Sociale psychologie
Roos Vonk, 4e druk
Samenvatting H1, 2, 8, 9, 11
HOOFDSTUK 1 SOCIALE PSYCHOLOGIE
1.1 Sociale invloed
Het vakgebied sociale psychologie gaat over de invloed die mensen al dan niet bedoeld, op elkaar
uitoefenen.
1.1.1 Psychologie van het dagelijks leven
Sociale psychologie gaat over beïnvloeding tussen mensen. In zekere zin gaat het dus over het
dagelijks leven.
1.1.2 Definitie sociale psychologie
Sociale psychologie is (a) de wetenschappelijke studie van (b) de manier waarop de gedachten,
gevoelens en gedragingen van mensen (c) worden beïnvloed door (d) de werkelijke of voorgestelde
aanwezigheid van andere mensen (Allport, 1985).
A. Sociaalpsychologen maken gebruik van systematisch onderzoek met vaak zeer geavanceerde
methoden om het denken, doen en voelen van mensen te doorgronden.
B. Sociaalpsychologen zijn niet allen geïnteresseerd di het uiterlijk zichtbare gedrag van
mensen, maar ook wat er tussen de oren afspeelt. De achterliggende gedachte is daarbij
gewoonlijk dat gedachten en gevoelens weer van invloed zijn op gedrag.
C. Invloed zijn doelbewuste pogingen om anderen te beïnvloeden maar gebeuren ook subtieler
en zijn niet altijd opzettelijk bedoeld.
D. Mensen kunnen beïnvloeden als ze feitelijk aanwezig zijn maar ook als ze buiten beeld zijn.
Mensen worden niet zozeer beïnvloed door wat anderen feitelijk vinden, maar door wat ze
denken dat anderen vinden dus door hun eigen interpretatie van het gedrag van anderen.
1.1.3 Kuddedieren
Mensen zijn sociale dieren: sociaalvoelend en groepsdieren. In de westerse samenleving vinden we
individualisme en autonomie weliswaar van groot belang maar we laten ons veel meer door anderen
beïnvloeden dan we denken. We bewegen mentaal en lichamelijk mee met anderen. Mensen zijn
kuddedieren door de behoefte ‘need to belong’. Deze komt voort uit de eerste menselijke
beschavingen waar het essentieel was voor voedsel en nageslacht om bij een groep te horen.
Sociaal afstemmen
Social tunning geeft ook aan dat mensen kuddedieren zijn: het onbewust op elkaar afstemmen van
gedrag, gedachten gen gevoelens. Mensen kunnen elkaar ongemerkt door bijv. stemmingen,
gevoelens, meningen, overtuigingen, snelheid, gedrag, gewoonten, bewegingen, lichaamshouding en
mimiek. Het overnemen van elkaars bewegingen en mimiek wordt het kameleon-effect genoemd.
Verondersteld wordt dat automatische imitatie een kenmerk is van alle sociale dieren. Al deze dieren
lijken te beschikken over spiegelneuronen (hersencellen die activiteiten en ervaringen van anderen
weerspiegelen in ons eigen brein) die ervoor zorgen dat we nadoen wat we zien. De weerspiegeling
kan zich uiten in een zichtbare reactie. Bij alles wat we waarnemen vindt er een automatische
,belichaming plaats in ons eigen brein: ons lichaam simuleert de ervaring van een ander. De
belichaming wordt gezien als het hebben van empathie: door de weerspiegeling in ons eigen brein
weten we wat anderen ervaren, ook als we het zelf niet rechtstreeks meemaken. Het automatisch
imiteren en afstemmen bevordert groepsprocessen, zoals goede samenwerking en het gevoel dat je
elkaar begrijpt.
Sociale besmetting
Imitatie werkt als een soort sociale ‘lijm’ en in dit opzicht zij mensen net als andere groepsdieren. VB:
gedachteloos de trein uitstappen achter anderen aan, bij paniek dezelfde kant op rennen. Sociale
besmetting kan van invloed zijn op conformisme: de neiging ons aan te passen aan anderen.
Daarnaast is er ook sprake van emotionele besmetting.
Beïnvloeding
Omdat imitatie de onderlinge band bevordert, kun je er ook je voordeel mee doen als je mensen wilt
beïnvloeden. Imitatie is een vorm van vleien, dit kan bewust en onbewust.
1.1.4 Alledaagse verschijnselen
Sociale psychologie is meer dan het vrijblijvend bekijken van het dagelijks leven of erover filosoferen
aan de borreltafel. Het is ook: doorvragen, niets voor vanzelfsprekend aannemen, een situatie
uiteenrafelen, beseffen dat dingen vaak niet zijn wat ze lijken. Het is in de politiek bijvoorbeeld
belangrijk om door te vragen. Het probleem is: als je eenmaal iets weet, lijkt het vaak alsof je het
altijd al wist. Dit is een sociaalpsychologisch verschijnsel dat de hindsight bias genoemd wordt
(inzicht achteraf, bias is vertekening). Vijf voorbeelden om de hindsight bias te illustreren.
- Tegenpolen trekken elkaar aan. ‘Altijd al gedacht’, maar logisch? Een introverte trekt een
extraverte aan?
