Samenvatting pedagogiek
Actief leren met Kaleidoscoop
Hoofdstuk 2
2.1 elkaar ondersteunen
Actief leren is een sociaal en interactief proces. Daarom is het belangrijk dat volwassenen en
kinderen elkaar steunen en op een positieve manier met elkaar omgaan. Uit theorieën over,
onderzoeken naar en de praktijk van de ontwikkeling van het kind blijkt dat actief leren een
belangrijke voorwaarde is voor het verwerven van sociale, emotionele, intellectuele en fysieke
kennis.
Het is belangrijk dat leerkrachten een klimaat leveren waarin actief leren kan plaatsvinden:
- Delen de zeggenschap met kinderen;
- Richten zich op wat kinderen kunnen;
- Gaan oprecht met kinderen om;
- Ondersteunen het spel van kinderen;
- Hebben een probleemoplossende aanpak van conflicten.
Het bewustzijn van kinderen ontwikkelt zich door interactie
Wat kinderen van jongs af aan meemaken met de belangrijkste mensen in hun leven beïnvloedt de
wijze waarop ze zichzelf bekijken en, als gevolg daarvan, hoe ze met andere mensen omgaan. Het
zelfbewustzijn van een jonge kind ontwikkelt zich geleidelijk door deze interacties. Die ontwikkeling
bestaat uit een aantal fasen, die door sociale wetenschappers op verschillende wijze zijn beschreven.
In de visie van de psychoanalyticus Erik Erikson (1950) doorlopen kinderen drie belangrijke stadia
van sociaal-emotionele ontwikkeling:
- Vertrouwen versus wantrouwen;
- Autonomie versus schaamte en twijfel;
- Initiatief versus schuld.
In het onderzoek van de psychoanalyticus John Bowlby (1969) en de ontwikkelingspsycholoog Mary
Ainsworth en haar collega’s (1978) draait het om het belang van een band aangaan, het proces
waarin een kind zich emotioneel hecht aan zijn moeder, vader en andere belangrijke verzorgers.
Door een band aan te gaan, ontwikkelt een kind belangrijke aspecten van zijn persoonlijkheid, zoals
invoelend vermogen, kunnen meevoelen met anderen, probleemoplossend vermogen, speelsheid en
sociaal gevoel. Als een jong kind zich eenmaal aan zijn ouder(s) heeft gehecht, staat het volgens
psycholoog Margaret Mahler en haar collega’s (1975) voor de emotionele taak om een eigen
identiteit te ontwikkelen en zichzelf te gaan zien als een op zichzelf staand individu, ook al kan het
steeds een sterke band met anderen aangaan.
,De bouwstenen van menselijke relaties
Zelfbewustzijn is een abstract begrip, maar het wordt concreet als we het bekijken aan de hand van
vijf belangrijke vaardigheden die in de literatuur over de ontwikkeling van het kind zijn aangegeven
als de bouwstenen van de sociale en emotionele ontwikkeling:
1. Vertrouwen;
2. Zelfstandigheid;
3. Ondernemingsgezin (initiatief);
4. Invoelend vermogen (empathie);
5. Zelfvertrouwen.
Deze bouwstenen vormen het fundament voor de socialisatie. Ze ontwikkelen zich vooral in een
actieve leeromgeving die het ontstaan van positieve sociale relaties ondersteunt.
Vertrouwen
Vertrouwen is het geloof in zichzelf en anderen. Een jong kind durft allerlei dingen te doen als het
erop vertrouwt dat de mensen van wie het afhankelijk is de nodige steun en stimulans zullen bieden.
De ontwikkeling van het vertrouwen begint al bij de geboorte, als de ouders of andere verzorgers
tegemoetkomen aan de behoefte van een baby door hem te voeden, verschonen etc. Daardoor voelt
de baby zich veilig en zeker.
Zelfstandigheid
Zelfstandigheid is het vermogen om onafhankelijk te onderzoeken en te handelen. Het is
noodzakelijk dat kinderen een sterke band ervaren met hun ouders of verzorgers, maar ze moeten
zichzelf ook gaan zien als op zichzelf staande personen die hun eigen keuzes kunnen maken en zelf
dingen kunnen ondernemen. Baby Bram brabbelt tegen zijn knuffelbeer. Dat is een pril voorbeeld
van onafhankelijkheid. Hij heeft een eenvoudige manier ontdekt om zichzelf bezig te houden.
