Rechtsfilosofie
,Week 1: introductie, rechtspositivisme en natuurrecht
Er zijn verschillende soorten vrijheid:
▪ Positieve vrijheid
→ Vrijheid van de storende afwezigheid van iets
→ Sociale grondrechten; gezondheidszorg, sociale zekerheid, goed onderwijs
→ overheid een positieve verplichting: iets doen → inmengen in je leven
→ externe belemmering: de overheid
▪ Negatieve vrijheid
→ Vrijheid van de storende aanwezigheid van iets (slavernij)
→ klassieke grondrechten = smalle moraal = garantie individuele vrijheid
→ overheid een negatieve verplichting: niks doen → niet inmengen in je leven
→ externe belemmering: de overheid
▪ Wezensvrijheid
→ vrijheid om een levenshouding te ontwikkelen, waarin de mens
onbelemmerd zijn ware aard volledig kan ontplooiien.
→ Bijv.: ontwikkelen van redelijke & sociale natuur (Aristoteles), of van
eigenschappen die de mens zo dicht mogelijk bij God doen komen (Aquino)
→ Interne belemmering = bepaalde neigingen waardoor je niet je eigen aard
kan ontwikkelen = denk aan roken → je wil gezond zijn → je bent niet
wezensvrij. Of als je verliefd bent → je wil weggaan maar je kan niet.
→ Denk aan geestelijke of lichamelijke driften
,Moraal / ethiek =
− de leer van goed en kwaad → hoe behoren we ons te gedragen
Een rechtsorde stelt ons ook in staat om vrij en verantwoordelijk te zijn:
❖ Brede moraal: door ons vrij te maken volgens een bepaald moraal
▪ invulling van hoe men behoort te leven dmv het geven van morele normen
mbt het hele menselijk leven zonder terughoudendheid: wat is goede leven.
▪ overheid is aanwezig & legt veel regels op → beperkte individuele vrijheid
❖ Smalle moraal: door ons vrij te laten, mits we andermans vrijheden respecteren
▪ Terughoudende houding vd overheid
▪ Alle regels die zijn gemaakt zijn noodzakelijk voor vreedzaam samenleven
In de loop der tijd is een verschuiving ontstaan van brede moraal naar smalle moraal:
▪ Klassieke tijd en middeleeuwen: brede, perfectionistische rechtsmoraal.
→ De rechtsorde moet het individu in staat stellen zijn natuurlijke,
volmaakte, bestemming te vinden die objectief, van tevoren vaststaat.
▪ Later, vanaf de Verlichting: smalle, niet-perfectionistische rechtsmoraal:
→ De rechtsorde moet het individu in staat stellen zijn leven zelf,
autonoom, overeenkomstig eigen idealen vorm te geven.
Overige begrippen
o Perfectionisme =
mensen voorschrijven zich volledig te richten naar een ideaal van volmaaktheid
→ bijv een land waarin de sharia geldt → moet je een goeie moslim zijn
→ regels worden opgelegd om een bepaald ideaal te bereiken
o Paternalisme =
een individu in diens eigen belang tot bepaald gedrag afdwingen
→ bijv iemand is junk en je dwingt hem tot afkicken of rookverbod
→ ik leg een regel op in jouw bestwil omdat jij het niet helemaal begrijpt
o Moralisme =
= een levenswijze afdwingen, louter omdat de overheid die goed acht
→ overheid legt bepaald gedrag op omdat hij dat moreel juist acht
→ de ander hoeft er niet per se beter van te worden: rode sokken op zondag
→ het geeft ook geen ideaal dus geen perfectionisme
, De centrale vraag is: wat is recht?
2 belangrijke stromingen die de geschiedenis vd rechtsfilosofie hebben gedomineerd:
• Natuurrecht
→ Het recht is gebaseerd op een onveranderlijke morele kern, waar de
mens geen invloed op heeft
→ Het recht moet om de status van recht te krijgen altijd beantwoorden
aan rechtvaardigheid (die morele onveranderlijke kern)
→ Wat die morele kern is wordt afgeleid uit de wezensnatuur vd mens →
het verband tussen recht en moraal bestaat van nature
• Rechtspositivisme
→ Recht = dat wat als zodanig door bevoegd overheidsorgaan is geponeerd
en effectief wordt gehandhaafd
→ Recht geldt omdat het in rechtsbronnen staat
→ De rechtspositivist acht een formeel - juist totstandkomingproces van
rechtsregels voldoende om iets als recht te erkennen
→ Immoreel recht = ook recht
→ Verband moraal & recht: slechts toevallig
Valt uiteen in 2 stromingen:
1. Normatieve rechtspositivisten:
= rechtszekerheid staat centraal: chaos is erger dan onrechtvaardigheid
Onrechtvaardig recht is ook recht en je moet je er ook altijd aan houden
als een rechtsnorm geldt (volgens formele criteria) moet men hem dan ook
gehoorzamen, ongeacht zijn morele kwaliteit
2. Beschrijvende rechtspositivisten:
= recht en moraal staan los van elkaar, onrechtvaardig recht is ook recht,
maar als een rechtsnorm geldt (volgens formele criteria), volgt hieruit niet
automatisch een gehoorzaamheidsplicht. Elke burger moet zelf naar eigen
moraal en geweten, beslissen in hoeverre ze gehoorzamen.