- Eerste indruk is de beste. Logisch? Wie zou je beter kennen a.d.h.v. een eerste indruk, een
onbekend of een bekende studiegenoot? Een eerste indruk kan zichzelf bevestigen door
interpretaties en vooroordelen, dit noem je self-fulfillig prophecy.
- Brainstormen. Is goed want 2 weten meer dan 1, logisch? Uit onderzoek blijkt het
tegenovergestelde.
- Slijmen.
- Hard to get spelen.
1.2 Het sociaalpsychologisch perspectief
Sociale psychologie bestrijkt een zeer breed spectrum van onderwerpen en thema’s. Tegelijkertijd is
er ook sprake van een duidelijke beperking in de uitgangspunten die worden gehanteerd bij
onderzoek en theorievorming. SP’ers hebben een bepaalde kijk op de mens. De aspecten worden
hieronder beschreven: kracht, interpretatie en onderschatten van de situatie.
1.2.1 De kracht van de situatie
Het gedrag van mensen is gewoonlijk het resultaat van interne en externe krachten: factoren binnen
en buiten de persoon. Een veronderstelling is dat mensen sterk beïnvloed worden door hun
omgeving en de situatie waar ze zich in bevinden. Twee klassieke onderzoeken die de invloed van de
omgeving illustreren.
1. Het omstander-effect. Uitslag: hoe meer omstanders des te kleiner de kans op hulp
bystander effect. Verklaring voor het effect: personen voelen zich niet persoonlijk
verantwoordelijk, er is onduidelijkheid wie moet helpen en ‘iemand anders doet het wel’.
Deze redenen noem je diffusion of responsibility.
2. Gehoorzaamheid. Onderzoek Steven Milgram met elektrische schokken aan testpersonen bij
fout antwoord op vraag. Centrale vraag van het onderzoek was hoe gehoorzaam mensen zijn
aan autoriteit. Uitslag: veel proefpersonen bleken bereid om schokken toe te dienen met een
, gevaarlijk niveau. Latere studies wijzen erop dat men bereid is een autoriteit te gehoorzamen
als:
a. Mensen zich identificeren met de autoriteit en diens doeleinden en
b. Overtuigd zijn dat de autoriteit gelijk heeft.
Andere factoren die ook invloed hebben op gehoorzaamheid:
a. Als de autoriteit laat zien te weten waar hij het over heeft.
b. De nabijheid van het slachtoffer en van de autoriteit.
1.2.2 De interpretatie van de situatie
Mensen reageren op hun eigen interpretatie en waarneming van de situatie. Het beïnvloeden van de
interpretatie kan zelfs fysieke ervaringen beïnvloeden. Het is daarom van groot belang te weten hoe
mensen hun sociale omgeving waarnemen en interpreteren – een deelgebied van de sociale
psychologie dat sociale cognitie wordt genoemd (een term die verwijst naar ons denken/cognitie
over de sociale omgeving). Onderzoek laat zien dat er een grote discrepantie kan zijn tussen de
werkelijkheid zoals deze echt is en zoals deze wordt waargenomen. De belangrijkste basisprincipes
van informatieverwerking van mensen zijn op deze wijze benadrukt.
Betekenisgeving
Mensen geven betekenis aan hun waarnemingen. VB: koud en afstandelijk klinkt niet sociaal maar
koud + afstandelijk + intelligent maakt eerder berekenend en sluw.
Cognitieve efficiëntie
Wat mensen in feite doen bij waarnemen is hun cognitieve capaciteit (aandacht en denkwerk) zo
efficiënt mogelijk gebruiken. Pas wanneer een persoon belangrijk voor je is ga je beter opletten,
normaal gesproken wordt er snel een beeld gemaakt waarvan het niet uitmaakt of deze juist is.
Mensen gaan zo efficiënt en pragmatisch mogelijk om met hun aandacht. Wanneer iets of iemand
niet belangrijk is letten ze minder goed op, waardoor hun beeld eerder onvolledig of onjuist zal zijn.
Hierdoor blijft er genoeg cognitieve capaciteit over voor die dingen die van belang zijn om te weten.
Motivationele vertekeningen: wishful thinking
Mensen zien vooral wat ze verachten te zien of graag willen zien wishful of motivated thinking.
Het is een vorm van partijdig nadenken, je denkvermogen kiest selectief. De waarnemingen van
mensen worden gekleurd door hun motieven en belangen. Motieven voor de kleur geven aan je
eigen waarneming:
- Behoefte aan een positief zelfbeeld
- Behoefte aan controle en voorspelbaarheid
Automatische reacties
Het grootste deel van wat mensen doen, denken en voelen, komt niet voort uit bewuste
overwegingen, maar juist uit onbewuste drijfveren en associaties. Je hebt bewuste en onbewuste
aandacht, onbewust scant de gehele omgeving en bewust kan alleen als er voldoende cognitieve
capaciteit is om je te concentreren. Zo is er ook een bewust, expliciet geheugen (bevat kennis
waarvan we weten dat we die hebben) en een impliciet geheugen (bevat kennis en ervaringen waar
we onbewust gebruik van maken meestal zonder dat we dat goed beseffen. Een somatische
markering heeft hier ook mee te maken: het is een associatie die opgeslagen is in je lichaam
waardoor je weet of iets wel of niet goed is. VB: voedselvergiftiging na een product, later ruik je dit
product en heb je de negatieve associatie.