Werkgroep 1:
Wie kan wanneer als verdachte worden aangemerkt?
Men spreekt van een ‘verdachte’ en niet van een ‘dader’ vanwege de
onschuldpresumptie, onschuldig tot tegendeel bewezen is. Als iemand
verdachte is kunnen er allerlei dwangmiddelen op je worden toegepast.
Artikel 27 Sv bepaalt wie als verdachte kan worden aangemerkt, zoe moer
er sprake zijn van een redelijk vermoeden dat de persoon in kwestie een
strafbaar feit heeft gepleegd. Dit vermoeden moet volgen uit feiten of
omstandigheden. Uit het materiële criterium van lid 1 van 27 Sv volgen 3
criteria:
1. Ene redelijk vermoeden van schuld
2. Aan een strafbaar feit
3. Dat volgt uit feiten of omstandigheden
Hoe is een strafbepaling opgebouwd?
De strafbepaling in de meest volledige vorm bestaat uit een:
Delictsomschrijving: geeft aan welke ongewenste gedraging de wetgever
strafbaar wil stellen.
Kwalificatie-aanduiding: hoe het gedrag in juridisch opzicht moet worden
benoemd.
Strafbedreiging: welke soort straf en de maximum.
Wanneer is een feit een strafbaar feit?
De tenlastelegging een processtuk waarin de gedraging van de
verdachte staat beschreven.
Bewezenverklaring de vaststelling dat de verdachte het strafbare feit
heeft begaan.
De 4 componenten/ het vierlagenmodel:
1. Menselijke gedraging (MG), actief optreden & het nalaten om actief
op te treden. Art. 350 Sv (kan het ten laste gelegde feit bewezen
worden verklaard?)
2. Wettelijke delictsomschrijving (DO), het kwalificatieproces, Art. 350
Sv.
3. Wederrechtelijkheid (W), ‘in strijd met het recht’,
rechtvaardigingsgrond: er bestaat een grond om aan te nemen dat
de gedraging niet wederrechtelijk was. Bijv. noodweer. Gedrag is
verkeerd zonder geldend excuus.
4. Verwijtbaarheid (V), er bestaat een reëel gedragsalternatief;
verdachte had redelijkerwijs een andere optie.
Schulduitsluitingsgrond ontoerekeningsvatbaar (moordenaar heeft
een geestelijke stoornis). Hierna volgt OVAR, dan kan nog wel tbs
opgelegd worden.
DO is een bestanddeel en W & V zijn elementen.!!!: bestanddelen staan in
de wet aangegeven, elementen niet. Aan deze bestanddelen moeten
worden voldaan om van een delictsomschrijving te spreken. Bij alle
delicten waarbij wederrechtelijkheid in de delictsomschrijving voorkomt, is
de wederrechtelijkheid geen element maar een bestanddeel; “hij die
opzettelijk en wederrechtelijk …” Art. 350 lid 1 Sr. W wordt zo onderdeel
van DO. Bij mishandeling is er sprake van wederrechtelijkheid als
bestanddeel. Bij ‘dood door schuld’ is er sprake van verwijtbaarheid als
, bestanddeel.
Welke soorten delicten zijn er?
Misdrijven zijn over het algemeen ernstigere feiten dan overtredingen. In
het Wetboek van Strafrecht staan misdrijven in het tweede boek en
overtredingen in het derde boek. Onderscheid tussen overtredingen en
misdrijven is om een aantal redenen van belang:
Het bepaalt welke soort rechter bevoegd is, de absolute competentie
Poging tot overtreding en medeplichtigheid aan overtreding zijn niet
strafbaar, bij misdrijven is dit het wel.
De toepassing van dwangmiddelen, dit mag alleen bij verdenking van een
misdrijf.
Formele delicten staan in de wet omschreven als een handeling; “het
wegnemen van een goed (diefstal)”
Materiële delicten het veroorzaken van een gevolg wordt strafbaar
gesteld; doodslag Art. 287 Sr. Dit zijn gevolgsdelicten, omdat niet wordt
omschreven op de wijze waarop.
Commissiedelicten Omissiedelict Oneigenlijk omissiedelict
Een doen of handelen Het nalaten wordt Geformuleerd als een
wordt strafbaar gesteld. strafbaar gesteld, art. commissiedelict, terwijl het wordt
450 Sr. gepleegd door een nalaten.
(Moeder die haar baby die nodige
verzorging onthoudt waardoor
het kind komt te overlijden)
Wanneer er een lichtere strafbedreiging is dan het gronddelict is er sprake
van een geprivilegieerd delict. Vb: art 290 Sr, kinderdoodslag door de
moeder.
