Samenvatting Belastingrecht 2
College 1
Hoofdstuk 3 Raamwerk Wet IB
§3.1 Inleiding
Bronnen van belastingrecht:
1. Wetten en uitvoeringsbepalingen inclusief parlementaire behandeling.
2. Verdragen + EU-richtlijnen + EVRM verdrag boven (belasting)wet (art. 94 GW).
3. Jurisprudentie uitspraken van rechtbank, gerechtshof en Hoge Raad.
4. Beleidsregels pseudowetgeving: o.a. besluiten van de staatssecretaris.
5. Algemene beginselen van behoorlijk bestuur gelijkheid en opgewekt vertrouwen.
§3.2 Belastingplicht
Raamwerk Wet Inkomstenbelasting:
Subject Wie is belastingplichtig voor inkomstenbelasting?
o Natuurlijke personen die in NL wonen (binnenlands belastingplichtige) of in NL
inkomen genieten (buitenlands belastingplichtige = slechts over inkomen dat in NL
wordt genoten bronstaatbeginsel) art. 1.1 en 2.1 IB
Woonplaatsbeginsel (art. 2.1 lid 1a Wet IB) binnenlandse
belastingplichtigen moeten inkomstenbelasting betalen, waar ter wereld ze
dat ook hebben genoten.
o Woonplaats wordt bepaald o.b.v. feitelijke omstandigheden (art. 4 AWR) sociaal
en economisch middelpunt en woonplaatsficties (art. 2.2 Wet IB):
Woonplaatsfictie iemand die ophoudt in NL te wonen en binnen een jaar
daarna weer in NL gaat wonen, blijft binnenlands belastingplichtig (ook
tijdens zijn verblijf in het buitenland) als hij in dat jaar niet elders heeft
gewoond (art. 2.2 lid 1 Wet IB).
Diplomatenfictie Nederlanders die als ambtenaar in het buitenland gaan
werken, worden geacht in NL te wonen voor de Wet IB.
Object Waarover belastingheffing?
o Verzamelinkomen (art. 2.18 Wet IB) som van inkomen uit box 1, 2 en 3.
Tarief (twee soorten):
o Progressief box 1 gebaseerd op draagkrachtbeginsel (art. 2.10 Wet IB).
o Proportioneel box 2 en box 3 (art. 2.12 en 2.13 Wet IB).
Wijze van heffing:
o Aanslagbelasting (art. 9.1 Wet IB) rekening houden met voorheffingen (art. 9.2 Wet
IB) en voorlopige teruggaaf.
o Belastingplichtige doet aangifte en inspecteur legt aanslag op.
§3.3 Inkomen en tarieven heffingsgrondslagen (art. 2.3 Wet IB)
Box 1 2 3
Betreft Belastbaar inkomen uit werk Belastbaar inkomen uit Belastbaar inkomen uit
en woning aanmerkelijk belang sparen en beleggen
alleen bij belang van 5%
in een rechtspersoon (art.
4.6 e.v. Wet IB)
Wetsartikel Art. 3.1, 2.10, 2.10a Wet IB Art. 2.12, 4.1 Wet IB Art. 2.13, 5.1 e.v. Wet IB
Tarief Progressief tarief Proportioneel 26,25% Proportioneel 30%
Bestaat uit Winst uit onderneming Regulier voordeel Twee rendementsklasse:
Loon, pensioen, (dividend) 1. Spaargelden 0,13%
1
, uitkeringen e.d. Vervreemdings- (art. 5.2 lid 1 Wet
Resultaat uit overige resultaten IB)
werkzaamheden (verkoopwinsten) 2. Overige
Periodieke uitkeringen bestanddelen
(bijv: ontvangen (5,60%):
partneralimentatie) Privébezit <5%
Eigenwoningforfait aandelen
Obligaties
Diverse forfaitaire Tweede huis
bijtellingen, zoals:
Ondernemingswoning
(art. 3.19 Wet IB)
Privégebruik auto v.d.
zaak (art. 3.20 Wet IB)
Aftrekposten Persoonsgebonden Rente Openstaande schulden
aftrekposten (PGA) Kosten adviseurs Heffingsvrije vermogen
betaalde alimentatie, (art. 5.5 Wet IB)
scholingsuitgaven,
aftrekbare giften en
uitgaven voor specifieke
zorgkosten
Verliesverrekening
Uitzonderingen: art. 3:14 lid
1 Wet IB
Belangrijke punten inzake de boxen:
In 2020 zijn: (1) eigenwoningrenten, (2) PGA, MKB-winstvrijstellingen, TBS-vrijstelling (m.u.v.
bij verlies) en (3) ondernemersaftrek maximaal aftrekbaar tegen 46% in box 1.
Er bestaat geen verliesverrekening tussen de boxen.
Rangorderegel (art. 2.14 Wet IB) wat in box 1 of 2 is belast/vrijgesteld, wordt niet meer
belast in box 3.
