Bronvraag op tentamen = gaat niet over syllabus, maar eerder koppeling aan bijv. auteurs
die beide bronnen hebben geschreven. Bron verhoudt zich tot thema dat in werkcollege is
besproken.
Week 2
Hoorcollege 1
De middeleeuwen worden over het algemeen vaak beschouwd als iets dat niet goed is.
Het is een periode van afname.
Jeanne d’Arc is een persoon en goed voorbeeld waar een beeld wordt gebruikt als
symbool/figuur. Zij kreeg visioenen, peasant girl en stuurde leger aan + verklaard als saint
De middeleeuwen gaan over op lange termijn veranderingen. Europa en de rest van de
wereld zijn belangrijk in de middeleeuwen.
I. Long-term change
Van een samenleving die voornamelijk draait op slaven naar een samenleving van (vooral)
vrije personen → was een langdurige verandering.
Van polytheïsme naar monotheïsme → religie was belangrijk, deel van een grotere
beweging; Christelijke/islamitische wereld.
Van een Romeinse imperiale hegemonie naar een pluriformiteit van staten → proces van
opbouwen van steden.
In de middeleeuwen was er een periode van warmte. Dit kan worden geconnecteerd aan
een economische groei. Er was een toename van warmte, wat kan verklaren waarom er een
groei was in productiviteit.
Middeleeuwen is niet een begrip dat alleen kan worden gebruikt in Europa. Vaak worden
echter andere woorden gebruikt om het buiten Europa te omschrijven (pre-columbian). Deze
historiografie geeft ons meer inzichten vanuit verschillende plaatsen.
Middeleeuwen vs modern: Lineaire verandering en niet-lineaire verandering. Historisch
onderzoek gaat niet lineair. Belangrijk om te onthouden.
II. The “fall” of the (Western) Roman Empire
Afzetting van Romulus Augustulus in 476 n.Chr. – continuïteit in het Oosten.
Een heel oud debat...hoe gewelddadig? Hoe snel? Hoe definitief? (vergelijk de Hunnen met
de Slaven). → Vragen die steeds weer gesteld worden. De erfenis van Rome is een van de
bepalende vragen van de middeleeuwse geschiedenis.
Het overgrote deel van onze bronnen komt uit de Romeinse wereld.
Continuity in the East until 1453 (‘Byzantine’ Romanness) → Constantinople was een
tweede Rome. Grotendeels christelijk, Grieks sprekend. Noemden zichzelf niet Byzantijns;
maar Grieks/Romeinen. Je zou kunnen zeggen dat dit slechts val van het westerse rijk was.
Role of migrations (‘invasions’) → Barbaarse invasies (Romeins perspectief). Vele groepen
zijn nomadisch en bewegen/migreren veel; dragen hier dus aan bij.
,Role of Christianity (Edward Gibbon, the Decline and Fall of the Roman Empire, 1776-1789);
kan pagan rome vergeleken worden met christian rome
Economic decline? – kijken naar materiaal en de condities waarin die zich bevonden.
III. Being Roman in the 5th century
Een niet-etnische identiteit; een burgerlijke identiteit (Romeinen vs Barbaren) gebaseerd op
steden (civilis) zelfregering en sindsdien gelegitimeerd door het christendom. – Romeins zijn
was door deel te nemen aan de samenleving.
Wetten en ‘arms’ (from the Prologue of Emperor Justinian’s Code, 534) – militaire macht en
juridisch systeem - soort duel.
Groot deel was landbouw-stedelijke economie (gelimiteerd surplus ondanks het bestaan van
verscheidene handelsnetwerken) grotendeels gebaseerd op slavenhandel en privaat
grondbezit
Oorlog en (hoge) belasting → bureaucratische staat. Belastingen vaak geïnd voor oorlogen
(fundering door belastingen.
Polycentrisme (Rome (steeds minder belangrijk), Constantinopel, Antioch, Milaan en
Ravenna)
IV. Inner- and Outer-periphery
- Germaanse volkeren in de binnenste periferie (Ostrogoten, Visigoten, Vandalen,
Saksen, Bourgondiërs, Franken, Lombarden) werden steeds meer opgenomen in de
Romeinse legers – pasten zich snel aan.
- Iraans sprekende volkeren in de buitenste periferie (vaak nomadisch: Sarmaten,
Alanen)
- Volkeren van de grote Euraziatische steppe (Hunnen=Xiongnu?)
- Archeologisch onderzoek naar begrafenissen heeft uitgewezen dat ‘barbaren’
federaties van stammen waren, geleid door een klasse van krijgers (misschien wel
30% van de bevolking); er waren geen homogene etnische identiteiten → er was niet
ÉÉN etnische groep, er waren er meerdere.
Veranderingen van munten werden nu ook weergegeven met Germaanse
kenmerken/personen. Soms poseerden leiders als koningen/Romeinse keizers (op munten)
→ raar want hebben snor, geen Romeins kapsel etc.
Voor veel leiders hoorden het bekeren tot het Christendom bij het worden van keizer.
Vanaf 500 was er een verandering in de statenverhouding. Veel barbaren hadden een klein
rijk.
