Samenvatting Geschiedenis
Hoofdstuk 1 Tijd van jagers en boeren 3000 v. Chr.
1.1 Jagers-verzamelaars
Migraties uit Afrika
4,4 miljoen jaar geleden eerste mensensoorten in Afrika
1,7 miljoen jaar geleden vertrokken mensensoort homohabilis (de handige mens) van Afrika
naar Azië en Europa, zij waren goed aangepast aan zeer koude klimaat
100000 jaar geleden vertrokken homo sapiens (de verstandige mens) van Afrika naar
verschillende delen over hele wereld, behalve Antarctica (40000 jaar geleden in Europa) ,
deze menssoort kon zich sneller aanpassen aan veranderde omstandigheden
Alle menssoorten stierven uit behalve de homo sapiens
Nomadische samenleving van jagers-verzamelaars
Nomadische bestaan: bestaan waarin telkens wordt rondgetrokken op zoek naar voedsel.
Rendierjagers
13.000 jaar geleden verdween ijstijd en kwam er toendra klimaat, klimaat met alleen mos, gras en
struiken rendierjagers
Vlees, huid en botten werden gebruikt als voedsel, kleding, tenten en gereedschap
Gebruik van vuur om eten eetbaar te maken en grote dieren af te schrikken
Gebruik van pijl en boog en speren bij de jacht
Jagers en vissers
Door temperatuurstijging veranderde toendra in bosrijkgebied met verschillende dieren en meren,
rivieren en beekjes jagers-verzamelaars rond 7.000 v. Chr. hoefden niet ver meer te trekken
1. Gebruik jacht boomstamkano’s met peddel en visfuiken.
1.2 Overgang van jagen en verzamelen naar landbouw
De agrarische revolutie
In de Vruchtbare Halvemaan, heuvelachtig gebied in Turkije, Irak, Libanon, Israël en Syrië kwamen
natuurlijke graanvelden voor ontstonden eerste agrarische samenlevingen in 9.000 V. Chr.
2. Overgang van jagen-verzamelen naar landbouw had veel gevolgen waardoor we spreken van
agrarische revolutie. Gevolgen:
o Boeren gingen de natuur naar hun hand zetten
o De bevolking nam toe, omdat er meer voedsel beschikbaar was
o Sommige mensen werden vrijgesteld van werken op het land en konden zich
specialiseren, bv door het ontwikkelen van nieuwe technieken (spinnen en weven
van wol)
o De samenleving werd gelaagd en complex, er ontstond een hiërarchie met koningen,
priesters, soldaten, boeren en slaven
De boeren breidden, gedwongen door bevolkingsgroei, de landbouwgrond buiten vruchtbare
halvemaan steeds verder uit door kappen van bossen en door irrigatie. De negatieve gevolgen van de
landbouw:
3. Boeren moesten meer tijd besteden aan het verkrijgen van voedsel dan jagers-verzamelaars
4. Vroege vormen van landbouw leidden vaak tot erosie van de bodem
, 5. De afvalhopen van nederzettingen werden een bron van ziekten. Ook werden ziekten die
normaal alleen bij dieren voorkwamen, overgedragen op de mens (bv griepvirus, pestpokken
en q-koorts)
De eerste boeren in West-Europa
Rond 5.300 V.Chr. eerste boeren in West-Europa, zij vestigden zich op makkelijk te bewerken
lössgrond.
6. Deze boeren werden de bandkeramiekcultuur genoemd wegens opmerkelijke versieringen in
de vorm van een band
7. Andere groep landbouwers vormden de trechterbekercultuur (leefden tussen 3.500 en 2.700
V.Chr.) door trechtervormige potten, bekers en schalen.
Hunebedden: werden gebruikt als grafkelders en gemaakt door grote zwerfstenen
8. Men gebruikte rollers op een ondergrond van balken of sleden en maakten gebruik van
trekkracht van ossen. Met behulp van een aardenwal, houten palen en kleinere stenen
werden de stenen in goed positie gebracht en bedekt met een heuvel.
Steen, brons en ijzer
De eerste boeren maakten veel gebruik van steen, vooral vuursteen hierom noemen we deze tijd
ook wel de steentijd.
Rond 4.000 V. Chr. werd vuursteen door middel van mijnbouw opgegraven, via schachten gingen
mijnwerkers naar beneden, de stenen werden als bijlen en spanen gehakt en doorverkocht
Rond 2.100 V. Chr. kwamen in Europa eerste bronzen voorwerpen voor, gemaakt door koper en tin
te mengen.
