Onderzoeksmethoden: Theorie en Ethiek
Research Methods for the Behavioral Sciences, H1 t/m H14 (-H8) + artikelen
Hoofdstuk 1: Wat is wetenschappelijk onderzoek?
Hoewel mensen tegenwoordig langer leven en het leven makkelijker is geworden door de
technologische ontwikkelen, is de kwaliteit van het interpersoonlijke en sociale gedrag niet
per se even sterk toegenomen. Dit gedrag, zowel tussen mensen als tussen dieren, en het
wetenschappelijk onderzoek dat hiermee verbonden is, vormen de focus van dit boek.
Wanneer spreken we van gedragswetenschappelijk onderzoek?
Gedragswetenschappelijk onderzoek richt zich op het gedrag tussen zowel mensen als
dieren. Het doel van gedragswetenschappelijk onderzoek is om dit gedrag beter te begrijpen.
Hoewel anderen zich ook bekommeren om het menselijk gedrag, is er een belangrijk verschil
met gedragswetenschappelijke onderzoekers. Waar de eerstgenoemden zich vooral baseren
op persoonlijke overtuigingen, geloof of intuïtie, zijn de beweringen van sociale
gedragswetenschappers empirisch. Dit betekent dat deze beweringen zijn gebaseerd op
basis van een systematische verzameling en analyse van data. Data zijn gegevens die zijn
verzameld door bijv. observaties of metingen.
Hoewel gedragswetenschappelijk onderzoek een belangrijke bijdrage levert aan het
vergroten van onze kennis over sociale problemen en het menselijk gedrag, heeft het ook
beperkingen. Deze beperkingen worden verder in de samenvatting behandeld.
Waar baseert een 'dagelijks onderzoek' zich op?
Mensen zijn geïnteresseerd in wat er om ons heen gebeurt, waarom dingen gebeuren, en
hoe we dat kunnen herhalen of juist voorkomen. Er wordt wel gezegd dat mensen ‘dagelijkse
onderzoekers’ zijn. Veel mensen geloven dat de antwoorden op vragen over het menselijk
gedrag kunnen worden gevonden door ervaring en intuïtie. Intuïtie is echter niet feilloos en
kan leiden tot foutieve conclusies.
De neiging om te denken dat we iets hadden kunnen voorspellen dat we waarschijnlijk niet
hadden kunnen voorspellen, wordt de hindsight bias genoemd.
Wat is de wetenschappelijke methode?
De wetenschappelijke methode is een set van assumpties, regels, en procedures die
wetenschappers hanteren bij het doen van onderzoek. Het is een raamwerk voor het
verzamelen, analyseren, en interpreteren van data.
De wetenschappelijke methode stelt dat onderzoek empirisch, objectief (vrij van de voorkeur,
mening, of emoties van de onderzoeker), transparant (helder) en repliceerbaar moet zijn.
De wetenschappelijke methode resulteert in een accumulatie (opeenstapeling) van
wetenschappelijke kennis. Resultaten van het ene onderzoek worden gepubliceerd en
vervolgonderzoek bouwt daarop voort door het onderzoek te herhalen, eventueel deels te
wijzigen of iets toe te voegen, en dat vervolgens weer te publiceren.
Wat is de rol van waarden en feiten in onderzoek?
Waarden zijn persoonlijke overtuigingen van een individu. Feiten zijn objectieve beweringen
die zijn vastgesteld d.m.v. empirisch onderzoek. Omdat waarden niet kunnen worden
beschouwd als goed of fout, kan wetenschappelijk onderzoek ze niet bewijzen of
ontkrachten. De wetenschap kan wel feiten aandragen, die mensen kunnen helpen bij het
(her)vormen van hun waarden.
Het onderscheid tussen waarden en feiten is niet altijd duidelijk. Dit heeft ermee te maken
dat data geïnterpreteerd moet worden en vaak voor meerdere interpretaties vatbaar is.
1
,De rol van waarden en feiten in het onderzoeksrapport
Hoewel objectiviteit onderdeel is van de wetenschappelijke methode, is het belangrijk om je
te realiseren dat er altijd een bepaalde mate van subjectiviteit aan verbonden is en dat
waarden een rol spelen in het proces. Zo spelen waarden bijv. een rol bij het bepalen van het
wie (participanten), wat (onderwerp), en hoe (procedure) van een wetenschappelijke studie.
De wetenschappelijke bevindingen worden gerapporteerd in een onderzoeksrapport (ook wel
publicatie genoemd). Een onderzoeksrapport is een document dat de bevindingen van een
onderzoek presenteert aan de hand van een gestandaardiseerd format. In verschillende
vakgebieden wordt gebruikt gemaakt van verschillende formats. In de
gedragswetenschappen wordt meestal gebruik gemaakt van de APA.
