Coachen als professie
Hoofdstuk 1
Waarom coachen?
Mensen hebben minder tijd en meer stress dan normaal. Burn-outs liggen op de loer. Op elke plek waar
verandering gewenst is, kan een coach optreden. Dit omdat een coach zich bezig houdt met:
- Leerproces
- Verandering
- Ontwikkeling
Bovendien is coaching vooral doel- en resultaatgericht in plaats van probleemgericht. Het blijft niet
hangen in problemen.
Inspiratie en motivatie zijn intrinsiek. Ze moeten van binnenuit komen en kunnen niet van buitenaf
opgelegd worden. De mens die zich wil ontwikkelen zal bereid moeten zijn offers te brengen. Intrinsieke
factoren (de wil, het verlangen, innerlijke noodzaak, bereidheid tot offers, doorzetten) vormen belangrijke
voorwaarde voor de effectiviteit van coaching.
Coaching is een vorm van begeleidingskunde (net als counseling, supervisie en psychotherapie). Het
verschil met coaching en counseling is echter aan het vervagen. Het woord counseling werd vroeger
aangegeven voor het begeleiden van mensen op diepere lagen in de persoonlijkheid: het verkennen,
herkennen en beter omgaan met persoonlijke kwetsuren. Coachen gebeurde meer op het niveau van
gedrag. Tegenwoordig gaat coachen ook dieper in op de diepere lagen, zoals overtuigingen, waarden etc.
In het algemeen houdt coaching zich bezig met faciliteren van cognitieve, emotionele en
gedragsverandering, gericht op het bereiken van doelen.
Het is gericht op ‘gezonde’ mensen zonder psychische diagnose. Kernthema’s van coaching:
Gelijkwaardige relatie
Faciliteren van inzicht, leren en ontwikkeling: wil van cliënt belangrijke rol
Eigen kracht cliënt
Bereiken van doelen (toekomst) en soms analyseren problemen (verleden)
Gericht op de persoon
Gebeurt methodisch
Naast methoden en technieken heeft coaching ook een fenomenologische kant. Dit betreft het kunnen
ingaan op de directe, intuïtieve ervaringen van verschijnselen die zich voordoen in de belevingen van de
cliënt, waarbij het niet-weten een gegeven is. De coach ziet dat er een belangrijke ervaring voordoet en
weet niet wat het is, maar kan het fenomeen als het ware als ‘werkelijkheid’ hanteren.
Coachen: ‘Is het op methodische en fenomenologische wijze faciliteren van het leer- en
ontwikkelingsproces van de cliënt teneinde de cliënt te helpen in zichzelf te veranderen wat hem
belemmert en te versterken wat hem stimuleert, om zijn doelen te bereiken.’
Coachen is geen beschermend beroep. Toch zoeken opdrachtgevers en cliënten steeds vaker naar
professionele coaches, die bijvoorbeeld zijn aangesloten of geregistreerd bij de NOBCO/EMCC en door
middel van een EIA-accreditatie zijn ingeschaald op een bepaald competentieniveau.
Coachee: ‘De persoon die binnen een gelijkwaardige werkrelatie wordt gecoacht door een professionele
coach om zijn doelen te bereiken.’
De coach zegt: ‘Wij zijn gelijkwaardig. Ik ga ervan uit dat je zelf de antwoorden op je vragen in je hebt en
ik wil je helpen die antwoorden boven water te krijgen en zelf te ontdekken wat je zou kunnen
veranderen (belemmeringen) of versterken (stimulansen) om je doelen te bereiken’.
4 uitgangspunten die bij de pathologische kijk op de klinische psychologie behoren:
1. Klinische pathologie houdt zich bezig met psychopathologie (stoornissen)
2. Klinische problemen verschillen in aard en hevigheid van ‘normale’ problemen
3. Psychische problemen zijn psychische afwijkingen en zijn te vergelijken met medische en
biologische ziekten
4. De psycholoog moet de ziekte identificeren (diagnosticeren) en de stoornis behandelen
(genezen)
Dus werd de psychologie ‘gepathologiseerd’. Coaching blijft ver van de pathologische hoek vandaan. Het
gaat om verschil in uitgangspunt. De ziekte wordt niet benadrukt, maar dat wat versterkt kan worden.
Coaching is in eerste instantie vaak werk-gerelateerd. Hierin ligt vaak een persoonlijke vraag of knelpunt.
