Gedragsleer kwartiel 3
Les 3.1: typisch mensen HC
Na deze les kun je:
1. Gedragskenmerken benoemen van de verschillende persoonlijkheden
2. Aan de hand van de DSM 5 uitleggen wat persoonlijkheidsstoornissen zijn
3. De invloed van persoonlijkheden op professionele samenwerking beschrijven
Hs 5.4, 5.5, 5.6
Bij ieder van de vier typen mensen overheerst één van de volgende lichaamsvochten: het bloed
(sanguis), het slijm (flegma), de gal (chole) of de zwarte gal (melan chole). Dit levert volgens
Hippocrates de volgende typen mensen op:
het sanguïstische type: opgewekt, beweeglijk, actief
het flegmatische type: gelijkmatig, nuchter, kalm, bedachtzaam.
het cholerische type: opvliegend, prikkelbaar, onberekenbaar
het melancholische type: somber, traag, zwaar op de hand.
‘Traits’ zijn persoonlijkheidstrekjes oftewel persoonlijkheidseigenschappen. Dus ‘eerlijkheid’ of
‘prikkelbaarheid’ zijn voorbeelden van traits.
De laatste jaren doet de ‘big five’-theorie opgang. Persoonlijkheidspsychologen worden het er steeds
meer over eens dat de vijf traits die in deze theorie naar voren komen, geschikt zijn om alle
menselijke persoonlijkheden in kaart te brengen.
The big five:
Deze interactie tussen persoonlijkheid en omgeving speelt gedurende de hele ontwikkeling van de
persoonlijkheid een rol, een ontwikkeling die in feite doorgaat tot het moment dat je overlijdt. Aan
deze interactie kunnen we nog verschillende dimensies onderscheiden, te weten: reactieve,
evocatieve en pro-actieve interactie.
Reactieve interactie:
Verschillende individuen zullen dezelfde omgeving verschillend ervaren en interpreteren en hierdoor
ook anders op deze omgeving reageren. Een kind met een heel gevoelige natuur zal strenge ouders
anders ervaren en er ook anders op reageren dan een minder gevoelig kind. Een in aanleg slim kind
zal meer oppikken uit de voorleesuurtjes en de educatieve spelletjes dan een minder slim kind dat
precies dezelfde informatie aangeboden krijgt. Een extravert kind zal gericht zijn op de mensen en
gebeurtenissen om haar heen, terwijl een ander kind deze informatie grotendeels negeert.
, Dus zelfs wanneer ouders aan al hun kinderen precies dezelfde omgeving zouden aanbieden, dan nog
zou deze omgeving psychologisch gezien voor de kinderen niet hetzelfde zijn. Onze waarneming is
selectief en ieder kind selecteert dus als het ware zijn eigen werkelijkheid uit de veelheid van de
aangeboden prikkels.
Reactieve interactie blijft gedurende het hele leven een rol spelen, ook volwassenen verschillen in de
manier waarop ze dezelfde situatie interpreteren en hoe ze erop reageren.
Evocatieve interactie
Verschillende persoonlijkheden roepen verschillende reacties van hun omgeving op. Een kind dat
tegenstribbelt wanneer het opgepakt wordt, roept ander gedrag bij de ouders op dan een kind dat
graag geknuffeld wordt. Brave, volgzame kinderen roepen een andere opvoedingsstijl bij hun ouders
op dan moeilijk hanteerbare, agressieve kinderen. Het is dus te simpel om te stellen dat een
bepaalde opvoedingsstijl bepaalde persoonlijkheden tot gevolg heeft. De persoonlijkheid van het
kind bepaalt ook voor een deel de opvoedingsstijl, die vervolgens weer van invloed is op de
persoonlijkheidsontwikkeling van het kind. Dit is dus een duidelijk voorbeeld van interactie tussen
natureen nurturefactoren.
Ook deze vorm van interactie speelt bij volwassen mensen nog steeds een rol: charmante mensen
roepen vaak charmante reacties op, terwijl degenen die de wereld op een agressieve manier
tegemoet treden vaak ook op agressieve reacties kunnen rekenen.
Pro-actieve interactie:
Naarmate een kind ouder wordt is het beter in staat om zijn eigen omgeving te bepalen. Terwijl een
sociaal ingesteld kind ervoor kiest om met vriendjes te gaan spelen zal een minder sociaal gericht
kind misschien op zijn kamer met zijn scheikundedoos gaan experimenteren. Via deze bijzondere
vorm van interactie tussen persoonlijkheid en omgeving kan een persoon dus omgevingen opzoeken
die bij hem passen. Hierdoor zal zijn persoonlijkheid meestal nog meer versterkt worden. Een sociaal
iemand zoekt bijvoorbeeld juist sociale situaties op, waardoor hij zijn sociale vaardigheden
onderhoudt of misschien zelfs nog verder uitbouwt. Mensen die juist graag iets aan hun
persoonlijkheid willen veranderen kunnen de pro-actieve interactie bewust sturen om hun doel te
bereiken. Een solistisch persoon die graag wat socialer wil worden kan bijvoorbeeld heel bewust naar
een feestje gaan in plaats van alleen te gaan zeilen.
Hs 3:
Er is een duurzaam patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen dat duidelijk afwijkt van wat
binnen de cultuur van betrokkene wordt verwacht. Dit patroon komt op twee (of meer) van de
volgende terreinen tot uiting:
De algemene criteria voor een persoonlijkheidsstoornis volgens de DSM-5-classificatie:
a. Er is een duurzaam patroon van innerlijke ervaringen en gedragingen dat duidelijk
afwijkt van wat binnen de cultuur van betrokkene wordt verwacht. Dit patroon komt
op twee (of meer) van de volgende terreinen tot uiting:
1. Cognities (manieren van waarnemen en interpreteren van zichzelf, andere
mensen en gebeurtenissen).
2. Affectiviteit (de variëteit, intensiteit, labiliteit en adequaatheid van de
emotionele reacties).
3. Interpersoonlijk functioneren.
4. Impulsbeheersing.