Er zijn 2 onderdelen van een onderzoeksrapport die over het algemeen relatief subjectief
zijn: de introductie en de discussie. De methode en de resultaten van een onderzoeksrapport
horen daarentegen objectief te zijn.
Wat zijn de basistypen van onderzoek?
Er zijn grofweg 2 typen van onderzoek te onderscheiden:
- Fundamenteel onderzoek: richt zich op het beantwoorden van fundamentele vragen
over gedrag, waarbij er geen speciaal doel is anders dan het verwerven van kennis
- Toegepast onderzoek: heeft als doel het verwerven van praktische kennis om
oplossingen te kunnen bieden aan het probleem van de studie (bijv. een
interventiestudie)
Hoewel er een theoretisch onderscheid is tussen deze 2 typen van onderzoek, blijkt dit
onderscheid in de praktijk niet zo duidelijk te zijn. Fundamenteel onderzoek wordt vaak
gestuurd door praktische problemen en toegepast onderzoek heeft meestal een sterke
theoretische basis. Deze typen van onderzoek kunnen elkaar dan ook goed aanvullen en
samen leiden tot meer kennis en verbetering van de kwaliteit van leven.
Welke typen onderzoeksdesigns zijn er?
Een onderzoeksdesign is een specifieke methode om data te verzamelen, te analyseren en
te interpreteren. Er zijn grofweg 3 soorten onderzoeksdesigns te onderscheiden:
1. Beschrijvend onderzoek: heeft als doel om vragen te beantwoorden over de huidige
stand van zaken. Het biedt een inkijk in gedachten, gevoelens of gedrag op een
gegeven moment en een gegeven plaats (het is dus een momentopname). De
onderzoeker staat aan de zijlijn en grijpt niet in. Voorbeelden van beschrijvend
onderzoek: surveys (vragenlijsten), interviews en naturalistische observaties
(observaties van het gedrag van mensen of dieren in hun dagelijks leven)
2. Correlationeel onderzoek: heeft als doel om de relatie tussen 2 of meer variabelen te
onderzoeken. De meest gebruikte maat om verbanden tussen variabelen te
kwantificeren is de Pearson product-moment correlatiecoëfficiënt (r). Dit coëfficiënt
loopt van -1 tot 1
3. Experimenteel onderzoek: wordt gebruikt om onderzoeksvragen over causale relaties
(oorzaak-gevolg) tussen variabelen te beantwoorden. De onderzoeker heeft hierbij
een actieve rol (hij/zij manipuleert een gegeven situatie voor 2 of meer groepen van
individuen). Niet al het gedrag kan echter met experimenteel onderzoek
geobserveerd worden (vanwege praktische of ethische redenen)
Bij kwalitatief onderzoek worden de resultaten weergegeven in woorden. Dit onderzoek richt
zich meestal op interpretaties, ervaringen en betekenis. Voordeel: het is levendig en het
beschrijft gedrag in de originele vorm. Nadeel: het is vaak subjectief en de interpretatie en
waarden van de onderzoeker spelen een grote rol.
2
,Bij kwantitatief onderzoek worden de resultaten uitgedrukt in cijfers middels statistische
toetsen. Voordeel: het is objectiever dan kwalitatief onderzoek. Nadeel: de resultaten zijn
vaak minder levendig voor de lezer en het kan voelen alsof het verder van de werkelijkheid
af staat.
Hoofdstuk 2: Hoe stel je een hypothese op?
Het ontwikkelen van onderzoekshypothesen is een proces dat bestaat uit 3 stappen:
1. Het opdoen van ideeën voor onderzoek
2. Het uitvoeren van een literatuurstudie
3. Het formuleren van hypothesen
Hoe kun je ideeën voor onderzoek opdoen?
2 veelvoorkomende bronnen die kunnen bijdragen aan het opdoen van ideeën
zijn observaties en intuïtie. Het opdoen van ideeën door het observeren van dagelijks gedrag
of problemen wordt de inductieve methode genoemd. Hierbij vormen observaties en jouw
eigen nieuwsgierigheid de bron van inspiratie.
Hoewel intuïtie en observatie belangrijke bronnen van inspiratie zijn, is het belangrijk om je te
realiseren dat deze bronnen alleen niet voldoende zijn. Het is ook belangrijk om bevindingen
van eerder onderzoek mee te nemen bij het opdoen van ideeën en het opstellen van jouw
onderzoek.
Bij het analyseren van bestaand onderzoek zijn met name de volgende 2 punten belangrijk:
- Wat zijn de beperkingen van eerder gedaan onderzoek en hoe zorg je ervoor dat
deze beperkingen jouw onderzoek juist niet belemmeren?
- Zijn er tegenstrijdige resultaten te vinden in reeds gedane studies? In dat geval, bij
welke bevindingen sluiten jouw resultaten aan?