Verschillende aangrijpingsniveaus:
o Gedrag coaching/training-on-the-job. Het leren van professionele handelingen of juist
uitvoeren van taken door oefenen. Coach pakt vooral actiegericht en instrumenteel aan.
o Strategie coach richt zich op iemands mentale vermogens, het denkvermogen.
, o Overtuiging verandering is lastiger dan op gedragsniveau. Biedt eerste ingang tot iemands
persoonlijkheid.
o Identiteit hier raak je dieper iemands persoonlijkheid. Wie ben ik. Stuurt de overtuiging aan.
o Zingeving arbeids-gerelateerd: Waarom doe ik dit? Waarom ben ik hier?
Hoofdstuk 2
Coaches zijn er altijd al geweest. Toch wordt Socrates gezien als de ‘stamvader’ van de
coachingsprofessie vanwege de manier waarop hij de ‘kunst van het niet weten’ beoefende en zijn grote
beheersing van de dialoog en de kunst van vragen stellen. Hij was iemand die graag vragen stelde en
argumenteerde. ‘Ken u zelve’. In orale cultuur ligt de nadruk op collectieve menselijke verbanden:
mensen hebben elkaar nodig om te weten wat er in de samenleving gaande is, en luisteren naar elkaars
verhalen. Socrates wordt in onze tijd gezien als vader van de westerse humanisme. Zijn grondhouding
was die van niet-weten. Ondanks de bijnaam horzel deed hij dit op een sympathieke manier.
7 kenmerken van socratische gespreksvoering:
1. Duidelijke vraagstelling
2. Onderzoekt de bereidheid van de ander om in gesprek te gaan
3. Verwacht van de ander dat deze zegt wat hij er zelf van vindt
4. Moedigt de ander aan om kort, bondig en in heldere bewoording te spreken
5. Gesprekpartner medeverantwoordelijk voor gesprek
6. Betekenis aan woorden door concrete voorbeelden
7. Begrippen definiëren
De humanistische psychologie ziet de mens als geheel; er werd integratief gewerkt ipv analytisch. Dit
richt zich op het geheel, de holistische blik. Dat past bij de coaching. De humanistische psychologie gaat
er tevens vanuit dat ieder mens uniek is. Dit is ook door coaching overgenomen.
Carl Rogers heeft met zijn denken en handelen grote invloed gehad op manier waarop de relatie tussen
mensen tot stand komt. ook grondlegger voor coaching
In 2003 werd de stichting Nederlandse Orde voor BeroepsCoaches (NOBCO) door Alex Engel
opgericht. De coachingbranche kreeg ook zijn eigen vakblad: Nederlands Tijdschrift voor Coaching later:
Tijdschrift voor Coaching.
Er kwamen erkenningen om de kwaliteit te waarborgen, meer erkende opleidingsinstituten en
internationale samenwerking met de European Mentoring & Coaching Council (EMCC).
Naast de School voor Coaching en Associatie voor Coaching werd in 2003 de Alba-academie opgericht.
Er zijn vanuit de EMCC 4 niveaus voor het functioneren van coaches ontwikkeld:
Foundation: coach met eenvoudige basisopleiding en 50 uur praktijkervaring
Practitioner: coach met beroepsopleiding en 100 uur praktijkervaring
Senior practitioner: coach met beroepsopleiding en 250 uur praktijkervaring
Master: coach met masteropleiding en 500 praktijkervaring en levert een bijdrage aan het vak
Om legitiem te kunnen coachen zouden we in de toekomst de volgende vragen positief moeten
beantwoorden:
- Heeft de coach een erkende/geaccrediteerde opleiding en training gevolgd?
- Is de coach geregistreerd bij de beroepsorganisatie?
- Is de coach bevoegd om op dit niveau te coachen?
- Onderhoudt de coach zijn permanente educatie en herregistratie?
- Effectiviteit: kan de coach zijn resultaten aantonen?
Hoofdstuk 3
Coachen heeft te maken met veranderen en veranderen heeft te maken met leren of afleren en loslaten.
Volwassenen hebben al van alles meegemaakt en hebben alles een bepaalde betekenis gegeven, met als
gevolg bepaalde manieren van reageren en handelen. Dit noemen we referentiekader. Het werkt als
een filter en een ordeningsmechanisme.
Behalve het referentiekader hebben we in coaching ook te maken met iemands leervermogen.
