Samenvatting: Economie, arbeidsmarkt en organisatie
Hoofdstuk 1 De basis van economie
Wat is economie?
Producten of diensten worden uitgewisseld tussen mensen. Een “wetenschap” die
zich bezighoudt met de invulling van de menselijke behoefte naar goederen en/of
diensten. Bijv, airbnb dit is ontwikkeld naar de wens van klanten. Dit kon ontwikkeld
worden door nieuwe mogelijkheden.
Drie productiefactoren maken het omzettingsproces
1. Arbeid: de menselijke aanwezigheid die bij de stroom met goederen en bij
het transformeren aanwezig is om producten of diensten te kunnen
leveren. HRM= Kijken naar de beroepsbevolking, dus wil je een
advocatenkantoor openen dan kijk je naar het feit of er in Enschede veel
advocaten nodig zijn.
2. Kapitaal, waar zit het geld: kapitaal betreft de machines die gebruikt
worden om het product of dienst te maken.
3. Natuur (natuurlijke hulpbronnen: water, gas, olie): natuur zijn grondstoffen
en materialen die nodig zijn om een bepaald product of dienst te maken.
Productiefactoren:
De economie analyseert de relaties tussen
verschillende economische onderwerpen. Dit kan je
onderverdelen in twee invalshoeken, de schaarste
en beslismomenten in algemene zijn: algemene
economie, en de schaarste en beslismomenten heel
specifiek voor organisaties: bedrijfseconomie.
De algemene economie onderscheidt drie niveaus:
• Macro-economie: het totale aanbod en de totale vraag voor onderwerpen
zoals: werkgelegenheid, de totale productie door een land, de bestedingen
van de consument etc. (Nederlandse, Europese economie) “grote omvang”.
• Meso-economie: de meso-economie onderzoekt de economische
activiteiten op het niveau van sectoren en bedrijfstakken.
• Micro-economie: deze economie houdt zich bezig met allerlei theorieën
omtrent het ontstaan van de uiteindelijke prijs voor een specifiek product of
dienst. De micro-economie heeft ook aandacht voor de externe organisatie
waarbij een analyse wordt gemaakt van de concurrentieverhoudingen op
diverse markten.
,Bedrijfseconomie à Het begrip economie maar dan specifiek voor een bedrijf, hoe
zij de behoefte van de klant hebben gezien en hoe zij dit hebben omgezet naar een
product of dienst.
Accounting kent een tweedeling: management accounting (interne
verslaggeving) en heeft tot doel (financiële) informatieverschaffing aan de
organisatie.
Bedrijfseconomische cyclus:
1. Plan ontwikkelen (doel en activiteiten)
2. Analyseren van de beginsituatie (waar staan we nu, wat heb je al in je
bezit en wat moet je nog aanschaffen om te kunnen starten)
3. Activiteitenplannen
4. Inventariseren/afrekenen (wat heb ik behaald)
5. Eindsituatie (evalueren en wat kunnen we beter en opnieuw doen)
Als je met een bedrijfseconoom in gesprek gaat, dan wordt er gesproken over de
beginbalans. Vervolgens wordt een begroting/budget opgesteld. Dit is dan vaak
gebaseerd op een marketingplan of een nieuw strategisch uitgangspunt.
Gaandeweg wordt de administratie/boekhouding bijgehouden. Als de zaken
geregeld zijn dan volgt de resultatenrekening, daarna wordt het afgerond met een
eindbalans.
De jaarrekening bestaat uit de balans, de resultatenrekening en een toelichting
daarop. Een balans is een overzicht van al het vermogen (de waarde van
bezittingen-schulden) op een bepaald moment. In een balans vinden we de vaste
activa, de vlottende activa en de passiva. Dit is eigen- en vreemd vermogen.
Aan de linker kant staan de bezittingen van een bedrijf of persoon:
De vaste activa: octrooien, uitgeefrechten (immateriële), gebouwen, kantoren
productiemachines (materiële) etc. Vaste activa zit je voorlopig aan vast,
meerdere jaren.
De vlottende activa: bezittingen van een persoon, bedrijf of organisatie.
Debiteuren (een klant waarvan je nog geld krijgt) kas- en banksaldo (liquide
middelen) etc. Vlottende activa ben je binnen een paar jaar weer vanaf. Dit
verandert in een korte periode.
Aan de rechter kant staan de schulden van een bedrijf of persoon:
Passiva wordt onderverdeeld in het eigen vermogen, (eigen middelen zoals geld,
inbreng van bedrijfsmiddelen, aandelenkapitaal, reserves) en vreemd vermogen.
Vreemd vermogen bestaat uit twee onderdelen:
, 1. Kort vreemd vermogen: betalingsverplichtingen op korte termijn (korter
dan een jaar). Crediteuren (leveranciers, aan wie jij nog geld moet geven),
nog te betalen belastingen etc.
2. Lang vreemd vermogen: dit zijn langlopende schulden. De looptijd is langer
dan een jaar. Bijv: hypotheek, bankkrediet, leasen etc. deze zijn minder
veranderingsgevoelig en hebben een langere looptijd.
Bedrijfseconomische ratio’s:
Ze geven aan hoe het economisch met het bedrijf gaat.
• Solvabiliteit: hiermee reken je uit of het bedrijf de verplichtingen op lange
termijn kan betalen (bijvoorbeeld langdurige/grote leningen).
Bereken je door à Eigen vermogen : totaal vermogen (x100%)
• Liquiditeit: hiermee reken je uit of het bedrijf de verplichtingen op korte
termijn kan betalen (bijvoorbeeld bestelling voorraad).
Bereken je door à Vlottende activa : kortlopende schuld (kvv) (x100%)
• Rentabiliteit: in hoeverre is het bedrijf “winstgevend”. Dit is de verhouding
tussen de ondernemingswinst en het totale ondernemingsvermogen.
Bereken je door à winst na belasting : eigen vermogen.
De meeste bedrijven hanteren een ratio van 1,5. Een te hoge ratio is ook onwenselijk
want dat kan betekenen dat er niks met de liquide middelen wordt gedaan.
Economische goederen en vrije goederen zijn middelen die in de behoefte van een
mens kunnen voorzien. In het figuur hieronder is te zien hoe de relatie is tussen
productiefactoren die nodig zijn om goederen en diensten voort te brengen, die in
de wensen en behoeften van de consument voorzien.
Een bedrijf heeft te maken met belanghebbenden (participanten). Een bedrijf
bestaat uit werknemers en het management. Daarnaast heeft een bedrijf
leveranciers en afnemers. Leveranciers leveren grondstoffen, diensten, machines
etc. zodat het bedrijf kan produceren. Afnemers zijn bedrijven of mensen die
betalen voor het product of dienst. Het bedrijf kan ook vermogensverschaffers
nodig hebben om te produceren. Dit is nodig als ze zelf niet genoeg vermogen
hebben om iets te financieren. De overheid heeft hier ook een rol in. De overheid
biedt structuur, het klimaat en een rechtssysteem om daadwerkelijk het bedrijf te