Het hebben van een open mind en een voorzichtige en creatieve analyse van bestaand
onderzoek zijn indicatoren voor goed onderzoek.
Hoe voer je een literatuurstudie uit?
Na het opdoen van ideeën voor onderzoek is het belangrijk om een goed beeld te krijgen van
de bestaande kennis over dat onderwerp en het eerder gedane onderzoek. Dit kan d.m.v.
een literatuurstudie door het lezen van (wetenschappelijke) artikelen en boeken over dat
onderwerp. Dit zijn primaire bronnen.
Soms zijn er ook literatuurstudies over jouw onderwerp gepubliceerd die al veel informatie
hebben samengevoegd. Dit zijn secundaire bronnen. Deze bronnen bevatten dus alleen
samenvattingen of interpretaties van andere onderzoeken.
Over het algemeen is de meest efficiënte zoekstrategie om eerst secundaire bronnen te
bestuderen voor algemene kennis en daarna te zoeken naar de meest recente,
specifieke bevindingen via primaire bronnen.
Er zijn verschillende manieren om literatuur te verzamelen: online (via bijv. Google Scholar of
online databases zoals ERIC, PsycINFO en SSCI: Social Science Citation Index), via de
bibliotheek en via docenten of experts op dat gebied. Wanneer je zoekt in online databases,
zijn keywords nodig. Dit zijn zoektermen die de basis van je interesse vormen (bijv. autisme,
geheugen of stress). Daarnaast kan je ook andere zoekcriteria gebruiken, zoals een
bepaalde tijdsperiode, auteurs of bepaalde tijdschriften.
Een handig hulpmiddel bij het opstellen van zoektermen is de thesaurus. Dit is een index met
alle zoektermen die de database beschikbaar heeft. De thesaurus biedt suggesties voor
synoniemen, bredere zoektermen (algemener), en smallere zoektermen (specifieker).
3
,Hoe formuleer je een hypothese?
Houd tijdens het lezen van literatuur de volgende 3 principes in gedachten:
- Wetten: algemene principes die in elke situatie geldig zijn. Dit zijn vaak
natuurkundige principes (bijv. zwaartekracht). Wetten zijn minder voorkomend in de
sociale wetenschappen
- Theorie: een set van principes die veel, maar niet alle, relaties binnen een bepaald
domein kunnen verklaren en voorspellen. Theorieën kunnen helpen bij het
ontwikkelen van ideeën en het opstellen van hypothesen. Dit wordt ook wel de
deductieve methode genoemd. Een goede theorie bestaat uit 4 componenten: het is
algemeen, bondig (parsimonious), het biedt ideeën voor toekomstig onderzoek en
het is falsifieerbaar
- Onderzoekshypothese: een specifieke en falsifieerbare voorspelling m.b.t. de relatie
tussen 2 of meer variabelen. Een hypothese vormt de basis voor correlationeel en
experimenteel onderzoek
De social reinforcement theory stelt dat gedrag wordt versterkt als het wordt beloond. De
definitie van beloning in deze theorie kan zowel betrekking hebben op externe factoren als
interne factoren. Interne factoren zijn niet of moeilijk te meten.
Theorieën waarin de variabelen niet kunnen worden gemeten of waarin de variabelen vaag
genoeg zijn dat ze geen informatie kunnen verschaffen om de theorie te falsifiëren, worden
tautologisch genoemd.
In zowel correlationele als experimentele designs spreekt men van afhankelijke en
onafhankelijke variabelen, maar alleen bij experimentele designs mag men spreken van
voorspellers (predictors) en uitkomstvariabelen (outcomes).
Hoofdstuk 3: Welke rol speelt ethiek in onderzoek?
Een veelvoorkomend probleem binnen gedragswetenschappen is dat mensen (en dieren)
vaak anders reageren wanneer ze weten dat ze worden bestudeerd. Een mogelijke
oplossing hiervoor is om de participanten van het onderzoek niet te vertellen dat ze meedoen
aan een onderzoek en ze onbewust te observeren. Dit brengt echter ethische vraagstukken
mee.
Wat zijn de basisprincipes van ethisch onderzoek?
Ethiek gaat over meer dan alleen zorgen over het welzijn van de onderzoeksdeelnemers.
Het heeft ook betrekking op het uitvoeren en rapporteren van onderzoek.
Als een onderzoeker betrapt wordt op het bewust wijzigen of fabriceren van data, wordt dit
wetenschappelijke fraude genoemd.
