Studietaak 2.3
2.3 Nav video vaardighedenhiërarchie en prestatiedoelen
Hier staan alleen vaardigheden. Het kan willekeurig, tegelijkertijd of chronologisch. Zie pijlen
De onderste lagen zijn van belang om de bovenste uit te kunnen voeren.
Omgaan met tijdsdruk of vriendelijkheid gaat erom hoe de vaardigheid wordt uitgevoerd (dit komt
later terug)
Hoe formuleer je prestatiedoelen?
Actie = doen (het gaat hier niet om weten of begrijpen)
Voorwaarden, welke voorwaarden zijn er? Je schetst hier de setting.
Welke middelen heb je nodig? Welke gereedschappen, tools, objecten?
Waaraan moet de prestatie voldoen? Wat is standaard? Wat is acceptabel gedrag?
, 1. Denk aan criteria, wat moet de minimale prestatie zijn? Accuratesse, snelheid, max aantal
fouten, hoe goed moet iemand iets uitvoeren.
2. Waardes, bijvoorbeeld regels en conventies, wetten en verkeersregels.
3. Attitude, houdingsaspecten, bijv. de klantvriendelijkheid.
Je maakt prestatiedoelen en daarna een beoordelingsinstrument. Dit komt later aan bod.
,Nu ingezoomd op een bepaalde vaardigheid
Nu ga je classificeren
Routinevaardigheden
Bijvoorbeeld materiaal klaarleggen, haren wassen. Dit doe je steeds op dezelfde manier en
leidt steeds tot dezelfde uitkomst.
Niet routine vaardigheden
Redeneren, beslissen, probleem oplossen. deze vaardigheden pas je steeds op een andere
manier toe. Dit is voor iedere klant anders. Je weet de globale stappen maar de preciesie
invullen is anders.
Automatiseren (routine vaardigheden)
Dit moet je zonder na te denken uitvoeren. Het samenspel tussen een schaar en kam. Hier
gaat in het begin heel veel tijd in zitten. Dit moet geautomatiseerd zijn.
, Je leert de type vaardigheden op een andere manier aan.
Een routine vaardigheid wordt aangeleerd door regelconstructie en procedures.
Automatisering gaat om versterken en inoefenen
Een niet routine vaardigheid oefen je in door cognitieve vaardigheden/ cognitieve strategie.
Samenvatting boek
Hoofdstuk 5 Stap 2: Ontwerpen van performance assessments
5.1 Skill decomposition
Het 4CID model geeft een blauwdruk voor het aanleren van een complexe vaardigheid. Die complexe
vaardigheid bestaat uit een aantal samenstellende vaardigheden. Om goed grip te krijgen op de
samenstellende vaardigheden, maak je een ‘skill hierarchy’ en wordt gebruikt om alle
samenstellende vaardigheden van een complexe vaardigheid en de onderlinge relaties daartussen te
beschrijven.