Kinderen die beginnen te lopen, manifesteren hun ontluikend zelfstandigheid door ‘nee’ te zeggen.
Ondernemingsgezin
Ondernemingsgezin is het vermogen om een taak te beginnen en te volbrengen: eerst een situatie
beoordelen, vervolgens een beslissing nemen en ten slotte handelen op basis van inzicht.
Ondernemingszin is al bij heel jonge kinderen waar te nemen, als ze aankondigen wat ze willen gaan
doen en hun plannen uitvoeren. Kinderen verwoorden hun handelen. Dit zorgt ervoor dat ze
doelbewust handelen, keuzes te maken en beslissingen te nemen.
Invoelend vermogen
Empathie is het vermogen om de gevoelend van anderen te begrijpen door deze in verband te
brengen met eigen gevoelens. Invoelend vermogen helpt kinderen om vriendschappen aan te gaan
en een gevoel van saamhorigheid te ontwikkelen. De eerste signalen van empathie zijn al te zien bij
heel jonge kinderen. Jonge kinderen weerspiegelen ook de gevoelens van hun ouders en verzorgers.
Omdat hun taalvermogen is toegenomen, kunnen ze hun gevoelens en de gevoelens van anderen
beter onder woorden brengen.
Zelfvertrouwen
Zelfvertrouwen is de overtuiging de wereld om je heen te kunnen beïnvloeden en er een positieve
bijdrage aan te kunnen leveren. Zelfvertrouwen kan kinderen door de problemen en conflicten
loodsen die ze in hun leven tegenkomen. Kinderen ontwikkelen zelfvertrouwen als ze steun krijgen,
,hun vaardigheden en interesses kunnen ontplooien, en ervaren dat ze in staat zijn om oplossingen te
bedenken. Als een kind per ongeluk zijn glas sap laat omvallen kan je als volwassenen het kind
zelfvertrouwen te laten krijgen. De kleuter kan de verantwoordelijkheid nemen om het sap op te
ruimen.
Zelfvertrouwen ontwikkelt zich als het resultaat van iemand eigen handelingen en beslissingen.
Kinderen lijken dat te begrijpen en verwachten dat volwassenen dat ook begrijpen, en ernaar
handelen.
Wie is de baas? Verschillende manieren van met kinderen omgaan.
De kwaliteiten van de aanpak van Kaleidoscoop worden beter zichtbaar in vergelijking tot twee
andere manieren van omgaan met kinderen: de laisser faire en de directieve aanpak.
Laisser Faire
In een tolerante en vrijblijvende opvoedingssituatie (lasser faire) wordt de sfeer vooral door de
kinderen bepaald. Het dagschema en de fysieke omgeving zijn nauwelijks gestructureerd. Kinderen
kunnen doen en laten wat ze willen. De volwassenen in deze situaties zien dit ook als het
voornaamste doel van hun opvoeding. Ze laten de kinderen met opzet met rust zodat ze met elkaar
en met de materialen kunnen spelen, en komen alleen tussenbeide als de kinderen daarom vragen,
om informatie te geven of de orde te herstellen als dat nodig is.
Een dergelijke atmosfeer is geschikt voor kinderen die onafhankelijk van geest zijn, de leiding kunnen
nemen over hun leeftijdsgenootjes en de leerkracht om hulp kunnen vragen als ze die nodig hebben.
Maar sommige kinderen kunnen gefrustreerd raken vanwege het relatieve gebrek aan structuur en
betrokkenheid van de leerkrachten. Ze weten bijvoorbeeld niet wat ze moeten doen. Een laisser-faire
sfeer biedt leerlingen veel vrijheid en hun behoefte aan spelen wordt als belangrijkste leeractiviteit
gerespecteerd. Sommige volwassenen vinden deze aanpak een goede nabootsing van het werkelijke
leven.
Directief
Kenmerkend voor de directieve aanpak is dat volwassen de activiteiten beheersen. Ze hanteren een
strak dagschema en zorgen voor een ordelijke fysieke omgeving, zodat ze de kinderen op een
efficiënte wijze het programma kunnen laten afwerken. Het aanleren van vaardigheden is het doel.