ECLI:NL:GHAMS:1977:AB7142 (Hollende Kleurling)
Relevante artikelen: Art. 180 Sr, art. 27 Sv, art. 52 Sv en art. 388 Sv. Kon
in deze casus verdachte worden aangemerkt als verdachte, art. 27 Sv?
In het arrest Hollende Kleurling oordeelde het Hof Amsterdam dat de
politie onrechtmatig had gehandeld. De verdachte, die uit de richting van
een druggerelateerd café kwam en zijn hand in zijn jaszak hield, werd
staande gehouden en gefouilleerd zonder dat er een objectief redelijk
vermoeden van schuld (art. 27 Sv) of ernstige bezwaren bestonden. Om te
spreken van een ‘verdachte’ moet er aan 3 vereisten worden voldaan:
- Individualiseerbaarheid er moeten duidelijke kenmerken zijn
waarom iemand verdachte is.
- Concretiseerbaarheid er moet een wet zijn die de daad van de
verdachte strafbaar stelt.
- Objectiveerbaarheid het vermoeden moet gebaseerd zijn op
objectieve feiten.
Het hof stelde dat deze gronden onvoldoende waren om de verdachte
rechtmatig aan te merken als verdachte. Hierdoor was het bewijs (heroïne)
, onrechtmatig verkregen. De verdachte werd vrijgesproken van zowel
drugsbezit als wederspannigheid, omdat de aanhouding niet rechtmatig
was.
HR 2 februari 1988, ECLI:NL:HR:1988:AB7881, NJ 1988/820
(Stormsteeg).
Relevante artikelen: Art. 9 lid 5 Opiumwet. Was de politie bevoegd
verdachte te onderzoeken?
In dit arrest gaat het om een man die door de Stormsteeg in Amsterdam
liep, met zijn hand stevig in zijn rechterjas. Hij schrok toen hij de agenten
zag en rende weg. De Stormsteeg stond bekend als een plaats waar
veelvuldig verdovende middelen werden gebruikt en verhandeld. De Hoge
Raad oordeelde dat er onder deze omstandigheden sprake was van
ernstige bezwaren, op grond waarvan de verdachte mocht worden
gefouilleerd. Zo was er in deze zaak wel sprake van een veroordeling en bij
Hollende Kleurling niet.
Werkgroep 2:
Wat is poging van een strafbaar feit en wat is voorbereiding van
een strafbaar feit? Is dit strafbaar?
Onder omstandigheden kan degene die probeert een delictsomschrijving
te vervullen, zonder dat hem dat lukt, strafbaar zijn. Dit komt door de
misdadige wil, die blijkt uit de beginhandelingen van een strafbaar feit.
Plan Criminele gedachten zijn vrij en nooit strafbaar, het maken van een
afspraak wat betreft de staatsgevaarlijke misdrijven in artikel 96 Sr worden
wel strafbaar gesteld (aanslag op koning).
Voorbereiding artikel 46 Sr lid 1, een gedraging die nog geen poging
maar wel een strafbare voorbereiding oplevert. Dit is wanneer de zaken
zijn bestemd tot het begaan van het misdrijf, hierbij is de opzet van de
dader toereikend voor de strafbaarheid.
Het verschil tussen de voorbereiding en de poging is dat volgens het
pogingscriterium de gedraging gericht moet zijn op voltooiing. Er moet
worden gekeken of er sprake is van concrete gevaarzetting en of men al is
begonnen met de uitvoering (de oplichting); jetzt-geht-es-los-criterium.
Poging artikel 45 lid 1 Sr, vereisten:
- Voornemen van de dader heeft zich geopenbaard
- Door een begin van uitvoering
De dader die zijn poging vrijwillig opgeeft, is niet strafbaar op grond van
artikel 46b Sr.
Absoluut ondeugdelijke poging Relatief ondeugdelijke poging
Iemand streeft naar het plegen Het middel/object is geschikt om te
van een strafbaar feit, maar dat komen tot voltooiing, maar door
doet op een zodanige wijze dat min of meer toevallige
nooit een reëel gevaar voor het omstandigheden blijft die voltooiing
slagen van dat misdrijf aanwezig uit.
is. (“een lijk kan men niet van het Strafbaar
leven beroven”)
Niet strafbaar