Vanaf 700 V. Chr. werd in Europa gebruikgemaakt van ijzer
1.3 Religieuze uitingen: grottekeningen, beeldjes en grafgiften
Door vondst beeldjes, grottekeningen word aangenomen dat mensen in die tijd religieuze
opvattingen hadden:
9. Grottekeningen bestonden uit afbeeldingen van dieren en handdrukken, wordt gezien als
verering van goden
10. Mannetje van Willemstad (beeldje) gevonden bij boom, wordt gezien als opoffering bij een
‘heilige boom’
11. Giften aan goden uit hunebed
Kenmerk homo sapiens: de mogelijkheid om de werkelijkheid te verbeelden
1.4 De bronnen uit dit tijdvak
Prehistorie
Prehistorie: de tijd waarin geen geschreven bronnen bekend zijn, deze tijd stopt wanneer er in dat
gebied vondsten zijn over geschreven bronnen (kan per gebied verschillen)
12. Om iets te weten te komen over deze tijd zijn archeologische vondsten nodig,
Archeologie: de wetenschap die zich bezighoudt met het in kaart brengen van
bodemsporen, opgravingen en het rapporteren en interpreteren van vondsten
13. Andere wetenschap die kennis oplevert over het leven in prehistorie is de culturele
antropologie, zij gaan ervan uit dat de tegenwoordige mens niet veel verschilt in zijn manier
van denken en handelen dan van mensen in de prehistorie.
,Hoofdstuk 2 Tijd van Grieken en Romeinen 3.000 v. Chr. – 500 na
Chr.
2.1 De eerste beschavingen: ontstaan van stadsstaten
Stadsstaten in het Midden-Oosten (ca 3.000- 600 v. Chr.)
De eerste stadsstaten van het Midden-Oosten ontstonden in Mesopotamië (gebied tussen rivier
Eufraat en Tigris in Irak) en langs de Nijl.
14. Landbouw was hier afhankelijk van irrigatie, waarbij men rivierwater over het land liet lopen
via kanaaltjes werd zoveel voedsel verbouwd dat mensen vrijstelling kregen op werk land.
15. Ontstaan hiërarchie en nieuwe banen:
o Om goden te vereren werden tempels gebouwd, waarin priesters zich bezighielden
o Soldaten nodig om grond te verdedigen, ambachtslieden om wapens te maken
o Dit moest goed geleid worden door ambtenaren en bestuurders, deze werden weer
geleid door koning
o Belasting om iedereen te kunnen voeden; belastingambtenaren
Zij hielden administratie bij wat leidde tot eerste schrift dat bestond uit
kleitabletten met tekening van geit, schaap of graan later spijkerschrift
o Koningen stelden eerste geschreven wetten op
16. Mensen veroverden gebieden om gebied uit te breiden en slaven te krijgen ontstaan
grote gebieden zoals Egyptische Rijk
Griekse stadsstaten (ca 800-300 v.Chr)
In Griekenland ontstonden stadsstaten zoals Athene, Sparta en Thebe. Later werden koloniën
gesticht in Middellandse Zeegebied door weinig vruchtbare grond.
17. Nieuwe ideeën zoals democratie en filosofie
18. Andere zochten verklaringen voor natuurverschijnselen vanuit hun godsdienst door vragen te
stellen en onderzoek basis natuurwetenschappen
19. Anderen beschreven op kritische wijze allerlei ontwikkelingen in verleden basis
geschiedschrijving en geografie
2.2 Het Romeinse rijk
Rome, het middelpunt van een rijk
Centrum van Romeinse Rijk was de stad Rome, deze was rond 750 v. chr. uit enkele nederzettingen
ontstaan. De romeinen veroverden heel Italië en gingen vervolgens naar noordwesten van Europa.
20. Romeinse leger aangevoerd door Julius Caesar. Zijn opvolger werd eerste keizer van het
Romeinse rijk: Caesar Augustus (27 v.Chr-14 na Chr.
21. Vanaf Augustus begon periode van stabiliteit en welvaart: de Pax Romana (romeinse vrede),
tot 250 na Chr.