Kinderen oefenen net zo lang tot ze het voorbeeld precies kunnen namaken of een toets goed
kunnen maken. Kinderen die niet rustig kunnen blijven zitten en niet aandachtig kunnen luisteren
tijdens dit soort instructies, worden openbaar terechtgewezen of van hun leeftijdsgenootjes
afgezonderd.
Ondersteunend
De sfeer van wederzijdse ondersteuning komt vooral voor in opvoedingssituaties waarin
volwassenen en kinderen de zeggenschap delen over het onderwijs- en leerproces. In een dergelijke
klimaat zorgen leidsters en leerkrachten voor een evenwicht tussen de vrijheid die kinderen nodig
hebben om actief te leren en de grenzen die ze nodig hebben om zich in de klas of het kindcentrum
veilig te voelen.
Leerkrachten zorgen voor een ordelijke leeromgeving waarin allerlei interesses van kinderen aan bod
komen en ze houden een dagschema aan waarbinnen kinderen plannen kunnen maken en uitvoeren.
De hele dag door nemen zowel kinderen als volwassenen het initiatief tot activiteiten die kinderen
leuk vinden om te doen, waarin ze goed zijn en waardoor ze belangstelling hebben. Zelfs tijdens
, activiteiten die volwassenen hebben gekozen hebben kinderen ook zelf keuze mogelijkheid. Ze
kiezen de materialen en bepalen wat ze willen maken. leerkrachten stellen zich op als de partners
van de kinderen. Ze zijn oprecht geïnteresseerd, kijken en luisteren aandachtig naar hen, en praten
en spelen met hen vanuit betrokkenheid. Ze stimuleren kinderen en helpen hen bij het oplossen van
vraagstukken waarvoor ze tijdens de dag worden gesteld.
Als er een conflict ontstaat, staan de leerkrachten niet meteen met een oordeel klaar. Integendeel,
ze laten zien hoe het kan en betrekken kinderen bij het oplossen van een probleem. Kinderen
ervaren dan hoe bevredigend het is om een probleem te analyseren en de verantwoordelijkheid te
dragen voor hun eigen oplossingen. Problemen, fouten en conflicten zijn mogelijkheden om actief te
leren.
Een ondersteunend klimaat is heel goed voor jonge kinderen. De ondersteuning stelt hen in staat
alle aandacht te richten op hun eigen interesses en initiatieven, hun eigen ideeën uit te proberen, te
praten over wat zij aan het doen zijn, en hun eigen oplossingen te bedenken. Een ondersteunend
klimaat stimuleert en versterkt de ontwikkeling van het zelfvertrouwen, de zelfstandigheid, de
ondernemingslust, het invoelend vermogen en het zelfvertrouwen.
Verschillende manieren van met kinderen omgaan:
Laisser faire:
- Kinderen bepalen meestal wat er gebeurt. Volwassenen zijn wel in de buurt en hebben de
supervisie.
- Volwassenen doet alleen iets als de kinderen daarom vragen, geven informatie en grijpen in
als dat nodig is.
- De inhoud van het onderwijsprogramma wordt bepaald door het spel van de kinderen.
- Volwassenen hechten veel waarde aan het spel van kinderen.
- Volwassenen gebruiken meerdere manieren om de orde te herstellen.
Ondersteunend:
- Kinderen en volwassenen delen de zeggenschap.
- Volwassenen letten op de sterke kanten van kinderen, gaan gelijkwaardige relaties met hen
aan en ondersteunen het spel van de kinderen.
- De inhoud van het onderwijsprogramma wordt bepaald door initiatieven van de kinderen en
de sleutelervaringen.
- Volwassenen hechten veel waarden aan actief leren.
- Volwassenen gebruiken een probleemoplossende benadering van sociale conflicten.
Directief:
- Volwassenen zijn de baas.
- Volwassenen geven aanwijzingen en informatie.
- De inhoud van het onderwijsprogramma wordt bepaald door de leerdoelen van de
volwassenen.
- Volwassenen vinden het belangrijk kinderen te laten oefenen totdat ze iets kunnen.
- Volwassenen herstellen de orde door kinderen te straffen en hen van de groep af te
zonderen.