Naam: Tijd: Waar: Kennis:
Friedrich Nietzsche 1844-1900 Hoofdstuk 1 Voorloper van de wijsgerige antropologie.
Mens is een ‘wil tot macht’, gericht op hersenen en overleven. Mensen hebben geen
snelheid als dieren of een vacht, wij moeten gebruik maken van de intelligentie.
Mens is meester en vormgever van zichzelf, dit resulteert niet altijd in geluk.
Wezen met gebrek = Mangelwesen
Hoofdstuk 2 Haat de Christelijke waarden, want het draait om ‘wil tot macht’. Het goede is het
moraal van winnaars: Herenmoraal. Hiertegenover staat het slavenmoraal.
Aristoteles 384-324 v. Chr. Hoofdstuk 1 Animal rationale = dier dat kan denken
Hoofdstuk 2 Goed mens is iemand, die optimaal functioneert. Eudaimonia = volmaakt leven.
Deugdethiek: Deugden zijn houdingen, die aanzetten om het goede te doen.
Teleologische visie: We streven naar perfectie.
Theoretisch verstand:
Praktisch verstand: Is van belang bij de deugdethiek. Het vinden van de gulden
middenweg.
Hoofdstuk 6 Het kan goed zijn mee te voelen met een tragedie, laat zien hoe het is om een mens te
zijn: Catharsis.
Helmuth Plessner 1892-1985 Hoofdstuk 1 Grondlegger van wijsgerige antropologie
Aard van de mens is cultuur scheppen.
Mens is van nature ‘kunstmatig’.
Beginpunt in de biologie. Methode is fenomenologisch. Hoe verhouden mensen/dieren
zich tegenover hun omgeving.
Centrisch: Dieren handelen bij een prikkel.
Excentrisch: Mensen handelen op een prikkel, maar hebben ook een terugkoppeling
naar zichzelf.
427-347 v. Chr. Hoofdstuk 1 De ziel bestaat uit drie delen: De rede, het gemoed en de begeerte.
, Plato Menselijke ziel = onveranderlijke kern.
Lichaam = kerker van de ziel.
Dualisme: Ideeënwereld van de ziel en de wereld waar het lichaam zich bevind.
Hoofdstuk 4 De ziel is onsterfelijk. Plato onderscheidt de ware en eeuwige kennis (epistèma) en de
vluchtige mening over aardse zaken (doxa). Ware kennis is aangeboren en niet
aangeleerd.
Idealisme: De wereld van de ideeën is werkelijker dan de materiële wereld.
Hoofdstuk 6 Kunst is nabootsing: Kunst is een imitatie van de werkelijkheid – mimesis.
Kunst zal nooit de werkelijkheid evenaren, het is dus een illusie.
Sigmund Freud 1856-1939 Hoofdstuk 1 Eigendunk van de mens kreeg drie zware klappen: Copernicus, Darwin en Freud.
Nieuw: Gesprekstherapie, de psychoanalyse.
Menselijke geest in drieën: Het Ich, Es en Über-ich.
Ich: Persoonlijkheid
Es: Seksuele driften
Über-ich: Geweten
John Locke 1632-1704 Hoofdstuk 1 Tabula rasa. Herinneringen en ervaringen maken wie je bent. Hoe zit dat dan met
geheugenverlies? Verlies je dan jezelf?
Hoofdstuk 3 De natuurtoestand is een morele toestand. Er is volmaakte vrijheid en gelijkheid (recht
op leven, gezondheid, vrijheid en bezit). Er zijn daarom ook morele verplichtingen, je
mag andere niet beperken in zijn rechten, dan volgt een straf. Om een straf te kunnen
geven, moet er sprake zijn van een staat, die het recht op bezit kan garanderen.
Het volk mag in opstand komen.
Nachtwakersstaat: Overheid moet zich niet bemoeien met de persoonlijke
levenskeuzen van de burgers; alleen de voorwaarden creëren.
Hoofdstuk 4 No innate ideas: Geen aangeboren ideeën. Britse empirisme.