De organisatie van het Romeinse Rijk
Bestuur van rijk was op efficiënte wijze georganiseerd, iedereen had zelfde regels en leger zorgde
voor rust en veiligheid. In het wijk kon leger zich goed verplaatsen door aanleg wegen, ook belangrijk
van handel. Taal Latijn, gebruik Romeinse schrift en Romeinse munt.
22. Romanisering: het overnemen van Romeinse gewoontes
23. Romeinse stad werd via schaakbordpatroon aangelegd met rechte straten en woonblokken,
om de stad stadsmuren en ook aandacht voor vrijetijd zoals theater
24. Bij bouwen van grote bouwwerken, gebruikten Romeinen boogconstructies om stevigheid
aan bouwwerk te geven en materiaal te besparen
, Ondergang van het West-Romeinse Rijk
Ondergang doordat doding keizers op gewelddadige manier en vaak strijd om opvolging.
Overwinnaar van deze strijd was vaak goede soldaat maar slechte bestuurder.
25. Belangrijkste oorzaak ondergang was door Grote Volksverhuizingen vanaf 250 na Chr. Het
nomadische volk de Hunnen trok vanuit Midden-Azië in westelijke richting en zette hiermee
de Grote Volksverhuizing op gang, zij verdreven volken weer naar het westen. Romeinen
lieten verschillende volken toe. De economie raakte in een crisis door
belastingverhogingen die nodig waren om het leger te versterken.
In 395 na Chr. werd Romeinse Rijk opgedeeld in twee delen: West-Romeinse rijk (hoofdstad Rome)
en Oost-Romeinse rijk (hoofdstad Constantinopel). Ieder deel eigen keizer. In 402 na. Chr. trokken
West-Romeinse legers zich terug van de grenzen van het rijk waardoor verschillende Germaanse
groepen het rijk binnen vielen.
26. In 476 werd laatste keizer van West-Romeinse rijk afgezet en hield dit rijk op met bestaan
27. Oost-Romeinse rijk stopte in 1453 toen Constantinopel door Turkse of Osmaanse rijk werd
veroverd. Turken gaven de stad een nieuwe naam: Istanbul.
Aan de rand van het Romeinse rijk (50 v. Chr- 400 na Chr.)
Rond 50 v. Chr. verschenen eerste Romeinse soldaten in ons gebied. Rond 12 v. Chr. hadden
Romeinen het gebied langs de grote rivieren in handen de Germaanse bewoners maakten zo
kennis met de Grieks-Romeinse Cultuur. Na verdwijning Romeinse cultuur verdwenen wegen,
boerderijen door geen onderhoud.
28. Weinig bewaard gebleven doordat rivieren veel hebben uitgewist
Bewaking van de grens
De Rijn was lange tijd een grens van het rijk. Om de grens te bewaken werden wachttorens en forten
langs de rivier gebouwd, die aan elkaar verbonden waren door wegen.
Op een hoogte langs de waal werd de grootste legerplaats Noviomagus (Nijmegen) gebouwd met
een nederzetting, een markt en amfitheater. Hier werd een legioen (6.000 man) gevestigd. In het
ford stonden barakken voor officieren en soldaten.
29. Soldaten droegen hemd van ijzer, een schild, werpspeer, zwaard en dolk. Oud-soldaten
kregen na diensttijd van 25 jaar een stuk grond.
Bataafse hulpsoldaten
De bewoners van het huidige Nederland behoorden tot een volk dat in Noord-Europa woonden: de
Germanen (verschillende stammen zoals Friezen, Bataven, Kananefaten).
30. Romeinen leenden Germaanse soldaten gewoonten en gebruiken werden overgenomen
van Romeinen (=romanisering)
31. In 69 na Chr. opstand tegen de Romeinen met als hoofd Julius Civilis (voorbeeld
romanisering)
2.3 Religie bij Grieken, Romeinen en Germanen
Romeinse religie werd sterk beïnvloed door Grieken, de Grieken kenden veel goden. Ter ere van
de oppergod Zeus werd de olympische spelen georganiseerd.
32. Romeinse keizers werden na dood vergoddelijkt, sommige keizers lieten zich in hun leven tot
god verklaren.
33. Ook Germanen volgden polytheïsme (godenwereld)
34. Jodendom en christendom volgden monotheïsme (één god), keizers waren hier op tegen
35. 54- 68 grote stadsbrand in Rome waarin Romeinse keizer Nero de Romeinse christinen de
schuld gaf en hun liet doden