Als het gaat om de lerende mens, hebben we altijd te maken met:
De wil
De persoonlijke eigenschappen
Sociale context
Referentiekader
Cognitieve leertheorie
Deze gaat uit van een actievere rol van de mens in zijn leerproces, in wisselwerking met zijn context. De
nadrukt komt te liggen op mentale processen. Het gaat daarbij om het opnemen,
opslaan en terugvinden van informatie, waarbij het gebruik van taal en symbolen
een belangrijke rol spelen. Mensen vormen mentale beelden, mentale
representaties van at er is geleerd. Albert Bandure (sociale leertheorie).
, Wanneer mentale beelden verkeerde betekenissen of conclusies hebben noemde hij dit valse cognitieve
modellen.
Humanistische theorie
Dit was een reactie op conditionering. Maslow en Rogers zijn belangrijke vormgevers. Niet alleen de lage,
primitieve motivering kreeg een plaats, ook het hogere behoeftepiramide.
In het leerproces moest je je gevoelens kunnen uiten in een sfeer van wederzijds vertrouwen en
acceptatie zonder oordeel.
Ervaringsleren
In elk leerproces is ervaring een belangrijke factor. De leercyclus van kolb schenkt aandacht aan de
ervaring. Hij onderscheidt vier leerstijlen, neergezet op twee assen. De eerste as is concreet leren VS
abstract leren. De tweede as is actief leren VS reflectief leren.
Type 1 beschouwelijke type (divergeerder of dromer). Leren door situaties te overzien. Kunnen goed
plannen en ideeën bedenken maar minder goed besluiten nemen.
Type 2 denker (assimileerder). Eerst een theoretisch beeld vormen en daarna toepassen. Tegenpool
doener
Type 3 combineert overdenken en begrijpen met toepassen (convergeerder). Doelgericht
Type 4 actie, experimenteren en ervaring opdoen (accommodeerder) doener.
‘Leren is het proces waarin kennis wordt gecreëerd door het transformeren van de ervaring’
KARMA-methode
Knowlegde -> kennis, begripvorming. Hieronder valt cognitieve aspect uit inclusive-model.
Action -> leren door actief doen. Fysieke aspect in inclusive-model
Reflection -> nadenken over het geleerde en de ervaring. Behelst het gehele inclusive-model
Meaning -> fase van betekenisgeving. Vast onderdeel van reflectie.
Art -> artful wisdom. We zijn gegroeid van kennis en kunde naar wijsheid. Doorgeven aan anderen.
We onderscheiden twee hoofdvormen van reflectie:
o Reflecteren op persoonlijk functioneren (zelfreflectie) wie ben jij, wat is je diepere
motivatie, wat zijn je doelen. Waarom doe ik het zo. Wat heb ik bereikt.
o Reflecteren op beroepsmatig handelen professioneel handelen en resultaat daarvan
De STARR-methode werkt als volgt:
- Situatie
- Taak
- Actie
- Resultaat
- Reflectie
Bij het reflectiemodel van Korthagen bestaat uit 5 fasen:
Fase 1: handelen
Fase 2: terugblikken (wat is er gebeurd)
Fase 3: bewustwording (wat was daarin belangrijk voor mij?)
Fase 4: alternatieven ontwikkelen (tot welke voornemens leidt dat?)
Fase 5: uitproberen
Het gaat bij reflecteren niet zozeer of je je werk wel of niet goed hebt gedaan, dat is evalueren. Goed of
fout wordt bij reflecteren achterwege gelaten.
Intervisie is een vorm van leren en groepsreflectie door het leren van en met gelijken. Het is het
professioneel en systematisch bespreken van persoonlijke en werkervaringen of problemen, gericht op
ieders leerproces in de groep. Mogelijke werkvorm van intervisie:
1. Reflectie vorige intervisie inbreng
2. Nieuwe inbreng casus
3. Analysefase: groep stelt vragen
4. Bewustwordingsfase: eigen rol en aandeel in situatie
5. Verbreding naar de groep: andere perspectieven
6. Evaluatie en vervolgafspraken
Belangrijke voorwaarden voor intervisie:
o Veiligheid
o Vertrouwen
o Verwachtingen
Hoofdstuk 4
Formele beroepsethiek: gedragsregels zoals wetten en formele uitspraken waarin de waarden en
doelen van het beroep zijn vastgelegd