Er zijn verschillende richtlijnen en protocollen opgesteld (door onder andere de APA) voor
het uitvoeren van ethisch onderzoek. Welke richtlijnen men ook volgt, ethisch onderzoek
kent de volgende 4 basisprincipes:
1. Participanten dienen te worden beschermd tegen fysieke en psychologische schade
(voorbeeld van schending: de experimenten van Stanley Milgram)
2. Participanten dienen vrijheid van keuze te hebben om deel te nemen of te stoppen in
het onderzoek. Centraal bij dit principe staat de informed consent: een beschrijving
van het onderzoek waarin de participant wordt verteld over het onderzoek en waarin
toestemming wordt gevraagd voor deelname aan het onderzoek. De informed
consent wordt beoordeeld en goed- of afgekeurd door een ethische commissie. Een
gevaar van dit principe is dat de participant te goed op de hoogte kan zijn van het
doel van de studie en hierdoor zijn/haar antwoorden of gedrag aanpast
3. Men dient zich bewust te zijn en te blijven van de machtsverschillen tussen
onderzoeker(s) en participanten. Ook dient de onderzoeker machtsmisbruik te
vermijden en de privacy van de participant te respecteren
4
, 4. Men dient de aard en het gebruik van (de data van) de studie eerlijk te beschrijven
aan de participanten. Bij schending van dit principe is er sprake van deceptie: bedrog
of misleiding. Dit kan zowel actief (voorliegen, beweren dat het onderzoek een ander
doel heeft of de data voor iets anders wordt gebruikt) als passief (niet informeren over
de hypothesen of het mogelijke gebruik van de data) plaatsvinden. Een ander
alternatief voor misleiding is het uitvoeren van een simulatiestudie. Hierbij worden de
participanten wel volledig geïnformeerd over het doel van de studie en wordt hen
gevraagd om te reageren alsof ze zich in de gevraagde situatie bevonden. Een
nadeel van deze methode is dat het vaak geen goede weerspiegeling vormt van wat
mensen daadwerkelijk zouden doen
Een informed consent moet in ieder geval de volgende onderdelen bevatten:
1. Een beschrijving dat het om (wetenschappelijk) onderzoek gaat, de verwachte duur
van het onderzoek en een beschrijving van de procedures. Ook dient vermeld te
worden of de procedures experimenteel van aard zijn
2. Een beschrijving van de mogelijke risico's en ongemakken voor de participant
3. Een beschrijving van de mogelijke voordelen voor de participant of anderen
4. Een beschrijving van geschikte alternatieve procedures of behandelingen die
voordelig kunnen zijn voor de participant
5. Een beschrijving van de mate van vertrouwelijkheid wat betreft de gegevens van de
participant
6. Wanneer het onderzoek meer dan een minimaal risico betreft: een beschrijving van
de compensatie en een beschrijving van aanwezige medische behandelingen bij
blessures of verwondingen en wat die behandelingen inhouden of waar meer
informatie te verkrijgen is over deze behandeling(en)
7. Een beschrijving van met wie de participant contact op kan nemen in het geval van
vragen over het onderzoek of de rechten van de participant of bij verwondingen die
het gevolg zijn van het onderzoek
8. Een verklaring dat het onderzoek vrijwillig is en dat het weigeren om deel te nemen
aan het onderzoek geen nadelige gevolgen voor de participant heeft (!). Ook dient er
vermeld te worden dat de participant ten allen tijde mag besluiten om te stoppen met
verdere deelname aan het onderzoek
Nog voordat de informed consent aan een participant wordt gegeven, wordt een formulier
verstrekt waarmee enkele demografische eigenschappen over de participant worden
verzameld. Deze informatie zorgt ervoor dat de onderzoeker er zeker van kan zijn dat de
participant voldoet aan de criteria voor deelname aan het onderzoek. Na het invullen van dit
formulier en het doornemen van de informed consent volgt nog een korte (mondelinge)
toelichting over de rechten van de participant tijdens het onderzoek. Nadat de participant het
formulier zorgvuldig heeft gelezen en ondertekend, kan het onderzoek echt beginnen.
Er zijn meerdere manieren om de privacy van de participant te respecteren:
- Het anonimiseren van de data: het ontdoen van alle identificeerbare gegevens
- Het vertrouwelijk bewaren (en behandelen) van de data: de naam van iedere
participant wordt bijv. vervangen door een persoonlijke code. Aan de hand van deze
persoonlijke code kan de onderzoeker alsnog achterhalen welke gegevens bij welk
individu horen en op die manier de analyses uitvoeren
In een debriefing legt de onderzoeker het doel en de procedure van het onderzoek volledig
uit. Wanneer de participanten in eerste instantie niet (volledig) zijn geïnformeerd, is het erg
belangrijk om dit na afloop van het onderzoek zo snel en zo volledig te doen. Dit kan
eventueel gepaard gaan met een postexperimenteel interview waarin de reacties van de
participanten worden vastgesteld. Ook kan de onderzoeker een 'verdenkingscheck' uitvoeren
om te achterhalen of de participant de manipulatie of hypothese(n) kon raden.
5