- Rome was een perfect model van alles wat een successor state bevatte
V. Post-Roman landscape in Western Europe and North Africa
Wat maakt een successor state:
Kleinere stedelijke centra, meestal onder leiding van bisschoppen
,Mindere landbouwproductie, minder geldcirculatie, verlies van technische deskundigheid,
verminderde geletterdheid → economie is niet meer zo sterk als dat het was, handel neemt
af, minder kennis over dingen die worden gebouwd, minder mensen konden lezen en
schrijven (veel minder geschreven werken).
Militaristische samenleving, koninklijke ideologie en een nieuwe rol voor vrouwen → deel
maken van een samenleving is meer dan alleen een member te zijn
Persoonlijke loyaliteiten, verminderde institutionele complexiteit (bijv. juridische systeem)
VI. Late Antiquity and Early Middle Ages
Verschillend beeld afhankelijk van de geografische gebieden en het type fenomenen waarop
we ons richten (Byzantijnse en vroege islamitische samenlevingen zijn ook erfgenamen van
de Romeinse cultuur)
We zien echter een overkoepelende overgang van een gecentraliseerde, zeer
bureaucratische staatsvorm naar meerdere, kleinere en minder bureaucratische entiteiten
VII. Your source this week: Caesarius of Arles, Regula ad virgines
Een monastieke regel.
Caesarius (468/70-542) en zijn zus Caesaria kwamen uit een Romeins-Bourgondische
familie: ze hadden een gemengde etnische achtergrond, Romeins en Germaan
De keuze van hem en zijn zus voor een religieus leven was niet alleen religieus, maar ook
politiek van belang. Keuze van Romeinen.
Als bisschop speelde Caesarius politieke en bestuurlijke rollen, evenals de rol van religieus
leider: hij was met name actief in het vrijkopen van krijgsgevangenen tijdens de gevechten
tussen Visigoten, Ostrogoten en Franken in Zuid-Galia.
Hoorcollege 2
I. Het idee van universele religies
Het kan op iedereen aansluiten, iedereen kan gered worden. Strategieën om anderen te
bekeren (geweldloos of gedwongen).
- Ideeën van redding → na dood wordt je gered. Men was erg bezorgd over wat er
gebeurde na je dood.
- Niet-tribale, niet-etnische religie (bijvoorbeeld vroege debatten in het christendom
over de vraag of besnijding nodig is) → men kon zich bekeren.
- Schriftuurlijke “kern” → gebaseerd op geschreven werken, scriptures (bijbel, koran,
sutras). Bevat een aantal dingen waar veel op wordt gebouwd. Pagan had geen
schriftelijke kern.
- Rituelen (bijvoorbeeld uitvaart rituelen, geboorte) → ‘ritual service’; wanneer men op
een zwak punt is. Voor christenen is dit doping. Veel Europeanen waren niet
christelijk. De rituelen geven antwoorden op religieuze vragen.
II. Bekeren
Is een lang proces, niet alleen doping; nieuwe leefstijl, rituelen en sociale structuren.
, Theoderic Koning van de Ostrogoten (Arian Christian)
Clovis Koning van de Franken (Katholieke christendom)
De rol van vrouwen die gezinnen bekeren – werd in Romeinse religie gedacht dat vrouwen
geen ziel hadden en dus niet gered hoefden te worden.
- Christendom was eerst voornamelijk voor vrouwen, want mannen moesten voor het
burgerschap de keizer als god zien en dat ging dus niet samen. Vrouwen waren dus
eerder bekeerd.
Conversion van leiders om zo de bevolking te bekeren. Dit was een groter doel van
missionarissen, want dit was het makkelijkste om zo het volk mee te krijgen. Conversie ging
niet zonder grote verandering in het leven. Alleen door steun van leiders was bekeren een
succes.
- Seculiere steun aan missies
III. Main characteristics of the Christian mission
Apostolisch model (van de Grieks-Romeinse kerngebieden tot de volkeren van buiten de
Limes) – missionarissen zien henzelf als apostels.
De doop als teken van bekering
Onderhandeling tussen bestaande en nieuwe overtuigingen (rol van wonderen, amuletten,
rituelen)
Schriften en scripts (uitbreiding van het rijk van het Latijnse schrift in het Westen)
Een langdurig proces (het Scandinavische schiereiland werd pas in de 12e eeuw
gekerstend, de Baltische gebieden in de 13e en 15e eeuw) – niet alleen oude geloven die
door blijven gaan; de periferieën duren eeuwen om te bekeren. Vele landen zijn pas erg laat
in de middeleeuwen bekeerd (Scandinavian peninsula in 12th c. – Baltische regio’s in de
13th - 15th c.).
IV. Competing Christian creeds
Christianity is divided – zijn verschillende types die een fundamentele core delen, maar wel
onderling discussies hebben over christus. Christian sects worden als ketterij neergezet,
zouden de eenheid van de kerk opsplitsen:
- Manichaeism → eigen rituelen, tradities + afro-eurasian religie
- Arianisme
- Nestorianisme
- Donatisme
Ecumenical Councils: Nicea (325), Constantinople (381), Ephesus (431), Chalcedon (451).
Assemblies om te beslissen wat als ketterij kan worden beschouwd.
Midden van de middeleeuwen, wordt Rome centrum van de kerk, dus veel veranderd.
V. Syncretism and the cult of the saints
St. George – Mary Magdalene – Local saint cults vs. pan-Christian saint cults – Dynastic
and community saints – Veneration of relics, especially of the martyrs – Saint cults related to
foundations of churches – Pilgrimage