Hoofdstuk 4 Box 1: winst uit onderneming
§4.2 Inleiding
Belastbare winst uit onderneming (art. 3.2 Wet IB) gezamenlijke bedrag van de winst die de
belastingplichtige als ondernemer geniet, verminderd met ondernemersaftrek (art. 3.74 Wet IB).
§4.20 Ondernemersaftrek
De ondernemersaftrek is een verzamelbegrip en is als volgt opgebouwd:
Zelfstandigenaftrek (art. 3.76 Wet IB)
Startersaftrek (art. 3.76 lid 3 Wet IB)
Aftrek speur- en ontwikkelingswerk (art. 3.77 Wet IB)
Meewerkaftrek (art. 3.78 Wet IB)
Startersaftrek bij arbeidsongeschiktheid (art. 3.78a Wet IB)
Ondernemersaftrek (art. 3.79a Wet IB)
§4.3 Onderneming
Een onderneming is een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid die deelneemt aan het
economisch verkeer (maatschappelijk productieproces) met het oogmerk winst te behalen en dat
ook redelijkerwijs te behalen is:
Deelname aan economisch verkeer geen vrienden/familiedienst.
2
, Duurzaam niet incidenteel = bijvoorbeeld een tweedehands fiets verkopen (wel als je dat
op regelmatige en/of grote schaal doet)
§4.4 Ondernemers en andere winstgenieters
Ondernemer belastingplichtige voor rekening van wie een onderneming wordt gedreven en die
rechtstreeks wordt verbonden voor verbintenissen m.b.t. tot die onderneming (art. 3.4 Wet IB):
Eenmanszaak, firmant in VOF of maatschap
Beherende vennoot in een commanditaire vennootschap (CV).
Niet de partner van de ondernemer, tenzij terecht een man/vrouw-firma
Overige winstgenieters geen ondernemer, maar wel winst uit onderneming (WUO):
Schuldeisers indien hun schuld lijkt op eigen vermogen (art. 3.3 lid 3 Wet IB).
Medegerechtigde, met name commanditaire vennoot in een niet open CV (art. 3.3 lid 1a Wet
IB).
Urencriterium (art. 3.6 Wet IB) voorwaarde om als ondernemer van ondernemingsfaciliteiten
gebruik te maken:
Eisen: in kalenderjaar wordt 1.225 uur en 50% of meer van de arbeidstijd aan de
onderneming besteed.
Uitzonderingen: starters een of meer van 5 voorafgaande kalenderjaren geen
ondernemer (art. 3.6 lid 1b Wet IB) en zwangere vrouwen (art. 3.6 lid 5 Wet IB).
§4.11 Niet aftrekbare en beperkt aftrekbare kosten
Afbakening winstsfeer versus privésfeer voor kwalitatief winstbegrip:
Causaliteit oorzakelijk verband van opbrengsten en kosten en bedrijfsuitoefening.
o Belastbaar bijvoorbeeld: schadeloosstelling bij onteigening en speculatie door
een deskundige makelaar of beurshandelaar.
o Aftrekbaar zijn bijvoorbeeld uitgaven ter verwerving van een order.
o Alle zakelijke kosten zijn aftrekbaar, tenzij geen redelijk denkende ondernemer deze
uitgaven zou doen.
Zakelijk karakter van uitgaven:
o Niet aftrekbaar (art. 3.14 Wet IB): pleziervaartuigen, standsuitgaven, boeten, kosten
criminele activiteiten en agressieve dieren.
o Beperkt aftrekbaar (art. 3.15 Wet IB): eten, drank, congressen, representatiekosten
en relatiegeschenken.
Kapitaalonttrekkingen/stortingen (§4.10):
o Stortingen: overbrenging van privévermogen ondernemingsvermogen.
o Onttrekkingen: overbrenging van ondernemingsvermogen privévermogen.
o Privégebruik uit eigen onderneming:
Verkoopprijs (hoofdregel).
Inkoop/kostprijs bij goed van geringe waarde en niet moeilijk vervangbaar.
Vermogensetikettering (§4.8) vraagstuk of vermogensbestanddeel tot
ondernemingsvermogen of privévermogen behoort (functie en aard doorslaggevend).
o Verplicht ondernemingsvermogen zaken die nagenoeg uitsluitend binnen de
onderneming worden gebruikt.
o Verplicht privévermogen zaken die nagenoeg uitsluitend privé worden gebruikt.
o Keuzevermogen zaken die zowel binnen als buiten de onderneming worden
gebruikt. Er bestaat hierbij keuzemogelijkheid (binnen grenzen der redelijkheid).
Keuze is bindend voor gehele levensduur (tenzij bijzondere omstandigheid
ingrijpende verbouwing of andere bestemming). Geldt zowel voor activa als passiva
passiva volgen de activa die ermee gefinancierd zijn.
3