uit het onderzoek van Goodman (1995) bleek dat dit verband beduidend sterker was in
de tienerjaren. Plomin (2002) vond dat verbeterde (non-)verbale cognitieve capaciteiten zorgden voor
een afname van het aantal gedragsproblemen. Dit verband was sterker voor de non-verbale cognitieve
capaciteiten dan voor de verbale capaciteiten.
Een verklaring voor deze trend heeft te maken met de toenemende verwachtingen van een
persoon naarmate deze ouder wordt. Er komen meer verwachtingen, maar dat wil niet zeggen dat de
cognitieve vaardigheden van een persoon ook toenemen. Deze discrepantie kan ervoor zorgen dat men
meer frustratie en stress ervaart waardoor ze meer probleemgedrag kunnen gaan vertonen.

Intellectual disability and co-occuring mental health and physical disorders in aggressive behaviour
(Crocker et al., 2014)
Algemene conclusie: Personen met een licht verstandelijke beperking in de gemeenschap hebben vaak
comorbide problemen (mentaal en fysiek) en zij hebben een grotere kans op het vertonen van agressief
gedrag. Dit verband wordt sterker naarmate de leeftijd toeneemt. Sekse heeft geen invloed op dit
verband.

Factoren die zijn geassocieerd met agressief gedrag (uit eerdere onderzoeken)
❖ Verstandelijke beperking
➢ Mild/moderate ID → verbale agressie en arrestaties
➢ Profound/severe ID → fysieke agressie, agressie tegen voorwerpen en
zelfbeschadigend gedrag
❖ Sekse: gemixte resultaten
➢ In de gemeenschap: mannen vertonen meer seksueel agressief gedrag en agressie
tegen voorwerpen dan vrouwen
➢ Vrouwen vertonen meer agressief gedrag dan mannen
❖ Fysieke en mentale gezondheidsproblemen: mensen met een VB hebben over het algemeen
meer fysieke en mentale problemen dan mensen zonder een VB

Doelen
● Onderzoeken van de types en prevalenties van mentale en fysieke gezondheidsproblemen in
een onderzoeksgroep met mensen met een milde VB en die leven in een gemeenschap
● Het identificeren van verbanden tussen soorten vormen van agressie en specifieke mentale en
fysieke problemen
● Het identificeren van sekseverschillen in de soorten vormen van agressie en comorbide
stoornissen

Conclusies
❖ Personen met een licht/gemiddelde VB, die ook comorbide mentale en fysieke
gezondheidsproblemen hebben, hebben een grotere kans op het vertonen van agressief gedrag
➢ Leeftijd: hoe ouder je bent, hoe sterker dit verband
➢ Sekse: geen correlaties gevonden
❖ Bepaalde comorbide stoornissen zijn gerelateerd aan types van agressief gedrag
➢ Physical aggression x
■ Level of ID → hoe zwaarder de VB, des te meer fysiek agressie
■ Speech disorder → aanwezig, dan meer fysieke agressie
➢ Verbal aggression x
■ Number of psychiatric disorders → hoe meer stoornissen, des te meer verbale
agressie
■ Dermatological problems → aanwezig, dan minder verbale agressie

, ■ Severity of psychiatric disorders → hoe zwaarder de stoornis, des te minder de
verbale agressie
➢ Property aggression x severity of mental health problems → hoe zwaarder de mentale
gezondheidsproblemen, des te minder agressie tegen voorwerpen
➢ Sexual aggression x
■ Anxiety → aanwezig, dan meer seksuele agressie
■ Motor disabilities → aanwezig, dan minder seksuele agressie

Beperkingen
❖ Misclassifications in clients’ medical files
❖ Undiagnosed physical and mental health problems
❖ Only people with mild/moderate ID who are non-institutionalised and receive services → not
representative for whole population
❖ Data is more representative of more severe forms of aggressive behaviour (less severe
aggression isn’t reported that much)

Sterktes
➢ Including diverse health problems into the analysis
➢ Numbers of co-occurring problems and severity → aggression was not only associated with the
presence of health problems but also with their severity (age, sex, level of ID)

Emotional and behavioural difficulties in young children with and without developmental delay: a
bi-national perspective (Emerson & Einfeld, 2010)
Algemene conclusie: Kinderen (2-3 jaar) die een ontwikkelingsachterstand hebben, hebben vaker last
van emotionele en gedragsproblemen dan kinderen die een typische ontwikkeling hebben. Hoe beter de
cognitieve vaardigheden van een kind, hoe minder emotionele en gedragsproblemen hij/zij zal ervaren.
Hierbij is wel sprake van een threshold-effect. Bij de laagste drie decielen, bestaat dit verband nog niet
(extremen). De emotionele en gedragsproblemen kunnen deels verklaard worden door blootstelling aan
nadelige sociaal-economische omstandigheden.

Hypotheses
❖ Hogere prevalentie van emotionele en gedragsproblemen zullen worden geobserveerd bij
kinderen tussen de 2-3 jaar met een ontwikkelingsachterstand, in vergelijking tot hun typisch
ontwikkelende leeftijdsgenoten → aangenomen
❖ Verhoogde prevalentie van emotionele en gedragsproblemen onder kinderen met een
ontwikkelingsachterstand zullen consistent zijn met de onderliggende associatie tussen
cognitieve ontwikkeling en psychopathologie → aangenomen
❖ Tussen-groep verschillen in emotionele en gedragsproblemen zullen overeenkomen met
tussen-groep verschillen in familie SES → aangenomen

Conclusies
❖ Kinderen met ontwikkelingsachterstand → meer emotionele en gedragsproblemen dan
typische kinderen
➢ Dit verband is sterker voor kinderen uit de UK dan uit AUS
❖ Threshold-effect: het verband geldt over het algemeen, maar niet voor de kinderen in de laagste
3 decielen van het hebben van een ontwikkelingsachterstand (extremen)
❖ De emotionele en gedragsproblemen kunnen deels verklaard worden door het toenemende
risico van blootstelling aan nadelige sociaal-economische omstandigheden (verband is sterker
voor de UK) en het hebben van een ontwikkelingsachterstand
➢ Lagere SES

, ➢ Grotere nadelige sociaal-economische omstandigheden
➢ Sekse man

Beperkingen
❖ Analyses waren beperkt doordat ze alleen engels sprekende mensen bevatten
❖ Geen informatie over de ontwikkelingsachterstand
❖ AUS liet alleen kinderen toe die een verbale ontwikkelingsachterstand hebben, terwijl volgens
de literatuur emotionele en gedragsproblemen vooral slaan op niet-verbale cognitieve
capaciteiten → onderschatting van het verband tussen ontwikkelingsachterstand en
emotionele en gedragsproblemen

Strengths
❖ Gebruik van 2 nationale representatieve groepen
❖ Goede metingen
❖ Meerdere indicatoren van SES en area disadvantage




Associations between
behaviour problems and verbal and nonverbal cognitive abilities and
disabilities in early childhood (Plomin et al., 2002)
Algemene conclusie: Er bestaat een negatief verband tussen verbeterde cognitieve capaciteiten en
probleemgedrag in de gemeenschap. Naarmate men beschikt over meer cognitieve capaciteiten, neemt
de hoeveelheid gedragsproblemen af. Zowel verbale als non-verbale cognitieve capaciteiten hebben hier
invloed op. Wel is het verband sterker voor de non-verbale cognitieve capaciteiten. Sekse had geen
invloed op dit verband. Daarnaast is er een leeftijdstrend te zien: het verband wordt sterker, naarmate
de leeftijd toeneemt. Genetische en omgevingsfactoren (gedeeld en niet-gedeeld) hebben allen invloed
op dit verband, maar wel op andere manieren.

Doel
➢ Use a large community sample to investigate associations between behaviour problems and
cognitive development → gelukt, bijna 5.000 gezinnen (tweelingenonderzoek)
➢ Compare nonverbal and verbal cognitive development for their associations with behaviour
problems
→ Non-verbaal x gedragsproblemen > verbaal x gedragsproblemen
➢ Chart the early development of these associations at 2, 3 and 4 years of age → het verband
wordt steeds sterker als je ouder wordt
➢ Compare associations for boys and girls → correlaties waren over het algemeen gelijk, als er een
verschil was dan was de correlatie sterker voor jongens dan voor meisjes
➢ Analyze genetic and environmental sources of covariance between behaviour problems and
cognitive problems → zowel genetische als gedeelde factoren hadden invloed
■ Extremen: genetisch is sterker en gedeelde factoren is zwakker

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper xuanverhagen. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €8,42. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 53340 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€8,42
  • (0)
In winkelwagen
Toegevoegd